AFSCHEID NEMEN WIJ NIETAls u eens in de buurt van Roermond bent, moet u eens gaan kijken op het kerkhof, gelegen bij "Kapel aan 't Zand". Dat kerkhof bestaat uit een katholiek, ommuurd gedeelte, en uit ongewijde aarde, waarin andersdenkenden werden begraven. Aan de ene kant van de muur ligt een jonkvrouw die in 1888 is overleden. Omdat zij katholiek was, is zij begraven in gewijde aarde. Aan de andere kant van de muur - in ongewijde aarde - ligt haar protestantse echtgenoot, die acht jaar eerder was gestorven. Zij mochten – vanwege verschil van godsdienst - niet bij elkaar begraven worden. Maar daar hadden ze iets op gevonden. Op beide graven lieten zij een kolom zetten, waaruit een hand te voorschijn komt. En die twee handen houden elkaar over de muur heen vast! Liefde over de dood heen. Wij zijn de laatste tientallen jaren wat anders over dit soort zaken gaan denken. En gelukkig maar! Zouden wij in het leven strepen trekken die God zelf niet heeft getrokken? Ook hier blijkt het leven weer sterker dan alle leer. November is vanouds de maand waarin wij onze doden gedenken. Het lijkt wel alsof de natuur daar zelf aan meewerkt. De zomer is aan het afsterven. Het wordt mistig langs de wegen. Het miezert. Bomen en struiken worden kaal. De beesten gaan op stal. Wij kleden ons wat warmer. De kachel gaat aan, de thermostaat wat hoger. We gaan met zijn allen weer de nachtschuit in. Het is echt Allerzielenweer! Er hangt een rouwstemming over de natuur en sluipt de gemoedsstemming van mensen binnen. Allerzielen. Een dag waarop de doden onze aandacht krijgen. Wij noemen met eerbied de namen van hen die naar de aarde terug zijn gevallen als een vergeeld blad in de herfst. Wij gaan naar het kerkhof vanuit het onverwoestbare geloof dat de dood op deze plek niet het laatste woord heeft. Velen van u zijn de afgelopen dagen naar het kerkhof gegaan om bloemen neer te leggen op het graf van gestorven familieleden en vrienden. Waarom gaan we naar het kerkhof? Ook dit jaar zijn er weer velen op deze plek begraven. Het afscheid heeft veel mensen onbeschrijfelijk verdriet gebracht. Je troost is mager, want wie oog in oog met de dood heeft gestaan, wie even heeft gekeken in die bodemloze put - een man, een vrouw, een kind verloren, die praat niet meer lichtzinnig over opstaan uit de dood. Wie de pijn van het gemis aan den lijve heeft ervaren, hoedt zich wel voor goedkope praatjes. Zo iemand zegt met Thomas: eerst zien en dan geloven! Zo iemand neemt de dood niet van harte, maar wel serieus. En vele jaren later - misschien wel in zijn stoutste dromen - zal hij/zij zeggen: dood, waar is je prikkel? Ergens moet er toch leven zijn, ergens, ergens... God weet waar?! Wie de dood van nabij heeft meegemaakt, ziet niet meer dan dat de dood het einde betekent van de mens zoals wij hem hebben gekend en bemind. De dood snijdt elke draad naar de toekomst af. De dood van je geliefde betekent het einde van al je dromen en verwachtingen. Vaak het begin van een lange nachtmerrie. Wat blijft er over? Een hoopje stof, een herinnering die wegdrijft op de wind? De weg zou te lang zijn, te zwaar, te onzeker, als we niet een woord zouden horen, dat ons weer aan kan zetten om onze ruggen te strekken en onze voeten opnieuw te richten naar het leven. Het groeit waar mensen gelouterd zijn de pijn voorbij, de tranen gedroogd, de moed hervonden. Het groeit waar mensen elkaar verhalen vertellen, ter herinnering, ter bemoediging. Jezus vergelijkt het sterven van mensen met een graankorrel. Het zaad dat in de aarde verdwijnt, prijsgegeven aan de zwarte grond. Een langzaam proces van afsterven. De huid wordt aangetast, eerst de buitenkant, dan de binnenkant. De huid begeeft het, de korrel scheurt en barst open tot nieuw leven. Prijsgegeven aan de donkere aarde zoekt het nieuwe leven zich een weg naar boven. Graankorrel, de donkere aarde in om tot nieuw leven te komen. Vergeving als op dit moment deze symboliek niet helemaal tot ons doordringt. Maar we proberen het te zeggen; Sterven wordt leven, stilte wordt adem, verstening wordt geluid. Wij wachten op hun eerste verlossende huilen, graankorrel boven de grond. De dood zal er niet meer zijn, De oude hemel en de oude aarde zijn verdwenen. Een onvoorstelbaar verhaal dat we elkaar vertellen. Het vindt zijn oorsprong en fundament in het verhaal van de Levende. Jezus die zo hartstochtelijk van het leven hield dat Hij zich zelfs durfde prijsgeven aan de dood. Hij wist dat een mens die écht van een ander houdt op den duur niets meer te verliezen heeft. Ook het afgelopen jaar hebben wij weer van vele mensen voorgoed afscheid moeten nemen: mannen, vrouwen en zelfs van kinderen. Wij noemen vanmiddag met eerbied hun namen. Langzaam en met eerbied: vader, moeder, kind, vriend, vriendin, wees hier aanwezig! We noemen de namen in onze kring, vol geloof. Wij dragen hen op ónze handen, dwars tegen de wetten van de lijkbezorgingsindustrie in. Onze doden hebben wij het afgelopen jaar niet "zomaar" achtergelaten op het kerkhof of in het crematorium. Als we dat gedaan zouden hebben, zouden we hen vermisten noemen. Maar als gelovige mensen weten wij dat zij voor altijd thuis zijn bij God. Ik hoor de stem van een vriend die kanker heeft. Hij weet niet hoe lang hij nog leven zal. En ik hoor de machtige stem van m'n gestorven vader, 'n man die gevochten heeft tot 't bittere einde. Ik hoor de stem van dat meisje dat zelf uit het leven stapte, zonder groet. En wij bidden met de woorden van de psalmist mee: "Al moet ik door de poort van de dood, Gij zijt de rots, de toekomst die me te wachten staat" (Psalm 73) "In uw handen beveel Ik mijn Geest; Deze mens was waarlijk een rechtvaardige; Hij is niet hier, Hij is verrezen" Het zijn geloofswoorden die komen van Jezus van Nazareth. Door zichzelf te laten vallen in het graf van de dood, verwierf Hij voor ons het leven. Terecht klampen wij ons aan Hem vast en schreeuwen: "God, als U Hem gered hebt van de dood, waarom dan wij dan niet? Wij zijn toch ook uw mensen!" Waar zijn onze geliefde doden? Wij blijven ze gedenken. Zij nemen een plaats in in ons hart. Zijn ze voorgoed uit ons leven verdwenen? Rutger Kopland, de dichter, zegt: “weggaan is iets anders dan het huis uitsluipen, zacht de deur dichttrekken achter je bestaan en niet terugkeren. Je blijft iemand op wie wordt gewacht. Weggaan kun je beschrijven als een soort van blijven. Niemand wacht, want je bent er nog. Niemand neemt afscheid, want jullie gaan niet weg”. We gaan straks de graven zegenen. Vele lichamen liggen op onze dodenakker, waarin niet het zaad van gisteren maar het zaad van morgen ligt. En Johannes zal zeggen: " Zie hier Gods woning onder de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen en de dood zal er niet meer zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij. En Hij die op de troon gezeten is, sprak: "Zie Ik maak alles nieuw". Op hoop van zegen, op hoop van Gods zegen, over ons en over onze lieve doden. © Pater Ambro Bakker s.m.a. |
|||
AFSCHEID NEMEN WIJ |
|||
AFSCHEID NEMEN WIJ NIET |