ELKAARS ONAANRAAKBAREN

Er was eens een man die een tijger tegenkwam. Hij schrok zich 'n hoedje. Hij zag geen andere uitweg dan het diepe ravijn. Hij sprong in het ravijn, maar gelukkig kon hij zich halverwege vasthouden aan een tak. Daar hing hij dan: zwevend boven de afgrond. Maar toen ontdekte de man naast zich een wilde aardbei. Die zag er smakelijk uit! Het water liep hem uit de mond. Hij hield zich met één hand vast aan de tak en met de andere hand plukte hij de aardbei. En met lichte stemverheffing zei hij: "wat smaakt die aardbei toch heerlijk!"

Deze man is het beeld van elk mens. Wij hangen hulpeloos boven de doodsravijn, toch eten en drinken wij, sluiten wij vriendschappen, trouwen, krijgen kinderen, vieren feest, nemen onze baaldag op, lachen in de bioscopen om de films van Fernandel en pinken een traan weg bij een gevoelige film die op de televisie wordt uitgezonden.

Soms denk je wel eens: wat maken wij ons soms druk om kleine dingen, terwijl elk leven tóch eindigt in de afgrond! Is het leven dat we leiden eigenlijk geen gekkenwerk? Of kunnen we bosvrucht en afgrond tóch bij elkaar brengen?

Het geloof probeert deze zaken bij elkaar te brengen. Maar wat geloven we nu echt? Geloven we dat de kerk van zondag iets te maken heeft met de kerk van maandag? Wie ben ik? Waar sta ik in het leven? En aan wiens kant? Melaatsheid mag dan in het Westen verdwenen zijn, nog steeds zijn we elkaars onaanraakbaren. Velen trekken zich terug op zijn of haar eigen levensbaan.

Tien melaatsen in 't Evangelie, tien onaanraakbaren. Mensen weggedrukt in de berm van het leven. In een grote bocht gaan we om hen heen. Soms behoren we zelf tot die mensen waar ze maar mee doen. En tot wie laten we ons vanmorgen rekenen: behoren wij bij die negen die niet verder komen dan de buitenkant? Of ben ik de tiende die ervaren mag dat God in m'n leven bezig is?

Jezus geneest tien melaatsen. Hij is geen dokter, geen kwakzalver. Hij beschikt alleen over het medicijn van de liefde. Want alleen de liefde, zegt Jezus, helpt mensen weer op weg. Alleen de liefde haalt mensen uit hun isolement. Diegene die lief heeft, is tot wonderen in staat, kan zelfs bergen verzetten.

Eén mens keert terug: een Samaritaan nog wel, een gastarbeider, een vreemdeling. De enige die correct handelt, komt hier niet eens vandaan! De Syriër Naäman en de Samaritaan behoren niet tot het uitverkoren volk, maar zij mogen toch ervaren dat er van God 'n genezende kracht uitgaat. Naäman neemt wat grond mee om zijn genezing te blijven gedenken, want het was de God van Israël die hem weer vaste grond onder de voeten gaf.

In onze wereld bestaat melaatsheid niet meer. Hoewel? Elk mens heeft in z'n lichaam, zelfs diep in zijn hart, afgestorven plekken die gevoelloos geworden zij voor prikkels van buiten. Melaatsheid van hart. Het zijn dode en gevoelloos geworden harten, soms zelf in staat van ontbinding, als we weer 'n rotstreek hebben uitgehaald.

  • Pas als je van je blindheid genezen bent, krijg je oog voor de noden van de ander;
  • Pas als je van je doofheid genezen bent, hoor je weer de vragen van de ander;
  • Pas als je genezen bent van je verlamdheid gedraag je je niet meer als een lamme ling;
  • Pas als je in het leven niet vatbaar meer bent voor de dood, kun je voor de ander een gids naar het leven zijn.

Slechts één van de tien die genezen is komt terug om Jezus te bedanken. Het is niet zo dat God zozeer om dankbaarheid vraagt. Jezus wil niet moraliseren. Het zwaartepunt van het verhaal ligt in de laatste zin: "Ga heen, uw geloof heeft u gered!" Het gaat in het Evangelie blijkbaar om de kracht van zijn geloof. De negen anderen hebben wel het "heil" ontvangen, maar de tiende had naast heil ook de "Heiland" ontmoet. Niet de genezing vormt de kern van het verhaal, maar de overtuiging dat het geloof in de liefde de enige medicijn is die deze wereld weer kerngezond kan maken.

In ons menselijk verkeer mogen alle oneffenheden verdwijnen. We mogen toeleven naar een wereld, waarin mensen niet meer over lijken gaan, een wereld waarin mensen niet meer onder elkaar door hoeven gaan! De weg naar het Rijk Gods is geen vierbaansweg waar mensen elkaar passeren als objecten. Gods weg is een smalle weg, maar wel de enige weg die leidt naar God en elkaar. Het is de weg van Gods liefde, en van die weg mogen we allemaal gebruik maken!

En hangend boven de afgrond mogen we genieten van het leven, want als onze tijd gekomen is, is er een God die zegt: "laat je maar vallen mensenkind, want ik ben boven je en onder je, voor je en achter je. In het Gods Rijk heeft de ravijn niet het laatste woord…

© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor van de H.Augustinus
Amsterdam-Buitenveldert