ACHT DAGEN LATER

De deuren waren gesloten. De ramen waarschijnlijk ook. Misschien waren zelfs de luiken dichtgeslagen. Ze zaten praktisch in het donker. Ze praatten niet veel, en als ze het deden, fluisterden ze. We weten niet met hoeveel ze waren. Dat staat er niet. Waren ze maar met z'n tienen? Misschien zaten er wel meer leerlingen daar samen te schuilen. Ze waren niet meer compleet. Thomas bijvoorbeeld was er niet bij. Dat van die ramen en die luiken staat niet in het evangelie. Maar het wordt door de tekst gesuggereerd. Je zou zelfs kunnen vermoeden dat ze de spleten tussen de ramen en de muur met wat aarde hadden dichtgestopt. Ze hadden in de deur geen sleutelgat, maar als ze dat hadden, zouden ze het ook dichtgestopt hebben! Is dat wat te ver gezocht? Nee, toch niet. Het zijn die dingen die je doet, als je paranoïde bent, als je lijdt aan achtervolgingswaanzin.

En bang waren ze! Johannes schrijft dat ze bang waren voor de joden, en dat zij in juichen uitbarstten, toen Jezus aan hen verscheen. Maar schrijft hij de waarheid? Waren ze niet veel banger geweest van Hem? In andere verschijningsverhalen zijn ze dat zonder meer! Bij Lucas bijvoorbeeld (24:37) zijn ze - als Hij aan hen verschijnt - doodsbang. En ze hadden een heel goede reden om bang te zijn. Ze hadden hem op weg naar Golgotha in de steek gelaten en verraden. Hoe zou hij daarop reageren?

Het is een situatie die we - denkelijk - allemaal kennen. Je hebt iemand in de steek gelaten. Niet zomaar even in een vluchtig gesprek, maar op een ernstige manier. Terwijl die ander je woord, je steun, je hand of je hart hard nodig had, sprak je dat woord niet, weigerde je die steun, stak je geen hand uit en sloot je je hart. Misschien deed je dat omdat je dacht dat het toch een aflopende, een uitgemaakte zaak was. Dat je elkaar toch niet terug zou zien. Doden horen immers niet uit hun graf op te staan! Maar dan hoor je dat het gevaar voorbij is, en dat een nieuwe confrontatie dreigt. Een nieuwe confrontatie na jouw verraad. “Ik ken die mens niet”, zei Petrus toen. Hoe zal de ander reageren?

De leerlingen wisten dat hij aan anderen verschenen was, maar niet aan hen. Maria had hem al mogen omhelzen. Reden te meer om zich zorgen te maken. Daar zaten ze in pover licht, angstig luisterend naar ieder geluid. En dan komt hij binnen en zegt: "Sjaloom - Vrede". Dat woord zegt voldoende. Ze weten dat verraad en verleden vergeven zijn. Het verraad heeft Jezus niet overweldigd. "Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend Ik u. Opdat u mag leven."

Thomas was er niet bij. De gebeurtenissen op Goede Vrijdag moeten ook bij hem als een schok door hem heen zijn gegaan. Hij heeft te veel gezien van deze wereld. Hij is de man geworden van: eerst zien en dan geloven! Wat is er toch met Jezus gebeurd?" moet hij gedacht hebben. Als bijen op een honingpot waren duizenden mensen op Jezus afgekomen. Die Jezus, die met zo'n geweldige overtuiging wist te spreken van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Die alles wat scheef en onrechtvaardig was bij name durfde noemen. Iemand die nu eens écht van mensen hield. Een mens die anderen weer op de been hielp, randfiguren weer terugbracht naar het centrum van het leven. Hij herinnerde zich hoe vergeving kan doorwerken als een verkwikkende balsem. Mensen zonder naam hadden van hem weer een naam gekregen. Zij telden weer mee. Kinderen van God, kinderen van zijn Vader heeft hij hen genoemd. Groot en machtig was die Jezus aan het worden. Zou hij ook in staat zijn om die gehate Romeinen het land uit te zetten? Thomas was er van overtuigd! Tenslotte zouden ook andere volkeren hem erkennen als de Messias, de gezalfde van God.

Maar niets van dat alles. Hij had stank voor dank gekregen! Een onmenselijke en bar-baarse kruisiging was zijn lot geworden. Zijn kleren waren verdobbeld, zijn zijde met een lans doorstoken. Jezus, waar ben je gebleven? Wat is er over van je idealen? Profeet, je moest wel sterven. Je vonkende blik was te gevaarlijk, tergde de trots der zelfverzekerden. Je ongereptheid was ondraaglijk in deze wereld vol corruptie. Je handen die genazen op sabbat moesten bloedig doorboord. Je majesteit, die niemand kon weerstaan, moest vernederd worden en gebroken. Je jeugdige schoonheid die vrouwen en kinderen aantrok moest worden ontluisterd. Je stem die duizenden meesleepte moet worden gesmoord!

Maar wat blijft er over van je geloof als harde levensvragen op je afkomen? Wat blijft er over van je geloof als je afscheid moet nemen van je geliefde, omdat die wegdrijft over de wateren van de dood? Kun je in God blíjven geloven, als de liefde in je leven onbeantwoord blijft? Als het leven je onderuit haalt, dan merk je hoe klein en wankel ons geloof eigenlijk is. Dan voel je dat het leven niet klopt. Dat het geloof je te ruim zit, je niet meer past. Ik geloof, ik geloof, maar als het er op aankomt, is mijn geloof één brok ongeloof, dat hulp van buiten behoeft. Waar komt die hulp vandaan?

Thomas moet door een hel zijn gegaan. En in zijn naam roepen alle predikanten ons vanmorgen toe: blijf je toch verbazen over de wonden van de mensheid, het verdriet in zoveel mensenlevens, zoveel ziektes, gebroken liefdes, oorlog en honger. Blijf kijken naar de littekens die voortdurend geslagen worden. Pas als je de pijn van deze wereld serieus neemt, kom je misschien zover dat je tastend en zoekend mét Thomas kunt stamelen: "Mijn Heer en mijn God." Een kortere en kernachtiger geloofsbelijdenis kennen we niet. Thomas, beeld van de twijfelende en zoekende mens, die, als het er op aankomt, zijn hoofd en knieën weet te buigen voor "zijn Heer en zijn God."

Opstandingverhalen, zoals wij die nu lezen in de tijd van Pasen, zijn denk ik niet bedoeld om ons het bewijs te leveren dat Jezus écht verrezen is. Voor mensen die dat niet willen zien zijn deze verhalen niet overtuigend. Ze zijn bedoeld voor mensen die misschien heel diep in hun binnenste, nog een restje van geloof, nog een splintertje hoop hebben. Tegen die mensen zegt dit verhaal: mens, je kúnt opstaan, naar buiten gaan, niet op de vlucht voor de pijn en de problemen die je beklemmen, maar proberen om je eigen pijn onder ogen te zien. Dat het zwaar is, weet het verhaal ook: "zalig zij die niet zien en toch geloven!". Maar onmogelijk is het niet. Het verhaal van de Schrift vertelt dat, toen de leerlingen weer naar buiten durfden komen, er grote menigten van mensen op hen zaten te wachten. Daar waren ze nu zo bang voor geweest! Door je eigen onmacht heen breken. Het lijkt niet te kunnen. Opstandingsverhalen zeggen dat het wél kan. Het is de moeite waard het eens te proberen!

Als kind hoorden we dat Thomas zei “eerst zien en dan geloven”. Dat vonden we maar zwak. Je kunt toch ook recht op je doel afgaan door meteen maar te geloven? Nu ik wat ouder ben en hopelijk wat wijzer, weet ik dat ik hoop ooit nog eens als Thomas te kunnen worden. Dwars door alle ongeloof en diepe dalen heen tot de slotsom komen: “Jezus, uw bent mijn Heer en mijn God!” Wat een geloof!

© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor van de H.Augustinus
Amsterdam-Buitenveldert