MENSEN LOPEN HET HUIS UIT

Heeft u dat wel eens meegemaakt dat de mensen jou geweldig vonden, interessant, de moeite waard en dat je naderhand werd afgemaakt door diezelfde mensen? Dat ze zeiden: hij kan doodvallen, hij met zijn verhalen, hij met zijn God, hij met zijn smoesjes. Hij kan weg, hij hoeft niet meer, hij is verkocht. Die dingen gebeuren. Er was eens een man die ze koning noemden en toen werd hij verkocht voor dertig zilverlingen: Jezus van Nazareth, een mens als jij, niet in een huis, niet in een auto, niet eens een steen om zijn hoofd op neer te leggen. Een van die miljoenen ontheemden, mensen waar ze maar mee doen, meer underdog dan superstar. Jezus van Nazareth, besproken, beschreven en verfilmd, maar altijd nog meer honger en pijn geleden dan het tuig dat geld aan Hem verdiende. Die dingen gebeuren. Wist je dat?

Mensen lopen het huis uit, de straat op, Hem tegemoet. Eindelijk iemand met het hart op de tong, - eindelijk iemand met geen blad voor de mond, - eindelijk iemand om je aan vast te houden; de stad leeft er van op. Maar als een slang verscholen roeren de machten zich: afwachten, loeren, strikken zetten. Eindelijk is Hij binnen handbereik, de onrustzaaier, de volksmenner, de arrogante ketter, gevangene in de stad. Terwijl het feest nog duurt, worden de plannen beraamd, Toegejuicht, verwelkomd, - verdacht gemaakt en opgepakt op een en dezelfde dag. Het kan blijkbaar allemaal!

Hij gaat zijn kruisweg, zoals elke mens - vroeg of laat - zijn kruisweg gaat. Als de zon verduistert, als het verleden wordt stukgescheurd, als de nacht van de eenzaamheid een mens stervensmoe maakt, dan blijft alleen nog maar het koude, onbarmhartige kruis. Dan denk je als mens: nu is mijn levensweg definitief op een dood spoor gekomen, nu houdt alles op! Het is de eenzame klacht van 'n mens die zich weg voelt glijden in een diepe afgrond.

Nu houdt alles op. Dat gevoel moet ook Jezus hebben gehad, toen Hij tijdens zijn zware gang naar Golgotha een ondraaglijke last op Zijn schouders gedrukt kreeg. "Waar gaat 't met me naar toe?" moet Hij gedacht hebben. "Mijn God, mijn God, waarom laat U mij nu alleen? Waar eindigt mijn levensweg?"

Hier scheiden de wegen van mensen zich. Voor ongelovige mensen eindigt dit alles in het oeverloze niets, in totale duisternis, in de leegte van voorgoed voorbij. Voor gelovige mensen, voor Jezus zelf, eindigt dit alles in de handen van God. Geborgen zijn in de palm van Gods hand. In zijn doodsangst roept Jezus ook om die God: dat die God Hem in zijn hand wil bergen en Hem voorgoed thuis zal roepen. Jezus heeft zijn twijfels en  angsten, maar Hij weet dat Zijn leven nooit voorgoed te pletter zal lopen in het graf van voorbij. Hij weet als geen ander dat niemand valt, of hij valt in de handen van de levende God.

Palmpasen 2009: overal ter wereld staan mensen stil bij 't feit dat Eén van ons, Jezus Christus, Vredesengel, werd ingehaald als vredesvorst. Hoewel Hij welkom was, werd Hij bespied, verraden, opgepakt, herdenken mensen hoe Hij Zijn testament schreef in brood en beker. En nog steeds is het wrede mensenverhaal niet ten einde. Nog steeds worden profeten van naam de mond gesnoerd, verdonkeremaand, uit de weg geruimd, van achter het altaar weggeschoten. Achter de wereldcoulissen staan nog steeds de machten die toezien, ingrijpen, zoals indertijd gebeurd is met Jezus van Nazareth. Mensen, met list en smeergeld in handen gekregen, diplomatiek ter dood veroordeeld.

Hij moest er aan geloven. Ooit gehoord van een proces contra Jezus van Nazareth? Pilatus, Kajafas, speelballen, meer zijn ze niet. En nog elke dag worden mensen gekruisigd. Ze moeten verdwijnen: mensen die het smerige spel van deze wereld niet wensen mee te spelen. Mensen die niet zijn om te kopen, die steekpenningen weigeren. Mensen met wie niet te sjoemelen valt. 'n Mens die zijn gewicht in briljanten waard is, wordt ver­kocht voor 30 zilverlingen, in onze tijd, pakweg inflatie meegerekend,  niet meer dan zo’n vierhonderd gulden.

Judas smeet de dertig zilverlingen in de tempel en liep weg. Hij ging heen en verhing zich. Een andere uitweg zag hij niet als die boom en dat touw. Niet? Of toch? Hij moet radeloos zijn geweest. De weg van vriendschap tot verraad - hoe kort soms ook - verandert een mens totaal. Een uitweg is er altijd, ook zonder die boom en dat touw. Hij had over de brug moeten komen, ongewapend, met open handen. Want de brug bleef hangen, zelfs toen alles viel. Maar zelfs al zou de brug gesprongen zijn, dan nog had hij kunnen schreeuwen naar de overkant, schreeuwen desnoods met overslaande stem, dat het zo, zo allemaal niet bedoeld was. Zo niet. Maar hij koos de boom en het touw. En zijn naam heeft nooit meer 'n kind gedragen. Nooit meer. Judas...

Jezus wordt ingehaald als koning. Maar zijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Dat werd Hem juist kwalijk genomen. Hij wilde een Koninkrijk dat gebaseerd zou zijn op onderling respect, op vrede, met wortels van gerechtigheid. Het betekent voor ons dat wij ons moeten haasten met de komst van dat Koninkrijk. Het houdt ook in dat we onze eigen haan niet koning moeten laten kraaien. Het betekent dat we mee willen werken aan een wereld waarin geen lichamen meer worden gebroken, geen onschuldig bloed meer wordt vergoten.

Palmzondag: geen herinnering aan wat tweeduizend jaar geleden is gebeurd, maar een opdracht voor mensen nu! God is er voor ons. En eens, bij God thuis gekomen, is die erepalm voor ons. Wat palmtakken achter een kruis gestoken. Het ezeltje is over vijf dagen - op Goede Vrijdag - alleen nog maar een grauwe plek in het donker, mistroostig als een verwelkende bloemenwagen na een verregende bloemencorso. Maar dat takje blijft achter onze kruisen zitten. Om ons er aan te herinneren dat het ooit in de toekomst onze erepalm zal worden, als wij alles doen wat mogelijk is om Gods koninkrijk in deze wereld op te bouwen in naam van de Gekruisigde, Jezus Messias.

© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
Pastoor H.Augustinus