WEG MET ALLE LAMLENDIGHEID

U kent de uitdrukking: “Iets van de daken verkondigen”. In de stadjes van Palestina waren de straatjes nauw. Je kon vanuit jouw kamer zó in de kamer van de buren kijken. De huizen hadden platte daken. Daar speelde het dagelijks leven zich af. De kinderen speelden er. Er werd gekookt en gewassen. En daar vonden ook de contacten plaats. Het dak bereikte je via een buitentrap. Als je op het platte dak stond had je zo contact met de buren. Dan kon je de nieuwtjes uitwisselen. Als een praatje het dak bereikt had, was het zó over de hele stad verspreid! Nieuwtjes hoorden je niet in de supermarkt, want die waren er toen nog niet. Nee, de nieuwtjes kwamen van het dak! Wij kennen ook een spreekwoord over “daken”. “Kom van het dak af”en “je kunt van mij het dak op!”. Maar dat heeft een hele andere betekenis! Vandaag luisteren wij naar het verhaal van een lamme die door Jezus genezen wordt. Het verhaal loopt anders af dan je zou denken. Buiten is het druk, tal van mensen die Jezus volgden stonden daar. Zelfs zo druk dat ze de lamme bij Jezus brachten via de buitentrap, via het dak.

De lezingen van de laatste weken, die voorafgaan aan de Aswoensdag en de Veertigdagentijd, vertellen over de genezingen die Jezus verricht op zijn tocht door het Joodse land. Wij horen dat Jezus voortdurend is te vinden bij mensen die ondergesneeuwd raken. We horen daar in deze weken meer over. Zo hebben we enkele weken geleden het verhaal gehoord dat Jezus de schoonmoeder van Petrus geneest. Zij is ernstig ziek. Jezus geneest haar en legt haar de handen op. Jezus trekt genezend rond. Zoals we zo vaak zingen: Hij ging van stad tot stad tot zieken en gewonden. Voor hen had Hij een woord, een onderdak. We hoorden vorige week over de genezing van een melaatse. Vanmorgen horen we over de genezing van een lamme. En daarna komen de genezingsverhalen van het dochtertje van Jaïrus, genezing van een blinde en de genezing van een stomme en de storm op het meer. De evangelisten laten er geen twijfel over bestaan: voor Jezus staan mensen die door het leven onderuit zijn gehaald centraal.

Zieken vormen bij Jezus het uitgangspunt van zijn programma. In zijn Naam trekken de leerlingen er op uit, zalven de zieken en genezen ze. (Marcus 6: 13). Als Johannes de Doper in de gevangenis laat vragen of Jezus de Gezondene is, krijgt hij te horen "Ga aan Johannes zeggen: blinden zien, lammen gaan, doden staan op, aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd." Het antwoord geeft een samenvatting van wat Jezus eigenlijk wilde: heil brengen. Toch gaat het Jezus niet om sensatie. Het zijn tekenen die verwijzen naar een God die bekommerd is om mensen. God staat niet onverschillig tegenover het lijden van mensen. Hij wil niet de ziekte, maar de gezondheid van ieder mens. Gods heeft geen vreugde in het in elkaar storten van al wat leeft.

Gezondheid staat in ons wensenlijstje hoog genoteerd. Voor velen heeft God daar alles mee te maken. God wil te betrokken zijn bij alles wat we doen. Voor sommigen komt Jezus pas ter sprake, als de doktoren uitbehandeld zijn. Ik vrees dat die mensen in Jezus ontgoocheld raken. Want dat heeft Jezus ons nooit beloofd. Hij wil geen gatenvuller zijn, als wij ten einde raad zijn. Jezus is anders. Waar mensen gericht zijn op zichzelf, heeft Hij het over breken en delen. Waar mensen vechten om de macht, spreekt Jezus van dienen. Waar mensen eindeloos van het leven willen genieten, spreekt Jezus van zijn leven verliezen.

Jezus was terug in Kafarnaüm. Hij was thuis. En de mensen komen weer op Hem af. En men brengt een lamme bij Hem. Marcus vertelt dat het er zó druk was, dat ze de lamme door het dak moesten laten zakken! En het antwoord van Jezus is niet zozeer de lichamelijke genezing, maar Hij vergeeft zijn zonden. En daarmee brengt Hij de lamme terug naar zichzelf, naar anderen, maar vooral naar God. Zonden vergeven, dat is mensen teruggeven aan zichzelf. Dat is relaties herstellen. Terwijl de omstanders wachten op een wonder, hoor je Jezus zeggen: “Je zonden zijn je vergeven. Dat verleden ben je uit”. De omstanders, en met name de schiftgeleerden reageren furieus. Onvergeeflijke en goddeloze bluf, wat ijdele woorden, dreigend ook.

Jezus kijkt naar hen. Glimlacht Hij? We weten het niet. Maar hij moet hun reactie wel hebben verwacht. Hij kende hun gedachten en zei: “Wat is nu gemakkelijker, tot de lamme te zeggen “uw zonden zijn u vergeven of sta op, neem uw bed op en ga naar huis”? Welnu, opdat jullie zullen weten dat de mensenzoon de macht heeft zonden te vergeven, daarom zeg Ik U; neem uw bed op en ga naar huis”.

Tot grote schrik van de schriftgeleerden en tot dolle vreugde van de menigte, eindigde op dat ogenblik de oude wereld en werd er een nieuwe geboren: de man stond op van zijn draagbaar, nam hem op zijn schouder en wandelde weg in het licht van de nieuwe dag. En daarmee zit de lamme midden in het visioen van de profeet Jesaia: “Denk niet meer aan het verleden en sla geen acht op wat reeds lang voorbij is. Ik onderneem iets nieuws. Het begin is er al. Zien jullie dat niet?. Ik leg een weg aan dwars door de woestijn”. Natuurlijk zijn er woestijnen, perioden van verdriet en teleurstelling. Maar zij worden uiteindelijk overheerst door momenten van geluk, van vertrouwen, van hoop. Ook in de eerste lezing staat de vergeving centraal. Wat God betreft mogen we telkens weer opnieuw beginnen en “denkt Hij niet meer aan onze zonden”. “Een weg leg Ik aan door de steppe, rivieren laat Ik stromen door de woestijn”. Wat een belofte! Het houdt je op de been!

© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken H.Augustinus
Amsterdam-Buitenveldert