EVANGELISEREN

Hoe vaak zeggen we dat niet tegen elkaar: “je bent zo doof als een kwartel!”. Maar is 'n kwartel dan zo doof? Hier moet ik 'n misverstand uit de weg ruimen. Kwartels zijn vogels die uitstekende kunnen horen. Het gehoororgaan van een kwartel is sterk ontwikkeld. Op grote afstand horen de vogels elkaars lokroep. Waarom we het dan toch over "dove kwartels" hebben, heeft ongetwijfeld te maken met 't feit dat de wijfjeskwartels in de broedtijd tot op het laatste ogenblik op hun nest blijven zitten, ook als mensen wel erg dicht in de buurt komen. Zij blijven hun kinderen tot het laatste toe beschermen en vluchten niet weg. Dat kan de indruk geven dat kwartels slecht kunnen horen, maar het tegendeel is waar! Je zou ook kunnen zeggen dat kwartels "Oost-Indisch" doof zijn: de vogel hoort alleen wat zij wil horen. Wat dat betreft past de uitdrukking meer bij mensen dan bij kwartels! Want ook wij luisteren selectief, stoppen onze oren dicht als we iets niet willen horen. Dan zijn we zo doof als een kwartel en zwijgen als het graf.

Tweeduizend jaar geleden trok de Man van Nazareth een spoor van licht. Hij verzamelde mensen om zich heen die Zijn boodschap mochten verspreiden en uitdragen. Hoe gaan wij met deze opdracht om in onze tijd? Staan we na 2000 jaar daar nog voor open of zijn we voor zijn oproep zo doof als een kwartel geworden? Hoe zorgen we er voor dat de Blijde Boodschap ook hier in Amsterdam-Buitenveldert de komende generaties blijft doorverteld?

We weten dat er de laatste tientallen jaren veel gebeurd is in kerk en wereld. Ze zien er heel anders uit. De wereld is rijker geworden, de kerken leger. Mensen die vroeger nooit een zondag oversloegen, kom je nu in het weekend niet meer tegen. Soms zijn we geneigd om dan met het beschuldigende vingertje te wijzen. Het zijn vooral de anderen die schuldig zijn aan de crisis in kerk en wereld. Maar is het u wel eens opgevallen, dat als je met een vinger naar iemand wijst, dat er dan drie vingers in jouw richting staan? Daar zit een diepe symboliek achter. Driekwart van de verwijten die we hebben, hebben meer betrekking op onszelf dan op anderen. Zelf ben je - ieder van ons - verantwoordelijk voor de opdracht van Jezus om zijn Blijde Boodschap uit te dragen. En dan kunnen we wel wijzen op onze buurman of buurvrouw, maar nemen we zelf onze opdracht om van Jezus en zijn Koninkrijk te getuigen wel serieus? Of zijn we voor die boodschap zo doof als een kwartel?

Er is 'n koe van een waarheid: over vijftig, over tachtig, over honderd jaar is er niemand van ons nog in leven. Of het Christendom er dan nog is, hangt ook van ons af. In het evangelie horen we dat Jezus zijn leerlingen op pad stuurt om er voor te zorgen dat zijn Blijde Boodschap volop in leven blijft. Veel bagage geeft Hij ze niet mee. Dat hoeft blijkbaar ook niet. Geen ingewikkelde theorieën over God. Ze krijgen alleen de macht mee over onreine geesten.

Neem geen voedsel voor onderweg mee, geen dubbele kleding, geen reiszak, geen kopergeld. En ik zie ze voor me: die honderdduizenden mensen, missionarissen, die alles achter zich hebben gelaten om weg te trekken naar de Derde Wereld. De Derde Wereldtheoloog Carlos Mesters vergelijkt de mensheid met een groot gebouw. Boven in de toren wonen de rijkste mensen, met het beste uitzicht op de wereld. Ze hebben het getroffen. Naarmate je afdaalt wordt het uitzicht steeds minder. Totdat je terecht komt in “de kelders van de mensheid”. Daar is vaak geen uitzicht meer op de wereld. Daar wordt armoede geleden en sterven zelfs de kinderen aan allerlei ziektes, of van honger en dorst. En al eeuwenlang zijn er mensen die vanaf de bovenste verdieping alles achter zich laten, zonder iets mee te nemen dan zichzelf, om het lot te delen van mensen die verblijven in de kelders van de mensheid. En we weten dat er tegenwoordig veel minder missionarissen zijn. Maar er zijn ook hoopvolle tekenen. In onze Sociëteit voor Afrikaanse Missiën hebben we tegenwoordig verschillende jongens en meisjes die voor een aantal jaren werkzaam zijn Afrika. En ze komen (vele ervaringen) rijker terug. Het zijn jonge mensen die het evangelie van vanmorgen concreet vertalen met hun volledige inzet.

Als Jezus de twaalf aanstelt als zijn apostelen heeft hij daar volgen de evangelist Marcus een dubbele bedoeling mee (3:14) Allereerst is het duidelijk dat Jezus in de verkondiging van de Blijde Boodschap niet alleen wil blijven. Hij heeft gezelschap nodig. Vervolgens wil hij dat ze onreine geesten uitdrijven. Onreine geesten, wat is dat? Een onreine geest is een slechte geest. En een slechte geest is een geest die het tegenovergestelde is van de geest van Jezus. We weten wat we daarmee bedoelen: als er sprake is van warmte in een parochie, in een gezin, in een bedrijf, dan is er sprake van een goede geest. En als er sprake is van ruzie en vijandschap, van het kruipen over elkaars ruggen en het staan op elkaars tenen, dan is er sprake van een slechte geest. En die slechte geest kunnen we verdrijven!

Sommige mensen zijn droefgeestig. Dat is ontzettend ongezond. Wie die geest heeft, ziet alles negatief, verwacht altijd het slechtste, is steeds bezig met problemen, die er niet zijn en die wellicht nooit zullen komen. Dat is een onreine geest. Anderen daarentegen hebben een geest van optimisme, van vertrouwen. Van godsvertrouwen ook. En ik denk dat de twaalf leerlingen zoveel zieken konden genezen, omdat ze in staat waren die goede geest van God over te dragen. Een slechte geest is ook een geest van egoïsme, van luiheid, van angst, van oneerlijkheid, van schijnheiligheid, van harteloosheid. En ook over deze kwade geesten hebben wij de macht gekregen. Zo is er in ons eigen leven, en ook in het leven van iedere parochie, een strijd tussen de kwade en goede geesten. Over de kwade geesten heeft Jezus ons macht gegeven ze te verdrijven en uit te bannen. Pas als we in staat zijn om die boze geesten uit onze wereld en uit ons leven weg te bannen, heeft 't Christendom nog alle toekomst.

Dat laatste kunnen we ook leren uit het verhaal van de eerste lezing. De profeet Amos treedt rond 750 voor Christus op. Het Rijk van David is dan allang uiteen gevallen. Amos komt uit Tekoa in het Zuidrijk, en hij gaat profeteren in het welvarende en decadente Noordrijk. Daar worden de armen steeds armer en de rijker steeds rijker. Recht voor zijn raap spreekt Amos zijn vlammend protest. Hij zegt: “Ik ben geen profeet of lid van een profetengilde”. Hij heeft geen filosofie of theologie gestudeerd. Hij spreekt vanuit zijn hart! Zijn taal is dodelijk voor koning Amasja, de rijkspriester voor het heiligdom in Betel. Amos bezwijkt niet voor de macht, wil geen broodprofeet zijn, die de machthebbers naar de mond praat.

De lijnen tussen de eerste en tweede lezing is duidelijk. Het gaat over gezonden (in Gods naam). Ze gaan niet voor eigen gewin, vertrekken met lege handen. Ze botsen met de machthebbers omdat het evangelie geen compromissen verdraagt. Een wijze les voor de kerk van vandaag. Sluit geen valse compromissen met de machthebbers waar het gaat om Gods Koninkrijk. Pas op dat wij niet Oost-Indisch doof worden voor het Evangelie, en allemaal alleen maar horen wat we willen horen. Alleen horen als het ons iets oplevert en we er zelf beter van worden. Als we ons zó gedragen dan krijgen in de wereld van vandaag de onreine geesten vrij spel… Er is nog een hoop te doen! Als profeten mogen wij rondgaan. Onze oren open en in onze harten en vooral in onze handen het verhaal van God en Zijn mensen. Doof als een kwartel? Zo’n spreekwoord mag niet slaan op een volgeling van Jezus .

© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken H.Augustinus-Buitenveldert