VREEMDELINGENEr gebeurt zoveel elke dag in onze wereld, dat ik wel eens denk: kan de Bijbel dat nog wel allemaal bijbenen? De lezingen geven vanmorgen daar een antwoord op. Wat zijn ze actueel! In de eerste lezing uit Exodus hoorden we: “Gij moet een vreemdeling niet slecht behandelen en hem het leven niet moeilijk maken”. En iets verderop: “gedraag je niet als een geldschieter. Ge moet geen rente vragen”. Over actualiteit gesproken! En die woorden klinken in een wereld waar op dit moment de ene bank na de ander omvalt en de Derde Wereld zal opnieuw slachtoffer worden van een naderende recessie. Hoe gaan we om met elkaar? Op dezelfde manier als God omgaat met ons? We hebben het leven gevat in tal van wetten, regels en verordeningen. Maar wat is nu de kern van de wet? Waar gaat het nu écht om? Elke Nederlander wordt geacht de wet te kennen. En dat is onmogelijk, want er zijn zoveel wetten, regels en verordeningen. Je hebt tegenwoordig een ‘insider’, een advocaat nodig, die je de weg wijst. En ook hij weet het allemaal niet uit zijn hoofd. Achter hem staan vele dikke wetboeken of een krachtige computer. In de Joodse wet stonden ‘maar’ 248 verboden en 365 geboden. Maar dat is ook een heleboel. Als we dat weten is de vraag van de wetgeleerden wel gerechtvaardigd. Door de bomen zie je het bos niet meer. Dan komt de vraag boven drijven: “Vertel me eens waar het in het leven op aankomt!” Jezus geeft een direct antwoord: “God, je naaste en jezelf: ze staan op één rij! Misschien weet je het nog uit je eigen jeugd: kinderen die door iedereen werden gepest. Het waren altijd dezelfden. Ze stonden in ‘n hoekje van de speelplaats. Dan konden de klappen maar van één kant komen. Sommigen hielden het niet meer uit en gingen naar een andere school. Dat wilde wel eens helpen. Ze waren daar geen buitenbeentje meer. Hoe gingen ze zich daar gedragen? Op twee manieren: de een werd zelf een pester, alsof dat pijnlijk stukje uit zijn verleden ten koste van alles moest worden verdrongen. Een ander had haar les geleerd: ze deed een ander nooit meer aan wat haar zelf was overkomen. Ze was behandeld als een vreemde in Egypte en wilde dat weten ook. Er zijn kinderen die door hun ouders mishandeld zijn. Ze zweren dat zij dit hun eigen kinderen nooit aan zullen doen. Ze zijn zelf slaven in Egypte geweest, dus dat gunnen ze geen mens, laat staan je eigen kind. Maar er zijn ook mishandelde kinderen die, groot geworden, hun eigen kroost datzelfde leed aandoen. Bijna tegen wil en dank. Het lijkt wel alsof dat stukje Egypte dat ze hebben meegekregen in hun jeugd niet uit hun ziel is weg te branden. Israël is weggetrokken uit Egypte, nu moet Egypte nog wegtrekken uit Israël. De God van Israël, woord van de Schrift, kiest partij voor de zwakkeren. Hij zegt: “als hun tranen naar boven komen, zal Ik gehoor geven!”. Tranen over Irak en Afghanistan, tranen over Libië, tranen over Amsterdam, tranen over Amstelveen en Buitenveldert. Maar God komt de zwakkeren te hulp, en altijd in concrete mensen van vlees en bloed – ons vlees en bloed. God morrelt aan de deur van ons geweten waar we carrière proberen te maken over de ruggen van zwakkeren heen. Hoe doof en blind we ook mogen worden: ooit zullen we vallen om door schade en schande mens te worden naar Gods beeld en gelijkenis. Eindeloos mens – naar Gods beeld. Sommige mensen kiezen alleen voor mensen die dichtbij hen wonen. Vreemdelingen zijn te ver van hun bed. Goed, de naastenliefde moet érgens beginnen. Maar kan liefde voor mensen wel zo selectief en begrensd zijn? Anderen kiezen met grote gedrevenheid voor mensen verweg. Ze zeggen: hier hebben we het goed. Mijn aandacht gaat uit naar de mensen aan de andere kant van de wereld. Waarom zou de liefde zo selectief zijn, dat ze op haar tocht door de wereld goede mensen overslaat? Soms zingen we wat al te gemakkelijk "Eer aan God in den hoge", zonder vrede te sluiten met mensen om ons heen. Je mag Gods gloria niet bezingen, als je je niet daadwerkelijk inzet voor de afgeschrevenen verweg en dichtbij. Het heeft geen zin het "Onze Vader" te bidden, als we elkaar als mensen geen vergiffenis schenken. God en naasten horen bij elkaar. Wat is het voornaamste gebod: God of de mensen om je heen? Jezus geeft weer een eenvoudig, maar verbluffend antwoord: “de namen van je naasten en de naam van God horen bij elkaar”. De twee geboden stonden al in de Schrift, maar ze stonden elk op 'n aparte bladzijde. Het is voor Jezus als met twee klapdeuren: God en naaste: beiden geven ze toegang tot de hemel op aarde! © Pater Ambro Bakker s.m.a. |
|||
VREEMDELINGEN |
|||
VREEMDELINGEN |