St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

SACRAMENTSPROCESSIE

sacramentsprocessie

Van 1959 tot 1965 heb ik op een klein­seminarie gezeten in Limburg, in het plaatsje Cadier en Keer, vlak bij Maastricht. Wat me het meest is bij gebleven, zijn de processies op sacra­ments­dag. Triomfantelijk werd het Lichaam des Heren rondgedragen, begeleid door de diverse fanfares. Het hele dorp liep toen nog in de processie mee. Dagen van tevoren werden er rustaltaren gemaakt, en prachtige lopers gelegd op de straten, van gekleurd mergel en bloemen. Overal hingen de vlaggen uit. We trokken met het ‘Allerheiligste’ door de straten, via buurten en gehuchten. De tocht duurde soms vele uren!

Deze processies hadden niets te maken met een demonstratie of een protestmars. Wij trokken door de straten, niet om ons zelf, maar om de Heer te laten zien. We liepen niet met gebalde vuisten maar met biddende handen. Bij de rustaltaren zongen we geen protestliederen, maar liederen van lof en dank aan God. Wij trokken met het Allerheiligste door de straten, langs de woningen, voorbij scholen en werkplaatsen, opdat God onze huizen, scholen en werkplaatsen zou zegenen.

In een processie loop je samen. Op je eigen houtje kun je geen processie houden. Een sacramentsprocessie is geen privédevotie, het heeft te maken met ons gezámenlijk geloof. Boven de rivieren zijn we altijd zuinig geweest met processies. Ze waren trouwens in die tijd nog verboden. De processies werden daarom gehouden in de tuin van de pastorie, die meestal gelukkig nogal groot is uitgevallen! Alleen de Sint-Jans-processie in Laren heeft het uitgehouden. Morgen, op het feest van Sint Jan trekt die processie weer, maar dan ter ere van Sint Jan de Doper (feest op 24 juni). Maar ook in andere plaatsen boven de rivieren komen de processies weer op gang, zoals op de Amsterdamse grachtengordel en in Amsterdam-zuid.

Op deze sacramentszondag horen wij vanmorgen in het Evangelie over een ‘brood-wonder’. Wij vernemen opnieuw dat Jezus tot de menigte spreekt over de komst van het Rijk Gods en dat Hij mensen geneest (Lucas 9:11b). De leerlingen zijn enthousiast. Jezus’ woorden schieten raak. Ze zijn enthousiast over zijn succes. Hun meester heeft het weer eens goed gezegd! En dat niet alleen, Hij heeft zijn mooie woorden omgezet in daden! Nu begint de avond te vallen. Veel mensen zijn de hele dag bij Jezus gebleven, hebben aan zijn lippen gehangen. De dag is bijna om en nu de mensen honger hebben, willen de leerlingen hen wegsturen: ‘Stuur de mensen weg, dan kunnen ze naar de dorpen en gehuchten in de omtrek gaan om daar onderdak te vinden, want hier zijn we op een eenzame plek’. Maar Jezus antwoordde: ‘geven jullie ze maar te eten!’ (Lucas 9:12-13)

De leerlingen zeggen dan: ‘we hebben maar vijf broden en twee vissen?’ Jezus geeft hen een teken. Hij spreekt over het brood een dankgebed en geeft ze terug aan de leerlingen en zegt: deel maar uit. Deel wat je hebt, al is dat nog zo weinig. Je zult zien, dat als wij mee delen, er altijd genoeg is! Dat verhaal hebben de leerlingen van Jezus doorverteld aan hun vrienden, en zo is 't uiteindelijk bij ons terechtgekomen. En vertellen wij met dezelfde eerbied dat verhaal door aan onze kinderen? Want zo houden wij Jezus levend in ons midden. Zo krijgt Hij handen in voeten, heel concreet, in ons eigen bestaan. Bij de communie ontvangen we geen ‘stukje van Jezus’: Het is ’n uitnodiging om - al etend en drinkend - gevoed te worden met Jezus' mentaliteit. Daar word je als mens beter van, omdat je in je mens-zijn toegroeit naar Gods beeld en gelijkenis.

Jezus heeft Zich niet aan ons gegeven om Zich weg te laten stoppen in een gouden huisje, maar om Zich te laten zien. Wij mogen het brood breken en delen, als uitdrukking van ons leven, en als aansporing om het beste in onszelf te delen met elkaar. Niet voor niets zegt Jezus: ‘als je aan het altaar komt, en je herinnert je, dat iemand iets tegen je heeft, laat dan je gaven bij het altaar achter en ga je eerst met je broeder verzoenen. En kom dan terug!’

Soms denk ik weleens dat het vroeger gemakkelijker was. Je zat als misdienaar in een rode toog eerbiedig voor het sacrament tijdens het lof, een uur van aanbidding van het Allerheiligste. Dan kon je je echt even terugtrekken uit het gewone leven. Even bij God zijn, even bij God in de hemel zijn. Vandaag de dag moet je wel weten wat je doet als je ‘ja en amen’ zegt bij het ontvangen van het Brood. Dan moet je weten wat daarvan de consequenties zijn, wat er van je gevraagd wordt. Eucharistie vieren is: de uitdaging durven aangaan om deze wereld en jezelf beter te maken. Eucharistie is niet alleen een gave van God, maar ook een opgave: om te zijn - om je te gedragen - zoals Hij.

Zo kan de Eucharistie een halteplaats worden voor onderweg, waar je even op verhaal kunt komen, waar wij elkaar in geloof kunnen ontmoeten en met elkaar ons geloof mogen delen. Even uitrusten van de voorbije week, dankbaarheid uiten en verdriet verwerken, maar ook uitzien naar de dag van morgen, om dan samen weer op weg te gaan, onder de zegen van God. Maar op zondagmorgen is de kerk geen verblijfplaats, maar een halteplaats. Even stilstaan en dan weer verder trekken. Na de Eucharistie komt je leven van alle dag, met zijn ups en downs. Dan moet blijken, als het goed is, dat je door alles heen, zelfs door ontrouw en zonde heen (denk maar aan Petrus), toch telkens weer ertoe wordt opgeroepen ‘één uur met Jezus te waken’ om daarna het wel en wee van elke dag weer aan te kunnen. We kunnen er - als kinderen van God – dan weer een tijdje tegen!

Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
Locatie: H. Augustinus