HET KONINKRIJK EN ZIJN GERECHTIGHEIDIedere evangelist heeft zijn eigen kijk op Jezus. Zij beschrijven dezelfde Jezus, maar ieder doet dat op zijn eigen manier. Matteüs wil in zijn evangelie aantonen dat in Jezus “Het Koninkrijk der Hemelen” is aangebroken. Het gaat niet om koninkrijken die wijzelf stichten, maar om Gods Koninkrijk. Het evangelie van vandaag is de afsluiting van de beroemde Bergrede van Jezus, waarin Matteüs Jezus de hoofdlijnen laat neerzetten van zijn verkondiging omtrent het Koninkrijk van God. De Bergrede is als het ware zijn regeringsverklaring. Uit die woorden mogen we ontdekken wat Jezus voor ogen staat. Het Evangelie begint met de woorden: “Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer! Zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar zij die de wil doen van mijn Vader die in de hemel is”. (Mt.7:21) Je zou kunnen denken dat Jezus bedoelt dat het in ons leven niet gaat om mooie woorden, maar om concrete daden. “Toch is de boodschap van vandaag veel dieper. Het gaat om “Het doen van alle Gerechtigheid”. Dat moet van de grond komen! En dat gaat verder dan het onderhouden van wetten. Het is zelfs de enige manier om Gods Koninkrijk op aarde gestalte te kunnen geven. Sterker nog: het is de sine qua non om de hemel binnen te komen. Het woord Gerechtigheid (diakosune) is de sleutel van Gods Koninkrijk. Dat is ook de strekking van Jezus’ ontmoeting met de rijke jongeling. Hij vraagt hem niet om te gaan preken of wonderen te doen. Hij moet zijn spullen gaan verkopen en verdelen onder de armen (Mt. 9:21). Het is dezelfde logica die we tegenkomen in de encyclieken van Paus Johannes Paulus II. “De goederen van de wereld komen niet toe aan een kleine elite, ze worden ons gegeven voor de hele mensheid!” (Sjef Donders, Bijbels Bezien, Matteüs, pag.70, KBS 1992) Dat bedoelt Matteüs ook. Gerechtigheid als sleutel van ons bestaan. En dan komt Jezus met zijn vergelijking met het “Huis op de rots” en het “Huis op het zand”. Dat laatste huis ziet er na de opbouw prima uit. Maar er hoeft maar een kleine storm op te steken en alles dondert in elkaar. Wat blijft er dan nog over van al je goede bedoelingen? Jezus zal later zeggen “aan de vruchten herkent men de boom”. Zijn dat de vruchten van gerechtigheid of schijnvruchten? “Velen zullen op die dag zeggen…” Welke dag? Natuurlijk de dag van Gods oordeel. Dan zullen we ontdekken op welke grond wij staan. Staan we – met Gods hulp – recht overeind, of zakken we weg in de modder, omdat het oordeel ons geen grond meer onder de voeten geeft? In de eerste lezing hoorden wij: “Bind de woorden van God als een teken op uw hand en in uw ziel”. Het is een joods gebruik op de gebedtijden een kokertje om het voorhoofd en om de linker arm (dichtbij het hart) te binden. In dat kokertje zitten stukjes perkament met daarop enkele van Gods geboden geschreven. Het is een tastbare herinnering (teken) om Gods woord altijd voor ogen te hebben. Mozes staat op de drempel van het land van Belofte. Daar stelt hij het volk voor de keuze. De tegenstelling tussen “zegen en vloek” maakt duidelijk hoe belangrijk deze keuze is. Het is alles of niets, leven of dood, God of de afgoden. De “alles of niets” van beide lezingen kan het ons moeilijk maken, omdat de realiteit waarin we leven nogal weerbarstig is. Hoe vaak moeten we niet schipperen en compromissen sluiten? Goed en kwaad, wijs en dwaas liggen vaak zo dicht bij elkaar. Behandel de ander zoals je zelf behandeld wilt worden. Alleen zo kan het huis zijn fundamenten krijgen. Staat je huis op de rots, of drijft het weg in het zand? In Palestina bouwden de armen hun huis gewoon op het zand. Rijke mensen lieten de grond afgraven tot aan de rots. Ook in ons leven mogen we het zand weggraven tot we bij de harde bodem komen. Tenslotte een oud Joods verhaal over het doen van gerechtigheid. In een Joodse gemeente was de afspraak dat de gemeente in de synagoge zelfstandig besluiten kon nemen zonder in alles de rabbijn te moeten raadplegen. Op een dag ontdekte de Rebbe dat er achter in de synagoge een offerkist was geplaatst waarin je wat geld voor de armen kon doen. “Jullie zouden mij waarschuwen, als jullie een belangrijke beslissing zouden nemen”, zei de Rebbe “Is dat dan zó belangrijk” vroegen de leden van de Raad? “Zeker”, zei de rebbe, “heel belangrijk. Tot nu toe gingen jullie zelf naar de armen. Je stond oog in oog met de armoede. Je ontdekte dat de ander jou in de gelegenheid stelde goed te doen. Nu je de arme niet meer in de ogen kijkt, zul je vergeten dat hij rijker is dan welke rijke ook en dat hij jouw weldoener is!” Wij gaan prat op wat wij doen. We doen dat vaak “heel gefundeerd”. Jezus zal zeggen: “heb je het wel getoetst aan de liefde?” Alleen dan kun je spreken over “grond onder je voeten”. Alleen zo bouw je mee aan “Gods Koninkrijk en zijn Gerechtigheid”. © Pater Ambro Bakker s.m.a. |
|||
HET KONINKRIJK EN |
|||
HET KONINKRIJK EN |