WAT GOD TOEKOMT

In het evangelie van Matteüs bevinden we ons vandaag tussen de intocht van Jezus in Jeruzalem en het lijdensverhaal. Jezus’ einde nadert. De komende weken horen we hoe Jezus botst met de hogepriesters en de oudste van het volk. In een viertal twistgesprekken proberen zij Jezus klem te zetten.

Vandaag het eerste twistgesprek. Laten wij onze oren spitsen, want het gaat om een zaak die ons allen aangaat: het betalen van belastingen. Of dit nu de inkomensbelasting, vermogensbelasting, vermakelijkheidsbelasting of hondenbelasting is. Iedereen heeft er mee te maken, iedereen krijgt op gezette tijden een blauwe brief in de bus. En trouwens, wij leven in een tijd waar in de duizenden miljarden ons om de oren vliegen. De euro staat onder grote druk. Er moet een miljardenoplossing gevonden worden voor de problemen ronde Griekse euro. En bij de Beurs op het Damrak staan vele tenten opgeslagen. Massaal protesteren over heel de wereld mensen tegen de macht van de banken en tegen het kapitalisme. Over actualiteit gesproken! Ook vandaag zit het evangelie weer midden in onze hedendaagse actualiteit.

"Is het geoorloofd om aan de keizer belasting te betalen?" vragen de Farizeeën en de Herodianen aan Jezus. Jezus zegt: laat mij eens een belastingmunt zien, wat staat er op? Van wie is de beeldenaar en het opschrift?". Een interessante vraag. Dat heb ik gisteren ook gedaan. Wat staat er op onze Nederlandse euro's? Aan de ene kant staat het bedrag, aan de andere kant de beeldenaar van onze koningin, met naast haar halve hoofd: Beatrix, Koningin der Nederlanden. Maar dan zijn we er nog niet, want op de zijkant van de twee euromunt staat ook een tekst. Daar staat: God-zij-met-ons". Die tekst staat er al bijna 350 jaar op. En wel sinds de Tachtigjarige Oorlog, die zich afspeelde tussen 1568 en 1648. Toen stond het er nog in het Latijn op, de tekst uit de Romeinenbrief (8:11): Si Deus pro nobis - quis contra nos? Als God vóór ons is, wie zal dan tegen zijn? Al ruim 300 jaar staat het nu al op onze muntstukken: God-met-ons. Het is een teken dat het hele menselijke verkeer, waarin geld blijkbaar zo'n grote rol speelt, ondergeschikt is aan diegenen die ons geschapen heeft naar zijn Beeld en Gelijkenis.

In het Evangelie proberen ze Jezus te vangen op zijn woorden. Wie zijn die "ze"? Het zijn twee groepen van mensen. De Farizeeën met hun leerlingen aan de ene kant, de Herodianen aan de andere kant. Twee groepen die elkaar eigenlijk grondig haten. De Farizeeën weten dat Jezus uit Galilea komt. Zij weten dat Hij van-huis-uit vertrouwd was met de anti-Romeinse beweging, die vooral in Galilea sterk in opkomst was. De Farizeeën moeten niets hebben van de Herodianen, de aanhangers van koning Herodes Antipas. Herodes is een hielenlikker, een speelbal, een lakei van de keizer, een zetbaas, iemand die het aanpapt met de bezetter en die zelfs de bezetter financieel sterk ondersteunt. In de termen van onze tijd zou je kunnen zeggen dat de Farizeeërs de patriotten zijn en de Herodianen de landverraders.

Patriotten en landverraders vinden elkaar vanmorgen in het Evangelie. Ze komen samen op één lijn: patriotten en landverraders. Zij proberen Jezus te vangen op zijn woorden. Dat is een heel bekend spelletje, dat gewoonlijk gespeeld wordt met mensen die we niet zo graag mogen. Het is verbazingwekkend om te zien hoe partijen, die elkaar fel bestrijden, hun tegenstellingen laten voor wat ze zijn en zich als één blok werpen op hun prooi. De kring van dodelijke haat heeft zich gesloten. Zij vragen Jezus of het geoorloofd is om belasting te betalen aan de keizer. Eerder een godsdienstige dan een politieke vraag. Ze hadden gehoopt dat Jezus een standpunt zou innemen. In beide gevallen zouden groepen mensen kwaad op Hem worden. Dat was de bedoeling, want daarmee zou Hij een stuk van zijn gevreesde populariteit verspelen. Maar het spelletje mislukt. "Geef aan de keizer wat de keizer toekomt en geef aan God wat aan God toekomt!" De Joden hadden moeite om belasting te betalen aan de bezetter, de Romeinse keizer. In onze tijd zijn de rollen bijna omgedraaid. Wij geven aan de staat, vrijwillig of niet. Al proberen we massaal de belastingwetten te ontduiken en zoeken we naarstig naar de mazen: de Staat geven we wat de Staat toekomt.

Tegenover God staan we met heel wat meer reserves. Veel mensen weten eenvoudig weg niet meer wat God toekomt. Veel mensen zijn vandaagdedag zó in beslag genomen door de welvaart, dat ze God niets meer geven. De belasting was voor de keizer, want op de belastingmunt staat Zijn beeldenaar. De mens behoort aan God toe, want op hem staat Gods eigen stempel gedrukt. De mens, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Duidelijker kan het niet! Ook de wereld behoort aan God toe, want ook daarin staat zijn beeltenis afgedrukt. Alles en iedereen komt van God en keert naar Hem terug.

Wij weten duidelijk wat de staat toekomt. Dat is bij de wet geregeld. De staat stuurt zijn deurwaarders, als de belasting niet op tijd wordt betaald. Wat God toekomt is veel moeilijker te bepalen, want God vraagt niet iets van de mens, Hij vraagt heel de mens! Alles wat adem heeft love de Heer. Elke slag van ons hart en elke ademhaling komt van God. Soms vraag ik me wel eens af: waarom moet er met ons altijd iets naars gebeuren voordat wij weer eens beseffen dat alles van God komt? Blijkbaar moet je ernstig ziek worden om te beseffen wat het betekent dat je weer volop mag leven, wat het wil zeggen dat je weer volop adem mag halen, dat je weer volop mag werken, dat je weer naar school mag gaan, dat je je handen en je voeten weer vrijuit kunt bewegen. God-dank, God zij dank! Geef aan God wat aan God toekomt! Daarom is het onze plicht om hongerigen van voedsel te voorzien, de naakten te kleden, de zieken te bezoeken, de gevangenen te verlossen.

Belasting betalen aan God of de keizer? "Ach wat", zegt Jezus, "gooi die munten van mijn part de keizer naar zijn hoofd. Die munten behoren bij de keizer. God zit wel op iets anders te wachten!" Terstond ging Jezus van die plaats weg en verkondigde aan iedereen die het maar wilde horen dat onze God geen God is van het dode geld, maar een God van levende mensen, de God van mensen met een warm kloppend hart, geen machtige God van staal en beton. De naam van de Levende mag genoemd worden temidden van dodelijke machten.

Dat heeft, getuige de eerste lezing, Gods volk ook zelf ervaren tijdens de ballingschap. God is bondgenoot gebleven, ook in tijden van onderdrukking en knechting. Met behulp van koning Cyrus zal duidelijk worden dat JHWH de God is van heel de wereld. De bevrijding is aanstaande. Is het niet wonderlijk dat deze bevrijding – namens God – wordt aangezegd door een heidense koning? De lezing is duidelijk: er is toekomst als we God geven wat Hem toekomt! Als we in staat zijn onze achterstallige belasting te betalen. En als Christen, als volgeling van Jezus, weten we dat God zijn Zoon naar deze wereld heeft gestuurd om onze achterstallige belasting te betalen en onze schuld in te lossen. Het zijn grote woorden, maar wat dragen ze een toekomst in zich, een toekomst bij God, als we Hem geven wat Hem toekomt! Dat is waar het in beide lezingen om draait!

Het evangelie van vandaag geeft geen antwoord op onze belastingproblemen, maar wel een richtsnoer om evangelisch te handelen en te leven. Op het geld dat gebruikt werd ten tijde van Jezus stond de beeltenis van de keizer. Op onze euro-munten staat de beeltenis van onze koningin. Het zijn de munten van ons en haar land. Maar het randschrift verwijst naar Hem van wie wíj de beeldenaars zijn: God met ons! Mogen wij Gods beeldenaar zijn op een manier waarop dat ook aan ons te zien zal zijn. Mensen met het beeld van God in ons hart, met op de rand van onze huid geschreven: God zij met ons!

© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken H.Augustinus
Amsterdam-Buitenveldert