NABESTAAN IS VAAK MOEILIJKER DAN DOOD GAAN

Is doodgaan erg? Dr. Michels, vroeger geneesheer-directeur van het verpleegtehuis "Kalorama" in Beek bij Nijmegen, een inrichting voor chronische zieken, heeft veel mensen zien sterven en heeft hen bijgestaan in hun laatste uren. Hij schrijft: "Doodgaan op zich is niet zo erg. De dood neemt de patiënt zijn pijn af, zijn ademnood, zijn of haar aftakeling, het doorliggen, het niet meer kunnen. De familie kan vaak niet tegen een al te lang lijden. Men kijkt dan de patiënt als 't ware dood om hem zijn verlossing van dit leven te gunnen. De dood is in zijn laatste fase altijd mild."

Toch zijn er ook andere ervaringen. Een jonge vrouw, nog geen 40 jaar oud, 12 jaar getrouwd, stierf aan kanker. Na een afscheidsbrief aan haar 5 kinderen schrijft ze een brief aan haar man: "Bert, van jou kan ik geen afstand nemen., Ik zal altijd bij je zijn. Ik heb je zo intens liefgehad. Ik zal altijd bij je blijven. Vergeef me dat ik je in deze wanhopige eenzaamheid moet achterlaten..." En zij eindigt met een gedicht:

"Ik had je zo lief, zo diep en bovenmate,
Niemand heeft je ooit zo liefgehad.
Niemand je zo diep bedroefd verlaten.
Niemand op deze wereld, lieve schat.
En dan plotseling treft de pijl de roos.
Wees niet boos, lieveling, wees niet boos."

Zij eindigt: "Bertus, praat af en toe over mij met de kinderen. Mogen zij tegenover jou goedmaken, wat ik tegenover jou verkeerd heb gedaan. Ik vertrouw op jou, vertrouw jij op God. Veel liefs van je Ligia."

Doodgaan is niet erg; doodgaan is verschrikkelijk. Beide zijn waar. Elk mens maakt zijn eigen dood. En in al die jaren heb ik zelf geen twee mensen op dezelfde manier zien sterven. Mijn ervaring is dat een mens sterft, zoals hij in het leven staat. Mijn ervaring is ook dat veel mensen die doodgaan allereerst bezig zijn met degenen die zij moeten achterlaten. Hun eerste zorg ligt niet bij hun sterfbed, maar bij hen die zij moeten achterlaten: hun nabestaanden. En soms denk ik dat het inderdaad nog moeilijker is om na te bestaan dan om dood te gaan! Doodgaan gebeurt op een gegeven moment. Maar hoe vind je als mens, als nabestaande, de weg terug naar het leven? Doodgaan gebeurt soms in luttele secondes, na-bestaan duurt je hele leven lang. Het rouwproces duurt soms jaren en jaren.

Om het leven terug te vinden moet je vechten, je moet er in groeien. Je wordt, als je rouwt om een huisgenoot, gedwongen om voortaan 'n bord minder op tafel te zetten. Je kunt je geliefde man, vrouw, vader, broer en vriend, niet meer aanspreken. De leegte wordt niet automatisch opgevuld. Je kunt pas - na lange tijd en na veel tranen - tot de conclusie komen dat er een brug hangt tussen het land van de levenden en het land van de doden. Na jaren zul je pas ontdekken dat er een uitweg is uit die put van diepe duisternis.

"Of er leven na de dood is weet ik niet, want niemand is ooit teruggekomen om ons dat te vertellen!" Niemand? Er is er één teruggekeerd uit de dood. Hij kwam over de brug die de dood verbindt met het leven. Hij werd herkenbaar in de mist van ons bestaan. En Hij had geen gemakkelijk praten. Ook Hij moest - 33 jaar oud - over die Gods onmogelijke brug heen. Maar Hij kwam weer overeind. Zoals alle mensen overeind komen die de pijn voorbij zijn, de tranen gedroogd, de moed hervonden.

Het leven groeit tegen alle dood in - waar mensen elkaar verhalen vertellen, ter herinnering, ter bemoediging: weet je nog hoe hij was en wat hij zei? En zoals het hem is vergaan, zo zal het ons vergaan. Ook Jezus is toevertrouwd aan de donkere aarde. Ook Hij kwam terecht in een diepe zwarte put. Ook bij Hem hing een moeder over het dode lichaam van haar zoon. En daarmee is Jezus de weg gegaan van alle zaad. En tot op de dag van vandaag, zelfs na tweeduizend jaar, klinkt nog zijn stem: als het donker wordt in je leven, zal God er zijn. Laat je dan maar vallen, mensenkind, want je zult terechtkomen in de handen van de levende God. Een vreemd, onwerkelijk, haast angstaanjagend geheim. Maar het is de enige weg die ons wegvoert uit die donkere put, terug naar het leven.

Eens per jaar, op 2 november, komt het kerkhof weer tot leven. Dan worden er levende bloemen neergelegd bij de doden. Dan worden er namen genoemd van hen die er niet meer zijn. Sinds Allerzielen vorig jaar zijn er 22 namen bijgekomen. 22 families werden geconfronteerd met die afschuwelijke dood. De jongste was 29, de oudste 106. Bij het noemen van hun naam komt een mens weer tot leven, zien wij iemand voor ons, met huid en haar. Dan zien wij het gezicht van een man, een vrouw, een kind. Eens per jaar noemen wij hun naam, roepen wij hen, alsof we tegen ze willen zeggen: we zijn jullie niet vergeten! Wij noemen je naam, omdat wij je niet willen vergeten wie je voor ons was en wat wij aan jou te danken hebben...

Het noemen van hun naam kan ons ook weer verdrietig maken. Want we hebben het over mensen, die we goed hebben gekend, met wie je kon praten, die je aan kon raken, met wie je misschien 'n intiem stuk van je leven deelde. Maar dat verdriet is ook goed, want 't is de enige brug die ons met onze doden verbindt. Het noemen van hun naam maakt ook onze kwetsbaarheid zichtbaar, want je wordt je bewust van je eigen sterfelijkheid. Want als zij konden sterven, waarom wij niet?

Op Allerzielen. 2 november, komen veel herinneringen weer tot leven, worden verhalen verteld: weet je nog wie ze was en wat hij zei? Weet je nog? In onze herinneringen komen ze tot leven: door het leggen van levende bloemen, door het aansteken van een kaars, door het noemen van hun namen. Als pastores hebben wij over hen gesproken, hopelijk in bemoedigende woorden, want over de doden niets dan goeds! Maar als de tranen droog zijn en de kist bedekt met zand, als de bloemen verwelkt zijn op het graf, op bij de urnen, als de laatste bezoeker weg is en iedereen weer terug is in zijn eigen wereld, dan zijn er zoveel wonden die geslagen zijn en een pijn die blijft...

22 doden in onze parochie. Maar ook in uw eigen omgeving zijn ongetwijfeld nog vele andere mensen door de dood genadeloos onderuit gehaald. De dood van een mens die je lief is, schopt je leven danig in de war. Waar zijn ze gebleven onze lieve doden? Het antwoord komt langzaam, waar mensen gelouterd zijn, de pijn voorbij, de tranen gedroogd, de moed hervonden. Het groeit waar wij elkaar verhalen vertellen, ter bemoediging, ter herinnering. Zoals het vergaan is met hen, zo zal het ook ons vergaan. Ook zal op een keer mijn naam genoemd worden met Allerzielen. En als die tijd gekomen is, hoop ik dat mensen die mij lief zijn tegen me zeggen:

Dode, mijn lief, sta op,
Wil niet vertrekken,
Vergaan als de nacht.
Dode, mijn lief, sta op
Weet je gezegend
Als levende pracht.

Dode, mijn lief, sta op.
God doet je voortgaan
In eeuwige kracht.
Dode, mijn lief, sta op
Ga naar het land waar
Je thuis wordt verwacht.

Dode, mijn lief, sta op.

Alles wat leeft zal sterven. Dat geldt ook voor mij. Ik weet dat er een dag komt dat er in de krant staat dat ik ben overleden. Maar ik mag u nu al zeggen: geloof daar geen woord van! Ik zal niet dood zijn, maar leven bij God, in wiens armen al wat leeft terugkeert. In Aeternum! Amen, en dat betekent “Het-zij-zo!”

© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken H.Augustinus
Amsterdam-Buitenveldert