WINNEN MET GEVOUWEN HANDENTwee weken geleden reed ik terug van een pastoresberaad in Bussum en had de radio aanstaan. Ik hoorde de programmamaker aan iemand vragen “waar zou u het leven mee willen vergelijken?”. De vrouw antwoordde: “Voor mij is het leven als een kroket: het is goed dat je van tevoren niet weet wat er allemaal in zit, maar hij smaakt wel lekker!”. Toen ik kort geleden bij een doop een klein kind in mijn armen had, dacht ik aan deze uitspraak terug: wat mag, maar ook wat moet dit kleine kind nog allemaal meemaken? Het is maar goed dat je dat allemaal niet van tevoren weet! Maar voor de meeste mensen geldt: “we weten nooit van tevoren wat je allemaal in je leven mee mag en mee moet maken, maar het smaakt wel!” Maar er zijn ook andere ervaringen. De Russische schrijver Dostojewski laat in zijn boek “De Gebroeders Karamazov”, Aljosja tegen zijn broertje zeggen: “God, als het leven er zó uit ziet, dan geef ik u beleefd mijn geboortekaartje terug!”. En inderdaad, alleen al in ons land proberen elke dag zo’n 22, vaak jonge mensen, hun geboortekaartje aan God terug te geven. Blijkbaar is het leven niet zo gemakkelijk. Geloven, hopen en liefhebben trouwens ook niet. Hoe komen wij aan ons geloof? Het verhaal speelt zich af in het jaar 620. Paus Gregorius de Grote, stuurde toen Benedictijnse monniken vanuit Rome naar Engeland om daar het Evangelie te gaan verkondigen. Eén van de monniken, Paulinus genaamd, was zelfs doorgedrongen in het verre Northumberland. Daar was in die tijd een koning die Edwin heette. Deze koning toonde zich erg voorzichtig tegenover de nieuwe leer. Hij verzamelde wijze mannen rondom zich en vroeg hen om raad. Zou hij deze nieuwe godsdienst toestaan of niet? Eén van hen gaf hem toen de volgende raad: "Koning, als u met uw vazallen en graven 's winters rond het warme haardvuur zit, terwijl buiten dé storm huilt, de sneeuw valt en de regen striemt, dan gebeurt het dat een klein vogeltje de warme zaal in vliegt. Door het ene raam vliegt hij naar binnen, geniet enkele ogenblikken van de warmte van de zaal om daarna via een ander raam weer de koude nacht in te gaan, terug naar de duisternis van zijn bestaan. Zo is het ook met ons leven. Wij weten niet uit welke duisternis de mens geboren wordt en naar welke duisternis hij terugkeert. Wij weten niet waarom een mens uit de duisternis tevoorschijn komt en weer in de duisternis verdwijnt. Een aantal jaren mag hij genieten van de zon en de warmte. En als de nieuwe leer ons daaromtrent enige zekerheid kan verschaffen, is het waard om die leer te volgen". Wie is die kleine vogel die hier een leverslang rondvliegt in licht en warmte, haastig op weg van een duister begin naar een duister einde? Eigenlijk wordt elk mens geboren met de slechtste prognose die er bestaat: alles wat leeft loopt uit op dood en ondergang. Wat is eigenlijk de zin van je bestaan? Waartoe zijn wij op aarde? Het leven is maar kort, de dagen vliegen voorbij. Waar kom je vandaan en waar ga je naar toe? Wat gebeurt er met ieder van ons? In tweede lezing van vanmiddag, uit de eerste Korintenbrief, komt Paulus met een antwoord. Hij doet een beroep op wat iedereen kan observeren: het gezaaide zaad en de nieuwe gedaante die het krijgt bij het ontkiemen. Hij zegt: het aardse zaad is gezaaid in vergankelijkheid, het toekomstig lichaam zal worden opgewekt in onvergankelijkheid. Paulus onthult het geheim van de onvergankelijkheid. Levenden en doden zullen een gedaanteverandering moeten ondergaan. En Paulus staat daarmee in de traditie van Jezus zelf die het verhaal vertelt van de stervende graankorrel die eerst de donkere aarde in moet om tot leven te komen. In de eerste lezing wordt dezelfde troost uitgesproken. In God heeft al het leven zin. Natuurlijk kun je klem komen te zitten, soms de dingen in je leven niet kunnen be-grijpen. Soms bloeit de vijgenboom in je leven niet meer en brengt de wijnstok in je leven alleen maar bocht op. Om met Habakuk te spreken: soms is je levensstal leeggeroofd en je levensakker geplunderd. Machten waar je niet tegenop kunt. Maar, zegt hij: op zulke momenten zal ik tóch juichen voor de Heer, want Hij is het die mij redt en mijn leven weer op orde brengt. Soms ga ik strompelend door het leven, maar de Heer zal mijn voeten zo snel maken als de voeten van hinden. God zal er zijn, juist op momenten waarop het water je soms aan de lippen staat. Niet voor niets hebben we na die lezing uit Habakuk het Lied van de Opstanding gezongen. Wat een granieten taal: “De steppe zal bloeien en de rotsen in ons leven gaan open, het water zal stromen. Het water zal tintelen, stralen, dorstigen komen en drinken, en zij zullen opstaan en lachen en juichen!” Wat een visioen die de dichter Huub Oosterhuis, ons doorgeeft. Wat een belofte! Zelfs de moeilijke en blijkbaar zinloze momenten, als je leven onder druk staat, geef God je leven zin. Zelfs als je op het punt staat dit leven te verlaten, is er Één die zegt: “Als je tijd gekomen is, laat je maar vallen, mensenkind, want Ik ben boven je en onder je, voor en achter je. De teksten van de oecumenische viering voor de Week van de Eenheid van de Christen komt dit jaar uit Polen. Het is gebaseerd wat zij hebben meegemaakt in vreugdevolle tijden en tegenspoed. De geschiedenis van Polen wordt gekenmerkt door een opeenvolging van nederlagen, overwinningen, opdeling en onderdrukking door buitenlandse machten en vijandige systemen. Tegen die achtergrond begrijpen wij waarom ze de lezingen uit Habakuk en de eerste Korintenbrief hebben gekozen. Geloven tegen de verdrukking in “Dood, waar is je prikkel? Dood, waar is je angel?” En op basis van de perikopen uit Habakuk en de Eerste Korintenbrief kwamen ze tot het centrale thema: “winnen met gevouwen handen”. Het gebed richt mensen op en geeft vertrouwen. De mens is op heel de aarde het enige wezen dat zich kan richten tot zijn Oorsprong, zijn Oergrond. Waar de vogels slechts zijn voedsel zoekt en zijn jongen grootbrengt, waar de koe graast, slaapt, kalft, melk geeft en sterft zonder ooit aan zijn Schepper te denken, kan de mens zich biddend wenden tot het Mysterie van zijn begin. In zekere zin loven ook de dieren het grondgeheim van hun bestaan: gewoon door er te zijn. Zo ziet Guido Gezelle het kleine wateroppervlaktekevertje, 't schrijverke, Gods naam schrijven op de stille sloten langs de velden. En zo zingen ook de psalmen: "Maakt Gij het donker, het wordt nacht. Maar het is de mens die dit weet en zegt. Hij beseft hoe het brullen van de leeuw in de tropennacht een antwoord is aan de Schepper. De kreten van dieren worden eerst kreten tot God in het redelijke dier, de mens. Alleen de mens staat voor God met zijn hart en zijn verstand. Alleen de mens kan bidden. Het Hebreeuwse woord voor bidden is PALLEL. Het drukt twee betekenissen uit:het betekent VECHTEN, STRIJDEN, WORSTELEN. Het wordt voorgesteld als de worsteling van Jakob met de engel die nodig was, voordat hij tot zegen kon komen. Het is ook het bidden van Job, die “met God op de vuist wil gaan”. Pallel betekent ook RECHTER-ZIJN OVER JE ZELF. Het buiten jezelf treden, zodat je jezelf kunt zien staan in je eigen situatie. (Soetendorp) In al onze pogingen tot Eenheid van de Christelijke kerken,heeft Jezus ons één ding duidelijk laten zien: het zoeken naar het nieuwe beeld van God gaat niet buiten het gebed om. Talloze voorbeelden zijn te geven, waarin Jezus op de meest beslissende momenten van zijn leven, zich wendt tot zijn Vader. Of we willen of niet, het gebed zal onze oecumenische ontmoetingen moeten begeleiden om tot een onderlinge bestaansverheldering te komen. Dan zullen wij ervaren dat het leven zin heeft en dat alles wat leeft uit Gods hand is gekomen en in Zijn hand terug zal keren. © Pater Ambro Bakker s.m.a. |
|||
WINNEN MET GEVOUWEN |
|||
WINNEN MET GEVOUWEN HANDEN |