IK ZIE DE HEMEL OPEN

Er zijn dagen waarop je ontzettend blij bent. Je voelt je gelukkig. Je ziet de mooie en goede kanten van het leven. Je lacht, je danst, je werk gaat vlot. Je hebt het gevoel dat iedereen aardig tegen je is. Je kunt de hele wereld aan! Maar soms kan ineens alles weer veranderen. Er komt een soort droefheid over je die je niet verklaren kunt. Het lijkt wel alsof een té hevige zon de wolken weer aantrekt. Er zijn van die dagen dat je alles zwarter ziet dan gewoonlijk. Je zoekt in een kleinigheid een reden om te klagen, jaloers te zijn en verwijten te maken. En je weet eigenlijk niet eens waarom. Misschien ben je moe. Waarom is het zo dat een mens tijden kent, waarin hij zich blij en gelukkig voelt, en tijden, waarin hij alles zwart en negatief ziet? Ik denk dat dat komt, omdat de mens een stuk natuur is: met lente- en herfstdagen, met de warmte van de zomer en de kou van de winter. Ik denk dat het komt, omdat de mens het ritme van de zee volgt: eb én vloed. Omdat ons bestaan een voortdurende repetitie is van leven en sterven, van doodgaan en geboren worden. Als je dát begrijpt, kun je weer vol vertrouwenverder, omdat je weet dat er na elke nacht weer een nieuwe morgen komt.

Ook bij Jezus wisselden de lente- en herfstdagen zich af. Goede Vrijdag was zo'n herfstdag. De dag die uit zou lopen op de zwarte winter van de dood. Donkere wolken pakken zich boven Jezus samen. Maar naast de kilte van de herfst heeft Jezus ook dagen van geluk gekend: zomerse dagen. Dan vloeide Jezus over van dankbaarheid en geluk. En dan begint Hij spontaan te bidden. We vinden dat terug in de passage die wij het Hoogpriesterlijk Gebed noemen (Joh.17). Dan bidt Jezus voor alles en iedereen. Net zoals wij, als we van geluk volstromen, wel iedereen zouden willen omhelzen. We zouden de wereld vol bloemen willen strooien, vriendelijke woorden willen spreken, zelfs tegen boze buurmannen en lastige buurvrouwen. Jezus bidt voor alles en iedereen. Hij bidt om eenheid onder de mensen: dat ze van elkaar houden, zoals Jezus en zijn Vader van elkaar houden. Hij vraagt zijn Vader dat zijn volgelingen de naam van de Vader bekend mogen maken. En die naam betekent "Ik-ben-er-voor-jou". En tenslotte bidt Hij om de komst van de Geest die, na zijn heengaan, de leerlingen zal blijven inspireren om op de ingeslagen weg van de liefde verder te gaan.

In de eerste lezing hoorden wij hetzelfde: Stefanus is vervuld van de Heilige Geest en ziet het helemaal zitten. Hij roept uit in opperste verrukking: “Ik zie de hemel open en de Mensenzoon staande aan Gods rechterhand” (Handelingen 7:56). Maar de werkelijkheid kan hard zijn. Hij staat buiten in de open lucht. De aasgieren verzamelen zich al in de verte. Zijn moordenaars zijn bezig hun mantels in te leveren bij een man die Saulus heette. Op het kritieke moment gaat voor Stefanus de hemel open. De stukken vallen op hun plaats. De hemel en de aarde raken elkaar. Een ongehoord verhaal na de hemelvaart van Jezus. En hij roept het luid uit: Heer, reken hun deze zonde (de steniging) niet aan. Waar had hij dat vandaan? Van Jezus zelf die aan het kruis bad: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen”.

Een oud verhaal dat zijn glans verloren heeft? Dominee Martin Luther King zei ooit: “Doe met ons wat jullie willen. We zullen van jullie blijven houden. Gooi ons in de gevangenis, we zullen doorgaan met lief te hebben. Ook Etty Hillesum, het in de oorlog omgekomen Joodse meisje uit Hilversum, schreef in haar dagboek: “Ik heb vandaag een Duitse soldaat ontmoet. Ook de andere kant heeft voor mij in hem een gezicht gekregen. En ik weet hoe ook hij lijdt onder de verschrikkingen van de oorlog en zijn vrouw en kinderen ontzettend mist. Daarom zal ik vanavond ook voor hem bidden,” Jezus bidt. In zijn voetspoor doet Stefanus dat ook, en Ds Martin Luther King en Etty Hillesum en zovele anderen. Midden in de doodsdreiging ging voor hen de hemel open. Dat is wat ik vaak ook ervaar als ik de ziekenzalving geef aan mensen die in hun bed tegen de dood worden uitgespeeld. Hun vragen zijn groter dan de antwoorden die ze kunnen vinden. Maar, al zijn er uitzonderingen, vaak komt er een zekere rust over hen. Het lijkt wel alsof ze vlak voor het einde van hun leven, te midden van hun vragen, de hemel zien open¬gaan.

Hoe ga je naar God toe? Er zijn twee manieren waarop je naar God kunt gaan. Koningin Victoria van Engeland had op 'n dag 'n zo'n geweldige ruzie met Z.K.H. Hij rende woedend de kamer uit en sloot zich op in zijn kamer. Wit van woede rende de koningin hem achterna. Ze bonkte keihard op de deur en op de vraag "wie is daar?", antwoordde ze: "Ik ben het, de koningin van Engeland!", want, zo dacht ze, voor de koningin van Engeland gaan alle deuren open! Maar ze had buiten de waard gerekend: de deur bleef dicht en de prins gaf niet eens antwoord. Na een half uur was haar woede gezakt. De koningin ging opnieuw naar boven en klopte zachtjes op de deur. Op de vraag "wie is daar?", antwoordde ze nu: "ik ben het, Albert, je vrouw". Toen ging de deur met een zwaai open.

Ja, er zijn twee manieren om naar God te gaan. Dat weten we uit het verhaal van de profeet Samuël. Die gaf het advies: “Als je in je droom God ontmoet, zeg dan: spreek, Heer, uw dienaar luistert”. In onze tijd lijken we de zaak te hebben omgedraaid. Wij zeggen maar al te gemakkelijk: “Luister, Heer, want uw dienaar spreekt”. In plaats van God aan het woord te laten, nemen we zelf maar al te graag het woord, terwijl we toch zouden moeten weten dat God zelf tijdens ons leven het eerste en het laatste woord spreekt. Daarom, klimmen wij maar van ons paard en buigen wij onze hoofden en harten voor God. Dan kan het gesprek pas écht beginnen!

In de geboortekerk van Bethlehem zaten vroeger grote poorten. Mensen konden, zittend op hun paard, de kerk inrijden. Later werden de poorten dichtgemetseld op een kleine opening na. Je moet je nu diep bukken om de kerk naar binnen te kunnen gaan. Eigenlijk een prachtige symboliek: mensen hoog te paard komen bij God niet binnen! Mensen die hun hoofd voor God weten te buigen wél. Jezus bidt. Wij kloppen teveel bij God aan als koning en laten onze eigen haan koning kraaien. Maar God wil ons alleen ontvangen, als we de onbevangenheid hebben van een klein kind. Jezus bidt tot zijn Vader: niet hoog te paard, maar in gesprek van vader en zoon. Jezus was er als geen ander van overtuigd, dat na de kille winter er weer een nieuwe lente en zomer zou volgen. Dat was zijn rotsvast vertrouwen. Hij had dit begrepen uit zijn contact met de Vader.

© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor van de H.Augustinus
Amsterdam-Buitenveldert