HET VIERDE KAARSJE: EEN VROUWENZAAK

Vier van de vijf kaarsen zijn nu aangestoken. In de kerstnacht steken we de laatste kaars aan en we zullen dan zingen: “wie het horen wil die hore, de Messias is geboren”. Maar zo ver is het nog niet. We zongen “vierde kaars, nu jij ook schijnt, zien we hoe de nacht verdwijnt. Want jouw vlam is ons een teken dat de vrede aan gaat breken!”. Wat een grote woorden. Zelfs met de klimaatconferentie in Kopenhagen komen we er samen niet uit, over vrede gesproken. Wat vieren we met kerstmis? Eigenlijk niet meer dan een ménsje: een vruchtje in de schoot, straks hooguit een pasgeboren baby’tje, meer niet. Moet dat Kind de duisternis verdrijven? Een kind heeft toch geen greintje macht?
Of hebben deze machten juist iets te vrezen van het machteloze en weerloze? Moeten de wereldleiders bang zijn voor een klein kind, zoals de grote Goliath bang was voor de kleine David? En begint de vrede niet juist dáár, waar wij ons niet vergapen aan het grote, maar eren wat klein en onaanzienlijk is? Hoe dan ook, het vierde kaarsje is vanmorgen aangestoken, samen met haar drie zusjes groeien ze naar licht. Er zijn mensen die geloven dat in dat zwakke licht God belofte van vrede tot vervulling zal komen.

Gods geschiedenis is een ándere geschiedenis dan onze mensengeschiedenis. In de aanloop naar kerstmis gaat het niet om sterke, haast onverslaanbare mannen. Twee vrouwen in verwachting en hun mannen staan op een afstand. Zacharias en Jozef staan achter de coulissen: de een is doofstom, de ander komt er niet eens aan te pas. Wat er in Lucas 1 gebeurt is blijkbaar een vrouwenzaak, een inbraak in een wereldgeschiedenis die voornamelijk een geschiedenis van mannen is. Van mannen die wereldrijken stichten en ze weer vernietigen, die oorlogen voeren en volkeren onderwerpen, die het buskruit uitvonden en de atoomwapens, die kerken besturen en dogma's formuleren en die de mannentaal uitriepen tot hoogste wijsheid. Mannen die het grote Paasnieuws afdeden met… "Het is maar vrouwenpraat...!"

Het lijkt wel alsof Lucas 1 daar de spot mee drijft. Want in die hele geschiedenis van mannen, met prestatie en prestige, met policy en planning, geschiedt hét zonder dat er een man aan te pas komt. Hij staat buitenspel en speelt hooguit de rol die hij de vrouw heeft toebedacht: aan de zijlijn, op de achtergrond, achter de coulissen. En straks gaat het met Pasen ook zo. Als de mannen nog verdwaasd voor zich uitkijken, zijn vrouwen allang wakker geworden, opgewekt uit de slaap van doodse dromen.

Twee vrouwen staan aan het begin van het Lucasevangelie: Elisabeth en Maria. Beiden zijn ze eigenlijk onvruchtbaar. Elisabeth is te oud om een kind te krijgen. Maria is veel te jong, bovendien niet eens getrouwd. Op de vierde zondag van de Advent gaat het over Maria. Een onbekend meisje wordt de bekendste vrouw uit de geschiedenis. Zelfs haar naam is er een van dertien in 'n dozijn: Maria - Mirjam. Zij trekt over de bergen naar haar nicht Elisabeth die ook zwanger is. Twee aanstaande moeders, maar hoe verschillend is hun situatie. De oude vrouw wier gezicht gerijpt is in verdriet en teleurstelling en dat jonge nog zo breekbare meisje. Beiden in blijde verwachting. En Elisabeth is zó bewogen dat haar kind, Johannes de Doper, meebeweegt in haar schoot.

Maria, het gelovige meisje dat schuchter naar de boodschap van de engel luistert. De trotse moeder in de stal, met herders en wijzen aan haar voeten. De Mater Dolorosa met de Zoon, haar Kind, dood in haar armen. Maria, de koningin met duizend erenamen. Als milde voorspraak staat ze daar, omgeven door tal van kaarsen. Maria, de gezegende onder de vrouwen. Zo'n Maria, daar doe je niet vertederd over. Zo'n Maria zet je geen gouden kroon op het hoofd en hang je geen hemelsblauwe mantel om.

Zo'n Maria loopt voorop in de profetische beweging van God. Haar ogen vlammen, haar haren waaien in de wind. De kruik op haar hoofd en de mand aan haar arm zijn achteloos aan de kant gezet. De handen heeft ze in haar zij. Steeds meer ga ik Maria op déze manier zien. Een vrouw die haar Kind - haar goddelijk Kind - niet zoet hield met mooie sprookjes over Onze Lieve Heer, maar een vrouw die haar Kind voedde met gekruide woorden van Mozes en de Profeten, de Geest van God zelf. Zo maakte ze de weg open voor haar Zoon. Een weg die ze ook zelf is gegaan, dwars door alle pijn heen.

Laten we Maria nooit op een voetstuk plaatsen, want ze springt er gegarandeerd af waar de zaak van haar Zoon in het geding is. Van een missionaris hoorde ik ooit dat er in Brazilië een kerkje is, waar ze het Mariabeeld van de pilaar hebben afgehaald. Ze hebben haar een plaatsje gegeven in de eerste kerkbank. Midden tussen de mensen. Daar hoort ze ook thuis. Maria, die de Zoon van de Allerhoogste onder haar hart heeft gedragen, is de eerste onder alle gelovigen.

Maria, Mirjam van Nazareth, dochter van Israël, getrokken uit het klei van het Oude Testament, schudt nee tegen ongerechtigheid. Haar protest wordt gevoed door iets wat ze in haar buik voelt: een Kind! Haar buik, niet die van een prinses, maar in dat van een meisje van de onderkant. Haar Kind, dat voelt ze intuïtief, is Gods antwoord op de spiraal van alle geweld. Hij zal de mens van Gods omkering zijn, van het omgekeerde leven.
Zij zal een kind ter wereld brengen, die straks met zijn oren over Mozes en de Profeten ligt om Gods stem te verstaan. De geboorte van een mensenkind: machtdaad van God! Maria heeft dat begrepen: met Zijn geboorte is God zijn tegengeschiedenis begonnen. Zo wordt het evangelie een verhaal van strijd en opstand. Geen teder verhaal, maar het verhaal van Gods gevecht om een andere wereld. Hij voert die strijd met eigen middelen. Niet met wapens die mensen dwingen en werelden verwoesten, maar door Zijn Geest die mensen voor Hem inneemt en ze inspireert tot een andere wijze van leven.

© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor van de H.Augustinus
Amsterdam-Buitenveldert