EEN RIT MET DE ACHTBAAN

Enkele jaren geleden ben ik tijdens de vakantie met mijn nichtjes van 8 en 10 jaar oud de achtbaan in geweest. Ik had hen de "beste plaats" gegeven, dwz. voorin. Zelfs zat ik veilig áchter in het wagentje. In het begin valt alles wel mee. Het wagentje wordt langzaam omhoog getrokken. En dan kom je boven. Dat is al wat minder veilig. Geen reling om je aan vast te houden. En dat zwieberende karretje, ver boven de veilige grond! Je bent de vaste grond onder je voeten kwijt. En dan gebeurt het! Ineens zie je een diepe leegte voor je. Je suist naar beneden, gaat een paar keer over de kop, schiet onder een regengordijn door die precies ophoudt als jij er onderdoor gaat en dan kom je terecht in een donkere tunnel. Overal hoor je mensen schreeuwen en gillen, want de val in de diepte is angstaanjagend. Je hart blijft bijna stil staan! En op het eindpunt vroegen mijn nichtjes enthousiast: "Nog een keer, ome Ambro?" Maar mij niet gezien!

De meesten van ons hebben een leeftijd waarbij we de achtbaan het liefst voor gezien houden. Maar eigenlijk zitten we heel ons leven in een achtbaan. Voor iedereen komt de dag waarop je diep in de afgrond tuimelt. Dan moet je door de donkere tunnel, of je wilt of niet! En dan er maar op vertrouwen dat de tunnel geen grot is, waar je leven totaal te pletter loopt. Want een grot kent alleen een ingang, geen uitgang! Maar Jezus heeft ons laten zien dat er aan het einde van ons leven sprake is van een tunnel. En dat aan de andere kant God ons opwacht om ons voor altijd te laten delen in zijn geluk. En Jezus had geen gemakkelijk praten, want zelf is Hij ook terecht gekomen in een vrije val, waarin Hij zich van God en mens verlaten voelde. De Mattheüspassion van Bach eindigt met: "Wir setzen uns in Tränen nieder": Rust zacht, het is voorbij, zand er over!

Alles wat leeft eindigt met de dood. Als je als klein kind in de wieg ligt, beginnen wij mensen te tellen. Het kind is één dag oud, één week, één jaar, zes jaar, twaalf, veertig, zeventig, tachtig. honderd jaar. En dan kom je al dan niet met foto in de krant. Wij tellen op: wat 'n leeftijd! Maar God leert ons aftellen. Wij hebben een aantal uren, dagen, maanden, jaren toebedeeld gekregen en elke dag is er één. Psalm 90 leert ons: "Heer, leer onze dagen zo (af)tellen, dat we een wijs hart krijgen".

"Wat is Pasen", vraagt 'n klein kind. "Toen is Jezus opgestaan", zegt zijn moeder. Het kind vindt dat geen feest waard, want elke morgen sta je toch op. Een kind herinnert ons aan het feit dat het feest van de "Opstanding" te maken heeft met het opstaan van elke dag. "Opstaan", roept je vader of moeder, of de wekker, elke dag opnieuw. Want elke avond ga je weer liggen, en elke morgen moet je weer opstaan. Naar school, naar een volgende school, naar je werk, of naar nergens. Maar ópstaan moet je, vroeg of laat.

Heel je leven is één grote beweging van steeds maar weer gaan liggen en steeds maar weer opstaan. Plat en omhoog, ziek en weer beter. Het leven is vallen en opstaan. Totdat je, net als alle mensen, voor de allerlaatste keer gaat liggen. Soms gaat dat opeens, heel onverwacht. Vaak gaat dat langzaam, als je oud bent. Dan lig je neer om niet meer op te staan. Nooit meer? Sommigen zeggen van wel. Zij zeggen dat je dan toch ligt te wachten op 'n stem die roept: "Opstaan jij". Een vriendelijke, vreemde stem, die je alleen maar hoort als je zo ligt. Ze zeggen dat je dan weer op gaat staan en dingen ziet die je nooit zag. Dan ben je waar je eerder nooit bent geweest. Die mensen zeggen er nog bij dat ze het zelf niet verzonnen hebben, alleen omdat mensen dat nu eenmaal graag willen, want bijna niemand vindt het fijn om dood te gaan. Maar ze vertellen dan een oud verhaal over een Mens die was gaan liggen, die een stem hoorde, en toen opstond. Omdat Hij wist van wie die stem was; die had Hij heel zijn leven al gehoord. Het was een stem die zei dat de mensen geboren zijn voor vrede en liefde, en niet voor oorlog, haat en narigheid. Hij vertelde van wat hij gehoord had, maar Zijn stem werd gesmoord. Hij kon maar betere zijn mond houden vinden de gevestigde machten. Maar dat deed hij niet. Tenslotte hebben ze hem ter dood veroordeeld en z’n vrienden legden Hem neer, voorgoed, in het graf van Jozef van Arimathea. En ook op dit moment zijn er mensen die tussen de lakens of onderweg tegen de dood worden uitgespeeld.

Als eerste hoorde Jezus een stem die zei: "Opstaan jij!". En Hij stond op, ging naar z’n vrienden, en zij herkenden Hem, toen en later, en weer later, steeds opnieuw, en nu nog. Daarom oefenen Zijn vrienden zich alvast in het opstaan en zij leggen zich niet bij alles neer. Ze zeggen "nee", als iemand een ander slaat. Ze staan op als blanke mensen denken en zeggen dat zij meer waard zijn dan zwarten. Zij staan op als mensen met veel geld niet samen delen met de armen. Zij leggen zich gewoonweg niet neer bij al het onrecht. Ze staan op als de een de baas wil spelen over de ander. Ze zeggen "nee" tegen die rare raketten, en tegen eten uit plastic, en tegen de stinkende lucht of tegen het gif in de grond, en tegen: teveel om allemaal op te noemen. "Lastige mensen", vinden we. "Jullie moeten niet zo opstandig zijn!" Maar zelf zeggen zij: wij kunnen niet anders, en dat komt door dat oude verhaal. "Hij is opgestaan", zeggen ze, "écht opgestaan. Waarom wij dan niet? Waarom leren wij de opstanding van mensen al niet bij het leven?"

Een Amerikaanse psychiater, Dr. Moody, heeft een boek geschreven over ervaringen van mensen die klinisch dood zijn geweest. Hij heeft 150 mensen onderzocht, die vertelden dat zij na hun dood iets van het hiernamaals hebben gezien. En veel van die mensen, gelovigen en niet-gelovigen, vertellen over een tunnel waar ze doorheen gingen. Geen doodlopende weg, maar een tunnel die uitloopt op een helder licht. Een indrukwekkend boek. Maar toch brengt het je niet tot geloof. Het kan hoogstens een steun voor je geloof zijn. Maar als je niet gelooft, zullen mensen zeggen: ze waren niet echt dood, ze hallucineerden.

Wij vieren 't Paasfeest in 'n wereld vol dood en doodsdreiging. Wat valt er te vieren? Pasen ontkent de dood niet. Integendeel: Pasen begint op het kerkhof! Pasen veronderstelt de dood. Jezus is de dood ingegaan, maar Pasen vertelt ons dat Hij de doodstunnel ook weer heeft verlaten. Dat is 't verschil tussen 'n tunnel en een grot. Donkere dagen in ons leven zijn als een donkere tunnel. Wie gelooft, sluit zichzelf niet op in 'n grot. En voor wie mét Jezus de spelonk van de dood ingaat, is de dood veranderd in een tunnel met een opening, een uitgang, aan de andere kant. Pasen is de uitnodiging om Hem te volgen door de tunnel heen - richting eeuwig leven. Bij een gewone tunnel geldt: "Ontsteek uw lichten". Ten aanzien van de doodstunnel geldt: "In deze nacht heeft God Zijn licht ontstoken". Niemand hoeft meer in de schaduw van het leven te staan.

 

© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
Pastoor H.Augustinus