BOETEVIERING - SINT JAN DE DOPERWeet u waarom er een haan op de kerktoren staat? Het antwoord ligt voor de hand: als er op de kerktoren geen haan zou staan, kwam er geen kip meer in de kerk! ”Boer, wat zeg je van m'n kippen, boer, wat zeg je van m'n haan?” Is het u trouwens ook wel eens opgevallen dat wij mensen vaak met kippen worden vergeleken? Zoals de kippen, zijn we vaak tevreden met ons dagelijks kippenvoer! En als er wat te halen valt zijn we er als de kippen bij! En als er niets te halen valt, is er geen kip te zien! Allemaal proberen wij op deze wereld ons graantje mee te pikken. Maar een mens niet leeft van kippenvoer alleen. Er zijn belangrijkere dingen in het leven. De haan als het dier dat ons wakker houdt, dat ons gaande houdt. Als het dier dat ons in vuur en vlam zet. Voor mij hoort zijn beeld bij degene, waar het evangelie van vanmorgen over gaat. Johannes de Doper is zijn naam. Samen met de profeet Jesaia behoort hij tot de poortwachters van het kerstverhaal. Jesaia en Johannes de Doper zouden het van de daken af willen kraaien: bekeert u, want het Rijk Gods is nabij! De bijl van de sanering ligt al aan de wortel van de boom. Ze kraaien hoog van de toren, schudden ons wakker, zetten ons in vuur en vlam. Johannes de Doper: wat bezielt een mens als hij zijn fijne kleren uittrekt, een kleed van ruw kamelenhaar aandoet en leeft van sprinkhanen? Wij zien Johannes de Doper graag als een ruige profeet, de tegenhanger van de zoete lieve Jezus. Maar daar doen we Johannes de Doper onrecht mee. Natuurlijk: hij spreekt harde woorden als: "leg de bijl aan de wortel van je bestaan" en "bekeert u, want het Rijk Gods is nabij". Maar Johannes de Doper is helemaal niet zo'n sombere profeet. Integendeel, hij verwijst juist naar de toekomst: er komt een nieuwe toekomst, de Messias is in aantocht! Johannes de Doper, de geëerde profeet, die de hoop was van velen in Israël, is nu opzij geschoven. Hij die met vurige woorden het nieuwe Rijk van God aankondigde, zit nu in de gevangenis. Uit de duistere diepte van zijn bestaan stelt hij de vraag: "Zijt Gij het die komen moet, of hebben wij een ander te verwachten?" Johannes was bereid om in de nacht en de duisternis van zijn bestaan te sterven. Maar hij had zo graag het morgenrood van een nieuwe tijd gezien. Een helder licht verlangde hij niet, al was het maar een klein streepje licht. Het zou voldoende voor hem geweest zijn! Toch hoorde en zag hij weinig van wat hij had aangekondigd. Waar bleef die bijl, die de rotte bomen zou omhakken? Waar was de wan, waarmee het koren van het kaf gescheiden zou worden, om in het vuur te verbranden? Johannes de Doper, geen toevallige voorbijganger, geen ooggetuige die het verder voor gezien houdt. Nee, Johannes de Doper is een gedrevene. Een mens die heil wilde brengen in een donkere wereld die kraakt in zijn voegen van onrechtvaardigheid. Want met elkaar hebben wij een wereld opgebouwd die duizenden mensen jaarlijks het leven kost. Johannes de Doper noemt het onrecht bij name, wijst concreet het onrecht aan. Maar dat pikt de wereld niet. Hij moet worden uitgespuwd, uitgekotst. Sint Jan de Doper belandt in de gevangenis, omdat hij koning Herodes beticht heeft van een oneerlijke en duistere levenswandel. Een echte profeet kijkt immers niet naar rang of stand, ook al kost hem dat zijn kop. Johannes is door twijfels overmand. Jezus steekt hem een hart onder de riem. Hij zegt: "Johannes, je ziet toch, dat de hoop groeiende is, dat de wereld toegroeit naar de wereld van God". En dan schildert Jezus een grandioos portret van Johannes. Hij haalt hem niet omlaag, maar zet een standbeeld voor hem neer. Jezus geeft hem een ereplaats naast het standbeeld van de Dokwerker in Amsterdam, beeld van de Februaristaking in de Tweede Wereldoorlog, naast het beeld van Zadkin in Rotterdam, beeld van een stad dat in de oorlog zijn hart is kwijtgeraakt. Jezus stelt Johannes gerust. Het verhaal gaat door! Jouw woorden zijn niet achterhaald. Ze klinken na tweeduizend jaar nog in de honderdduizenden kerken en kapellen over heel de wereld. Ze schieten raak in de harten van zoveel mensen. Een boodschap voor mensen die blind, doof en lam geworden zijn voor zijn oproep tot bekering. Ooit zal de woestijn bloeien als een roos. Dan zal er een einde komen aan alle twist en tweedracht, aan alle gejammer en gekerm. Slappe handen worden weer sterk. Knikkende knieën krijgen weer kracht. Pijn en gejammer nemen de vlucht. Dat is de kracht van Gods belofte: dat we telkens weer opnieuw mogen beginnen. Niet terug naar af, maar op de weg van God. Dat leerde Jezus ons al: je komt in je leven alleen maar verder als je elkaar jullie misstappen vergeven. Alleen zo kan er vrede ontstaan. En Gods belofte – zo leerde Hij – is dat Hij ons vergeeft als wij elkaar de schuld vergeven. Dat leerde Hij ons al in het Onze Vader. In dit gebed is niet het eerste woord bij God. Wij worden pas vergeven, als we elkaar vergeven hebben! In de roman 'de Gebroeders Karamazow' heeft de Russische schrijver Dostojewski het over een vrouw, die haar geloof in het eeuwig leven verloren heeft. In haar gewetensangst gaat de vrouw naar en monnik en vraagt hem: "Wat moet ik doen?" Het antwoord van de monnik kan ons verbazen. Hij geeft haar als antwoord: "bemin je naasten en je zult je geloof weer terugkrijgen". Hij spoort de vrouw niet aan om zich terug te trekken in eenzaamheid. Hij spoort haar ook niet aan om te bidden. Hij probeert haar ook niet met woorden te overtuigen. Hij wijst haar alleen maar op de mensen om haar heen, die haar soms bitterhard nodig hebben. In 't gelaat van de mensen om je heen, zal je het gelaat van de Gekruisigde tegenkomen. Dat is wat we ook willen in deze boeteviering. Het woord “Boete” stamt uit de visserswereld. Als de gaten in de netten te groot worden, moeten de netten worden geboet. Dan worden de eindjes weer aan elkaar geknoopt. Zo willen wij in deze viering de eindjes weer aan elkaar knopen. En het verhaal van Dostojewski zet ons vanmorgen op het spoor. In het gelaat van je medemens zie je het gelaat van de Gekruisigde. Ik heb het nu meer gezegd: als we bij God komen, zal Hij maar één vraag aan ons stellen. En dat is de vraag: mens, waar is je broer? Mens, waar is je zuster? Hoe ben je omgegaan met mensen die ook geschapen zijn naar Mijn Beeld en Gelijkenis? Opkomen voor elkaars onvermogen. Slappe handen worden sterk. Knikkende knieën krijgen weer kracht. We krijgen weer moed ingeblazen. Vat moed en vreest niet. Dan gaan de ogen van blinden weer open en de lamme zal springen als een hert”. Jesaia en Johannes de Doper, twee poortwachters die toegang geven tot het kerstverhaal. Als het gekraai van hanen klinkt hun vurige boodschap om ons wakker te schudden en in vuur en vlam te zetten. Daarom, laten wij ons niet langer kippig gedragen, maar met hen op weg gaan naar het wonder van het kerstfeest, de geboorte van Gods eigen Zoon! © Pater Ambro Bakker s.m.a. |
|||
BOETEVIERING - |
|||
BOETEVIERING - |