Quo vadis, Domine?

Overal waar mensen wonen worden wegen gebouwd. De Romeinen waren de eersten die in Europa grote wegen bouwden. Die wegen waren soms twee meter dik en bestond uit metselwerk en kiezel. Het plaveisel bestond uit mooie grote stenen. De wegen waren zo'n 4 tot 12 meter breed. Één van die wegen wordt ook nog in onze tijd gebruikt. Het is de Via Appia. Elke toerist in Rome moet een stukje over die duizenden jaren oude weg hebben gelopen. Daar zorgt de toeristische industrie wel voor!

Langs die Via Appia staat een oud kerkje. Dat kerkje heet Quo Vadis. Volgens een oude legende zou de apostel Petrus geprobeerd hebben om via de Via Appia Rome te ontvluchten. Er was daar sprake van een grote vervolging. Talrijke christenen werden ge¬marteld en vermoord. Reden voor Petrus om de stad midden in de nacht te ontvluchten. Maar in de duisternis komt hij op de Via Appia Jezus tegen die opnieuw zijn kruis draagt. Petrus is ontzet en vraagt: "Quo vadis, Domine?", waar gaat u heen, Heer? En Jezus antwoordde: "Ik ga naar Rome om in jouw plaats gekruisigd te worden." Dan weet Petrus dat hij de vervolgde geloofsgenoten niet in de steek mag laten en keert naar de Rome terug.

Vandaag horen hoe Jezus zijn zware gang gaat naar Jeruzalem, hoewel Hij weet wat Hem daar te wachten staat. De hogepriesters en schriftgeleerden zoeken naar een middel om Jezus ter dood te brengen. Petrus probeert dat te voorkomen en neemt Jezus terzijde. Hij waarschuwt Hem voor de grote gevaren in Jeruzalem. En Jezus snauwt hem af en zegt: "Ga weg, satan, terug!" Petrus, één van de grootste vrienden van Jezus (vorige week zondag werd hij nog de rots genoemd en kreeg hij de sleutel van het Koninkrijk) , wordt hier satan genoemd. Petrus meende het toch goed! Zijn optreden en zelfs zijn verraad, toen hij zei: "Ik ken die man niet" zijn toch niet te vergelijken met de Judaskus, het verraderlijke woord in de Hof van Olijven? Tot 't laatste toe spreekt Jezus Judas aan met "vriend" en noemt Jezus Petrus “satan”.

De verklaring voor dit harde optreden moeten we meer zoeken bij Jezus dan bij Petrus. Petrus had niet kunnen vermoeden dat Jezus zijn kruisweg was begonnen. En had Jezus daar zelf ook niet veel moeite mee? Hij was de mens die niet veel later in de Olijfhof, met bloedig zweet op zijn voorhoofd, bad dat deze kelk hem bespaard mocht blijven. En de duisternis van Goede Vrijdag viel niet alleen over de berg, maar ook over de ziel van Jezus, zodat hij uitriep: "Mijn God, mijn God, waarom?" Juist in deze duisternis keek Petrus. Was dit de weg van bevrijding? Zo kan Petrus zich het Rijk Gods niet voorstellen. Moet het Rijk Gods er zo uitzien dat een onschuldige wordt vermoord? Dat zijn Meester ten onder gaat aan leugen en listen, bedrog en verraad? En dat zouden ze maar goed moeten vinden?

Er zijn meer mensen geweest die de brandhaard - met gevaar voor eigen leven - hebben opgezocht: De verpleegster Florence Nigthingale zette zich in voor de oorlogsslachtoffers van de Krim. Ze riskeerde daarmee haar leven. "Onzinnig" moeten haar familie en vrienden hebben gedacht.

De Vlaamse Pater Damiaan de Veuster hielp de mensen op het melaatseneiland Molekai. Hij zocht de brandhaard op en dat kostte hem zijn leven. Hij werd zelf melaats."Onzinnig" moeten zijn familie en vrienden hebben gedacht. Wie doet zoiets nu met gevaar voor eigen leven? Op dit moment staat zijn standbeeld in de galerij van de nationale helden in het Capitool van Washington D.C.

Als Jezus aan zijn vrienden uitlegt dat hij gefolterd zal worden en ter dood gebracht, komt Petrus tot dezelfde verleiding. "Denk toch aan Jezelf!, Wat heeft dat nou voor zin?" Dat moeten alle leerlingen gedacht hebben, want Petrus is de eerste onder zijns gelijken. Zij zien niet in hoe het zó weg geven van je leven uit liefde voor anderen ook enig nut zou kunnen hebben. Zij zien niet in dat je door zó te leven en te sterven je weer jezelf terug kunt vinden. "Wie zijn leven verliest om mijnentwille - en omwille waar Ik voor sta - zal het winnen." Jezus heeft als geen ander weet van de stervende graankorrel die eerst begraven moet worden om tot leven te komen.

Petrus had moeten weten dat Jezus zich - ten dode toe - wilde inzetten voor een menswaardige samenleving, vol vrijheid en leven. Jezus wilde zich geven - met zijn lichaam en bloed. Maar zo ver was Petrus nog niet. Petrus is nog veel te veel bezorgd om zichzelf. Die hoge prijs: daar is Petrus nog lang niet aan toe. Jezus die hem enkele regels eerder nog "fundament" en "rots" noemde, geeft hem nu die andere naam "satan". En die naam dragen we allemaal, want wie van ons zet zich in tot het uiterste, als het gaat om een menswaardige samenleving? We zijn geen haar beter dan Petrus. Het is geen kleinigheid om Jezus concreet te volgen.

Overigens blijft Petrus voor ons een voorbeeld. Want telkens weer keerde hij op zijn stappen terug. De liefde voor anderen heeft het toch telkens weer bij hem gewonnen. Hij is zijn Meester gevolgd, zelfs tot op het kruis. Waar niemand meer iets van je kan verlangen, waar alle redelijkheid voorbij is, begint je eigenlijke weg. Eigenlijk is in ons leven één vraag echt belangrijk: Quo Vadis, Domine?" - Waar gaat U met mij heen? Ben ik nog steeds op de goede weg? Wie in zijn leven trouw blijft aan de zending van Jezus, aan zijn kruis, zal sterven onder de belofte van de verrijzenis. Hij zal zijn leven niet verliezen, maar winnen. En degenen die leven van deze wereld schudden hun hoofd en zeggen: "wat heeft dat nu allemaal voor zin?"

© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken H.Augustinus
Amsterdam-Buitenveldert