St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

HIJ SCHREEF ZIJN TESTAMENT IN BROOD EN BEKER

voetwassing Witte Donderdag

Jezus wist dat zijn uur was gekomen. Tijd om van deze wereld over te gaan naar de wereld van zijn Vader. Hij wist dat, zijn leerlingen wisten het niet. Aan het begin van de maaltijd moet ook Jezus niet zozeer gedacht hebben aan 't einde. Er zijn zoveel dingen waar je aan moet denken als je een etentje organiseert: de uitnodigingen, hoe je de gasten over de tafel gaat verdelen, de drank, het eten, en al die conversatie. Maar dan, als het feest goed op gang is, en het einde dichterbij komt, dan valt de conver­satie stil. Het ogenblik waar iedereen vanaf 't begin eigenlijk bang voor was, Jezus zelf ook. Hij wist, zelfs een kind had het kunnen weten dat Jezus verraden zou worden, gearresteerd, in elkaar geslagen, gemarteld, ge­pest en getreiterd, op het kruis geslagen, en uiteindelijk geliquideerd. De dood zou na dit alles kunnen komen als een diepe troost!

Dit alles wetend, zo schrijft Johannes, staat Jezus van tafel op. Alle conversatie valt stil. Ze hebben het gevoel dat er iets gaat gebeuren. Ze hadden dat gevoel trouwens de hele avond al. Judas had hen in het donker verlaten. Waar was die heen, wat ging hij doen, wat gebeurde er allemaal? Er was sprake geweest van verraad. Was dit dan de laatste keer dat ze bij elkaar waren? Waarom sprak Hij van een beker die Hij niet meer zou drinken, voordat alles voltrokken zou zijn? Een merkwaardige sfeer. Iedereen luistert naar de laatste woorden. Die woorden worden later heiligverklaard! Het is alsof iemand, in eenvoudige woorden, zijn testament uitspreekt. Zou Jezus nu om een stuk perkament vragen om daar de consecratiewoorden op te schrijven?

Niets van dat alles. Jezus legt zijn bovenkleed af. Een kleed draag je om er netjes en voornaam uit te zien. Een kleed is een teken van waardigheid. Dat legt Jezus af. Hij doet afstand van zijn waardigheid. Hij heeft zichzelf ontledigd, en is niet meer dan een dienst­knecht, het aanzien niet waard. Zo zag Jezus eruit, toen Hij de voeten van zijn leerlingen ging wassen. Petrus begreep dat en protesteert! Jezus gaf een voorbeeld, hoe wij mensen elkaar van dienst moeten zijn. De leerling staat niet boven de meester, en de meester ge­draagt zich als een dienaar.

Als je uit liefde de voeten van iemand wast, dan concentreer je je niet langer op jezelf. Je richt je op degene van wie je de voeten wast. ‘Begrijpen jullie wat Ik gedaan heb?’, zegt Jezus. Jullie noemen mij leraar en heer, en terecht, want dat ben ik, maar als ik, de heer en leraar, jullie de voeten was dan geef ik jullie een voorbeeld. Waarom vertelt Johannes ons dit verhaal? Waarom geen woord over het breken van het brood en het drinken van de wijn? Dat vinden we wél terug in de tweede lezing van vanavond, uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs. Het is het oudste Bijbelverhaal dat weergeeft hoe Jezus zichzelf, zijn lichaam, aan ons geeft als gebroken brood, en zijn bloed als een beker uit­gegoten wijn. Tekenen waarin wij de Zijn wederkomst verkondigen.
Niets van dit alles in het evangelie van vanavond. Daar staat de voetwassing centraal. Meende Johannes dat dit gebaar een beter symbool was voor ons dan het breken van het brood? Duidelijk is dat Jezus niet alleen de voeten van zijn vrienden wast, maar vooral ook hun oren. Hij wast vanavond de voeten en de oren van ons allemaal: gelovigen en ongelovigen, oud en jong, heiligen en zondaars, souteneurs en prostituees, pausen en bisschoppen, heersers en onderdanen, hongerigen en verzadigende, gekleden en naakten. Hij waste en waste. Het was zijn bedoeling er nooit mee op te houden, want Hij zei: ‘Be­grijpen jullie wat Ik aan het doen ben? Ik geef jullie een voorbeeld van hoe jullie onder­ling te werk moeten gaan. Wast elkaar de voeten, en dan breek je samen het brood, en drink je de wijn met elkaar over de hele wereld, totdat jullie zelf het Koninkrijk hebben ingewassen, ingegeten en ingedronken.’.

Jezus schreef zijn Testament in Brood en Beker, maar vooral ook in Dienstbaarheid. In de eerste lezing, het Exodusverhaal, hoorden we over het Paaslam dat geslacht wordt als begin van de Uittocht. Voor de evangelisten is het duidelijk: Jezus is de nieuwe Koning, het Lam Gods, die ons zal wegvoeren uit het slavenhuis van dood en zonde. We staan niet aan de vooravond van de dood, maar aan de vooravond van een nieuwe Uittocht. Zelfs de dood zal overwonnen worden! Hoe? Door de weg van dienstbaarheid te volgen. De weg van het er zijn voor elkaar. Jezus is daar duidelijk in. Hij zal teruggaan naar zijn Vader in de hemel, na zijn hele leven getuigenis te hebben afgelegd van zijn Vader, van Zijn Koninkrijk en zijn Gerechtigheid.

De leerlingen liggen met Jezus aan tafel. Dat hadden ze meer gedaan. Maar ze voelen dat het dit keer ánders zou aflopen. De leerlingen voelen op deze laatste avond dat hun Heer zijn Testament aan het schijven is in Brood en Beker. Wij vertellen elkaar het verhaal van Jezus’ liefde door. Vooral op Witte Donderdag, het begin van de nieuwe Uittocht uit de slavernij van dood en ondergang. En wij blijven, ook in onze tijd, dat verhaal aan elkaar doorvertellen: van vader op dochter, van moeder op zoon. En wij mogen weten, telkens wanneer wij Eucharistie vieren, dat dat een opdracht inhoudt om niet te rusten zolang er waar ook ter wereld nog lichamen worden gebroken en onschuldig bloed wordt vergo­ten. Onze Uittocht en onze Doortocht zijn nabij! Dat willen wij vanavond vieren. In Gods naam: sámen komen we eruit, de Uittocht van Goede Vrijdag gaat beginnen!

Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
Locatie: H. Augustinus