NABESTAAN IS VAAK MOEILIJKER DAN DOODGAAN

Wij zijn vanmorgen hier samengekomen in een Allerzielensfeer. Maar het is vandaag ook Allerheiligen. Daarom zal ik, voordat ik inga op Allerzielen, eerst een enkel woord wijden aan het grote feest van Allerheiligen. Járen geleden vroeg ik tijdens een godsdienstles aan groep 7 van de basisschool: “Wie kan mij vertellen wat een heilige is?” Een meisje van elf stak haar vinger op en zei: ”een heilige is een mens waar het licht door heen schijnt!” Ik wist eerst niet wat ze bedoelde. Maar ze legde het uit. In onze kerk zitten van die gebrandschilderde ramen. Daarin zijn heiligen afgebeeld. Als de zon schijnt, zijn het mensen waar het licht door heen schijnt! Wat een vondst. Heiligen zijn mensen waar het licht doorheen schijnt!” Een betere uitleg had ze niet kunnen geven! In mensen als pater Damiaan en zuster Theresa van Calcutta schijnt het licht. Waar zij kwamen, verdween de duisternis en brak het licht door!

Als kind vond ik het maar niks om heilig te zijn. Er zijn van die dingen uit je jeugd die je nooit meer vergeet. Zoals die ruzie met mijn buurjongen. Ik gaf hem een opdoffer, omdat hij me "uitschold" voor "heilig boontje". Ik kreeg trouwens een mooie opdoffer terug. Nu ik wat ouder ben, denk ik: was ik maar een heilig boontje, want de weg daarheen valt me flink tegen, is een voortdurend proces van vallen en opstaan, van gerealiseerde en gesneuvelde idealen. Later heb ik ook begrepen dat de heiligen ook niet van die heilige boontjes waren. Ook zij hebben het leven geleerd met vallen en opstaan: in armoede en rijkdom, in ziekte en gezondheid. Maar ze hebben wél de hemel bereikt. Vandaag vieren we hún feest, het feest van "Allerheiligen".

Vroeger werd op 1 augustus het oogstfeest werd gevierd. Het was dan Oogstdankdag. Pas later is het het feest van Allerheiligen geworden. Midden in de herfst, met het nieuwe kerkelijk jaar in zicht, wordt de oogst als het ware binnengehaald in de vorm van alle bekende en onbekende heiligen. En daarvoor wordt God dank gebracht. Helemaal niet zo'n gekke gedachte, mensen als oogst, mensen als de vruchten van de akker van Gods Koninkrijk. Heiligen, zou je kunnen zeggen, zijn mensen die op Gods wereldakker tot volle wasdom zijn gekomen.

Er zijn opgeschreven en ongeschreven heiligen. Naast de lijst van mensen die officieel heilig zijn verklaard, zijn er nog tal van mensen die voorgoed bij God geborgen zijn. Ik denk aan die vrouw van 84 die gestorven is. "Zij was zorgzaam en goed" stond erboven de rouwadvertentie. Ze heeft haar kinderen grootgebracht in de moeilijke oorlogsjaren. Ze stond altijd klaar voor anderen. De nood van de ander was haar nood. Altijd wilde ze je iets geven, als je bij haar was. Alles heeft ze gegeven, tot zelfs haar man toe. Nu is ze opgebrand, uitgeblust. Op haar begrafenis zeiden de mensen: "Als er iemand in de hemel komt, dan is zíj het wel!" Hoeveel mensen zijn er niet als zij? Mensen, gerijpt door het leven. Officieel; heilig verklaard zullen ze niet worden. De vraag is of dat nu zo erg is. God heeft ze hen talenten gegeven waarmee ze hebben gewoekerd. Zij hebben het leven geleerd met vallen en opstaan. Maar uiteindelijk zijn ze weer bij God terug als geheelde mensen – want dat betekent het woord heilig – ze zijn weer heel geworden in God!
Eigenlijk horen Allerheiligen en Allerzielen als een tweeluik bij elkaar. Het gaat op beide dagen om mensen die het laatste stuk weg naar de Schepper hebben afgelegd. Bij Allerzielen gaat het om al die mensen die ons in de dood zijn voorgegaan. Is doodgaan eigenlijk erg? Dr. Michels, vroeger geneesheer-direkteur van het verpleegtehuis "Kalorama" in Beek bij Nijmegen, een inrichting voor chronische zieken, heeft veel mensen zien sterven en heeft hen bijgestaan in hun laatste uren. Hij schrijft: "Doodgaan op zich is niet zo erg. De dood neemt de patiënt zijn pijn af, zijn ademnood, zijn aftakeling, het doorliggen, het niet meer kunnen. De familie kan vaak niet tegen een al te lang lijden. Men kijkt dan de patiënt als 't ware dood om hem zijn verlossing van dit leven te gunnen. De dood is in zijn laatste fase altijd mild."

Toch zijn er ook andere ervaringen. Een jonge vrouw, nog geen 40 jaar oud, 12 jaar getrouwd, stierf aan kanker. Na een afscheidsbrief aan haar 5 kinderen schrijft ze een brief aan haar man: "Bert van jou kan ik geen afstand nemen., Ik zal altijd bij je zijn. Ik heb je zo intens liefgehad. Ik zal altijd bij je blijven. Vergeef me dat ik je in deze wanhopige eenzaamheid moet achterlaten..." En zij eindigt met een gedicht: "Ik had je zo lief, zo diep en bovenmate. Niemand heeft je ooit zo liefgehad. Niemand je zo diep bedroefd verlaten. Niemand op deze wereld, lieve schat. En dan plotseling treft de pijl de roos. Wees niet boos, lieveling, wees niet boos." Zij eindigt: "Bertus, praat af en toe over mij met de kinderen. Mogen zij tegenover jou goed maken, wat ik tegenover jou verkeerd heb gedaan. Ik vertrouw op jou, vertrouw jij op God. Veel liefs van je Ligia."

Doodgaan is niet erg; doodgaan is verschrikkelijk. Beide zijn waar. Elk mens maakt zijn eigen dood. En in al die jaren heb ik zelf geen twee mensen op dezelfde manier zien sterven. Mijn ervaring is dat een mens sterft, zoals hij in het leven staat. Mijn ervaring is ook dat veel mensen die doodgaan allereerst bezig zijn met degenen die zij moeten achterlaten. Hun eerste zorg ligt niet bij hun sterfbed, maar bij hen die zij moeten achterlaten: hun nabestaanden. En soms denk ik dat het inderdaad nog moeilijker is om na te bestaan dan om dood te gaan! Doodgaan gebeurt op een gegeven moment. Maar hoe vind je als mens, als nabestaande, de weg terug naar het leven? Doodgaan gebeurt soms in luttele secondes, na-bestaan duurt je hele leven lang. Het rouwproces duurt soms jaren en jaren. Om het leven terug te vinden moet je vechten, je moet er in groeien. Je wordt, als je rouwt om een huisgenoot, gedwongen om voortaan 'n bord minder op tafel te zetten. Je kunt je geliefde man, vader, broer en vriend, niet meer aanspreken. De leegte wordt niet automatisch opgevuld. Je kunt pas - na lange tijd en na veel tranen - tot de conclusie komen dat er een brug hangt tussen het land van de levenden en het land van de doden. Na jaren zul je pas ontdekken dat er een uitweg is uit die put van diepe duisternis.

"Of er leven na de dood is weet ik niet, want niemand is ooit teruggekomen om ons dat te vertellen!" Niemand? Er is er één teruggekeerd uit de dood. Hij kwam over de brug die de dood verbindt met het leven. Hij werd herkenbaar in de mist van ons bestaan. En Hij had geen gemakkelijk praten. Ook Hij moest - 33 jaar oud - over die Gods onmogelijke brug heen. Maar Hij kwam weer overeind. Zoals alle mensen overeind komen die de pijn voorbij zijn, de tranen gedroogd, de moed hervonden. Het leven groeit tegen alle dood in - waar mensen elkaar verhalen vertellen, ter herinnering, ter bemoediging: weet je nog hoe hij was en wat hij zei? En zoals het hem is vergaan, zo zal het ons vergaan. Ook Jezus is toevertrouwd aan de donkere aarde. Ook Hij kwam terecht in een diepe zwarte put. Ook bij Hem hing een moeder over het dode lichaam van haar zoon. En daarmee is Jezus de weg gegaan van alle zaad. En tot op de dag van vandaag, zelfs na tweeduizend jaar, klinkt nog zijn stem: als het donker wordt in je leven, zal God er zijn. Laat je dan maar vallen, mensenkind, want je zult terechtkomen in de handen van de levende God. Een vreemd, onwerkelijk, haast angstaanjagend geheim. Maar het is de enige weg die ons wegvoert uit die donkere put, terug naar het leven.

Eens per jaar, op Allerzielen, komt het kerkhof weer tot leven. Dan worden er levende bloemen neergelegd bij de doden. Dan worden er namen genoemd van hen die er niet meer zijn. Sinds Allerzielen vorig jaar zijn er in onze Augustinusparochie weer 27 namen bij gekomen. Bij het noemen van hun namen komt een mens weer tot leven, zien wij iemand voor ons, met huid en haar. Dan zien wij het gezicht van een man, een vrouw, een kind. Eens per jaar noemen wij hun naam, roepen wij hen, alsof we tegen ze willen zeggen: we zijn jullie niet vergeten! Wij noemen je naam, omdat wij je niet willen vergeten wie je voor ons was en wat wij aan jou te danken hebben... Het noemen van hun naam kan ons ook weer verdrietig maken. Want we hebben het over mensen, die we goed hebben gekend, met wie je kon praten, die je aan kon raken, met wie je misschien 'n intiem stuk van je leven deelde. Maar dat verdriet is ook goed, want 't is de enige brug die ons met onze doden verbindt. Het noemen van hun naam maakt ook onze kwetsbaarheid zichtbaar, want je wordt je bewust van je eigen sterfelijkheid. Want als zij konden sterven, waarom wij niet?

Op Allerzielen komen veel herinneringen weer tot leven, worden verhalen verteld: weet je nog wie ze was en wat hij zei? Weet je nog? In onze herinneringen komen ze tot leven: door het leggen van levende bloemen, door het aansteken van een kaars, door het noemen van hun namen. Verschillende namen, verbonden zijn met verschillende begrafenissen. Als pastores hebben wij over hen gesproken, hopelijk in bemoedigende woorden, want over de doden niets dan goeds! Maar als de tranen droog zijn en de kist bedekt met zand, als de bloemen verwelkt zijn op het graf, op bij de urnen, als de laatste bezoeker weg is en iedereen weer terug is in zijn eigen wereld, dan zijn er zoveel wonden die geslagen zijn en een pijn die blijft...

27 doden in onze Augustinusparochie. Maar ook in uw eigen omgeving zijn ongetwijfeld ook andere mensen door de dood genadeloos onderuit gehaald. De dood van een mens die je lief is, schopt je leven danig in de war. Waar zijn ze gebleven onze lieve doden? Het antwoord komt langzaam, waar mensen gelouterd zijn, de pijn voorbij, de tranen gedroogd, de moed hervonden. Het groeit waar wij elkaar verhalen vertellen, ter bemoediging, ter herinnering. Zoals het vergaan is met hen, zo zal het ook ons vergaan. Ook zal op een keer onze naam genoemd worden met Allerzielen. En als die tijd gekomen is, hoop ik dat we de woorden van psalm 23 kunnen meebidden: "Mijn Herder is de Heer. Het zal mij nooit aan iets ontbreken. Al moet ik het duister in van de dood, U bent toch bij me. Onder uw hoede durf ik het aan..."

© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken H.Augustinus-Buitenveldert