DE BROODREDE 1

Lang geleden, ik werkte toen nog bij de KRO/RKK-radio, was ik op weg van Hilversum naar Den Helder om daar een huwelijk in te zegenen. Tussen Alkmaar en Den Helder, langs het Noord-Hollands kanaal, liet m'n auto het afweten. Tijd om de ANWB te waarschuwen had ik niet. Gelukkig heeft een vriendelijke Duitser, op weg naar Texel, me meegenomen. Hij heeft me zelfs bij de kerk afgezet! Toen de man onderweg hoorde dat ik priester was, sloeg hij onder het rijden met zijn beide vuisten op het stuur en zei: "Ich glaube an Gott, aber nicht an seinen Bodenpersonal!" - Ik geloof wel in God, maar niet in zijn grondpersoneel! Ik dacht: die man heeft natuurlijk ooit een fikse ruzie met z'n pastoor of dominee gehad. Maar de oorzaak bleek toch veel dieper te liggen.

Als opgroeiend kind had hij de crisisjaren meegemaakt. Sindsdien had hij een hekel gekregen aan mensen die met hun vingertje voortdurend naar de hemel wijzen, terwijl de wereld in brand staat. Hij vertelde me dat in de crisisjaren 'n Duitse krant een spotprent publiceerde, waarbij een dikgebuikte pastoor met zijn vingertje naar de hemel wees, terwijl voor hem in de kerkbanken broodmagere mensen zaten. Onder de spotprent stond: "Nicht allein vom Brot wird der Mensch leben!" - een mens leeft niet van brood alleen! Ik realiseer me dat de lezingen van vandaag niet alleen in onze Augustinuskerk worden gelezen, maar zelfs in alle uithoeken van de wereld! Wat doe je met dit soort verhalen? Wat doen die met de uitspraak van Jezus: “een mens leeft niet van brood alleen”? In beide lezingen eten in overvloed. Mijn God, waarom komt u in onze tijd niet af met nog zo’n wonder? Zoveel mensen die honger lijden…

Midden in het Marcus-jaar treffen we vijf zondagen aan, waarop Johannes aan het woord komt. Het hele zesde hoofdstuk wordt, verspreid over vijf zondagen, gelezen. We noemen dit hoofdstuk “De Broodrede”. Het gaat over Jezus als “Brood van het leven”. Vandaag dan allereerst het verhaal van de “Wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging”. De eerste lezing vormt een soort “spiegelverhaal”, al is er sprake bij de profeet Elisa van een niet zo grote menigte. Ongetwijfeld heeft Johannes bij het schrijven van zijn verhaal van vanmorgen dit verhaal van de profeet Elisa, uit het tweede boek van de Koningen, voor ogen gehad. Voor hongerige mensen moeten de lezingen van vanmorgen klinken als een onrealistisch sprookje. De profeet Elisa zegt: “Zij zullen eten en overhouden” en Jezus zorgt dat er brood is voor meer dan 5000 mannen, vrouwen en kinderen niet eens meegerekend. Waarom gebeurt dat niet in onze tijd? Niet dat er niet voldoende voedsel op de wereld is. Geleerde mensen hebben uitgerekend dat er op aarde voldoende kleding, voedsel en huisvesting is voor alle mensen die op deze wereld wonen. Hoe komt 't dan toch dat jaarlijks 15 miljoen mensen aan honger sterven en er op aarde zo'n 140 miljoen mensen ondervoed zijn?

Is de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging dan niet meer dan een ordinair sprookje? Ik denk dat de vier evangelisten ons toch iets anders willen zeggen. Zij vinden de gebeurtenis zo belangrijk dat we het verhaal tegen komen in alle vier de evangelies. En niet vier, maar zes maal! En het gaat hierbij niet om een banaal sprookje, maar het verhaal gaat vooral over Jezus die net uit de woestijn komt waar Hij 40 dagen en nachten heeft gevast, en waar Hij door de duivel is bekoord. "Als je de Zoon van God bent, verander deze stenen dan in brood!" En Jezus antwoordt dan: "Een mens leeft niet van brood alleen maar van elk woord dat voortkomt uit de mond van God." Jezus wil geen stuntman zijn die uit niets brood tevoorschijn tovert. Hij wil horen bij diegenen die dagelijks zweten en zwoegen voor hun brood.

Hij neemt 5 broden en 2 vissen, slaat zijn ogen ten hemel en breekt het voor hen die honger hebben. Alsof Hij wil zeggen: Ik wil helemaal bij jullie zijn... niet als voedsel dat vergaat, maar als brood voor 't eeuwige leven... en als je dat begrijpt, begint vanzelf het wonder van breken en delen wel. Pas als je durft delen met elkaar - in Gods naam - is Gods spel met de mensen mogelijk. Bovendien zegt Jezus iets heel belangrijks tegen zijn leerlingen: "Geven jullie ze maar te eten!" Het is alsof Hij het heeft tegen ons: honger in Afrika? Begin maar te delen! Dan is er voldoende voor Iedereen!

Hoe kom je aan zoveel brood? Andere vraag: hoe gaan wij om met onze welvaart? Op een zuinige, natellende manier? Houden we zoveel mogelijk in reserve? Een appeltje voor de dorst? Als je zo denkt, dan kun je het wonder wel vergeten. Dan lukt dat delen nooit! Maar je kunt ook als Jezus doen: "begin maar te breken en te delen! Dan zien we wel hoever we komen!"

Tenslotte: tegenwoordig kopen we ons brood gesneden. Dat snijden deden we vroeger thuis aan tafel. Voordat mijn moeder het kapje er af sneed, maakt zij met het kartelmes een kruis over het brood. Ze gaf daar mee aan dat ze er van overtuigd was dat alle goeds van God komt. Dat gebaar is nu versleten. En de meesten van ons vinden het zelfs niet eens belangrijk om voor en na het eten te bidden. Wij hebben het brood immers zélf verdiend en zélf betaald! Maar als we ons dagelijks brood niet meer ervaren als een geschenk uit de hemel, dan verdwijnt ook de behoefte om dat brood met anderen te delen, want we hebben het immers zélf verdiend!

De wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging leert ons dat Jezus geen stuntman is, geen tovenaar, geen sprookjesverteller. geen man die het goed zou doen op de plaatselijke kermis, maar een mens die als geen ander door had dat alle goeds in ons leven - en zeker ons dagelijks brood - uit de handen komt van de Vader en dat het bestemd is om te breken en te delen - in Gods naam!

Wordt vervolgd…

© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken H.Augustinus-Buitenveldert