NIET VALS ZINGEN

Tot in de uithoeken van de wereld wordt in deze Paasnacht gezongen over het nieuwe Licht en het nieuwe Leven. “De Heer is waarlijk opgestaan”. Dat zongen enkele jaren geleden ook twee straatzangers op Sicilië. Een oude dame stond glimlachend te luisteren, een groep meisjes stond rare gezichten te trekken, een paar jongens begonnen hard mee te brullen. Een heer in maatpak veegde z'n brillenglazen schoon, want het "nieuwe leven" kom je niet zo vaak tegen op straat. Een buurvrouw trok het bovenraam dicht, want ze kreeg hoofdpijn van dat nieuwe leven!

Een agent maakte een einde aan die herrie. Hij trok even nadenkend aan z'n snor en greep de twee straatzangers in hun kraag. Hij schudde ze door elkaar en het nieuwe leven was verdwenen. Die agent was een wijze man. Hij dacht: dat nieuwe leven maakt te veel léven. Hij begreep dat het niet echt kon zijn, want het lied klonk vals. Valszingers waren het! En hij had gelijk, want verderop in de straat haalden andere straatjongens intussen een juwelierswinkel leeg. De twee jongens zongen van het nieuwe leven om de aandacht van hun handlangers af te trekken.

Zingen over het nieuwe leven. Ook wij kunnen ons Paaslied zingen om de aandacht af te leiden van het oude leven. Ook wij kunnen het Paasfeest vieren als een onderdeel van ons inbraakprogramma. Er wordt op het Paasfeest veel gezongen. Er wordt ook veel vals gezongen. Nou bedoel ik natuurlijk niet de leden van "Tolle Lege." Zij zingen voortreffelijk en vol toewijding, met hun hart op de juiste plaats. Daar ken ik ze intussen goed genoeg voor. Nee, ik heb het over onze eigen monden die vaak galmen van het nieuwe leven, terwijl ons hart uitgaat naar de etalage van de juwelier.

"Met Pasen is de dood voorgoed van kant gemaakt". Dat zingen en belijden wij. "Dat kan wel waar zijn" hoor ik soms jonge mensen zeggen, "maar wij hebben zo weinig met de dood. Pasen is immers voor mensen die al met één been in het graf van voorbij staan." Jonge mensen zijn met heel andere dingen bezig, staan midden in het volle leven. Zij schrijven nog hun verlanglijstjes en hun liefdesbrieven. Maar als je ouder wordt ,weet je wel beter. Dan begin je te begrijpen waar ieder van ons doorheen moet om terug bij God te komen. Langs slingerpaden en kronkelwegen. Via buigen of barsten, onder slagbomen door, door donkere tunnels.

Zelfs in de Lijdensweek moesten we machteloos toezien hoe een horizon zich sluit boven jong leven van nauwelijks dertig jaar oud. Een leven lang trekken en dwalen, door woeste zeeën en droge woestijnen. En we zingen - diep van uit ons hart – “God, breng ons weer thuis, keer ons tot leven, zoals rivieren in de woestijn, die als de regen komt, opnieuw gaan stromen. Wie zaait in droefheid zal oogsten in vreugde”.

Als je jong bent, houd je de dood op een afstand. Maar je kunt zelfs dood zijn zonder het te weten. Je kunt op je 18e al met één been in het graf staan. Zoals de straatzangers op Sicilië die met één been in het nieuwe leven stonden, maar met het andere been in het graf van voorbij. Dát is de dood: als je onder het zingen over het licht van Pasen de kat knijpt in het donker. En als je onder het zingen van het Paaslied de oude mens niet weet af te leggen. De oude mens die probeert beter te worden over de ruggen van anderen, desnoods ten koste van anderen. Valszingers zijn het. Hun gekraai is voor God niet aan te horen. Lawaaipapagaaien! Meer niet!

Het eeuwig leven is niet een nieuw land áchter de horizon van je leven, ergens vér achter je pensioen. Christus is opgestaan, en niet alleen voor de mensen die van hun AOW leven. Elk mensenhart mag zingen van het nieuwe leven. Het mag vannacht gezongen worden tegen de verdrukking in. Het mag beginnen in een klein kamertje op drie hoog achter. Als we maar niet vals zingen. Christus is de enige die ons de tóón kan aangeven. Dat vieren we met Pasen. Jezus brengt ons op de juiste toonhoogte, laat ons niet zakken en reikt ons de muzieksleutel aan. Bij Hem mogen we met z'n allen de toonladder op, richting nieuwe hemel en nieuwe aarde.

Paasnacht, nacht van de opstanding, nacht van het nieuwe leven. En dat woord opstanding is een plechtig woord voor “opstaan”. Stel je voor: de Heilige Schrift vergelijkt de verrijzenis van Jezus met het opstaan van elke dag. De zon gaat op - het is tijd om wakker te worden - dus gaat Jezus naar buiten. Maar hoe? Hij is toch dood? Ach, wat dood. Wat kan Hem de dood schelen. Hij doet het eenvoudig alsof hij niet in het graf ligt. Daarom vinden we in zijn graf ook niet de sporen van 'n gevecht op leven en dood. De Bijbel vertelt ons hoe de doeken, waarin zijn lichaam gewikkeld waren, keurig lagen opgerold.

Hij heeft daar dus in de vroege morgen heel rustig zijn kleren staan opvouwen, zoals wij na het opstaan ons bed opmaken. Alsof er niets bijzonders aan de hand is! Er is een wonderlijke stilte in dit ochtenduur. Er komt geen protest uit de hel. Er zingen geen engelen zoals bij zijn geboorte. Dat is vroeger wel anders geweest! In de woestijn had Jezus de dood overwonnen na een twistgesprek met de duivel over macht, geld en aanzien. Maar nu is er zelfs geen plaats voor een twistgesprek. Geen twistgesprekken met Magere Hein: de dood telt gewoon niet meer mee! De dood is lucht voor Hem.

Wij geven met Pasen de dood nog te veel eer, als wij alsmaar over hem praten en zingen, dichten en schrijven. Alsof we ons graag uit het graf willen laten halen! Maar op Pasen is de dood geen partijganger meer, niet eens de moeite waard meer om je er druk over te maken. Dat doodgewone "opstaan" van ons elke dag wordt mogelijk door het "gewone opstaan" van Jezus op Paasmorgen.

Eigenlijk is het Paasverhaal een humoristisch verhaal. Jezus loopt glimlachend naar buiten, alsof het om een stacaravan gaat, waar je naar believen in en uit kunt gaan. Hij wandelt zó rustig door de tuin dat één van zijn vriendinnen denkt dat Hij de tuinman is. Hij vliegt niet tussen de bomen als een spookgestalte. Hij hóórt zo bij de lentetuin, dat je zou zeggen: het moet de tuinman zelf zijn! Als Jezus door een hof loopt, lijkt Hij op de hovenier. Als Jezus door een fabriek loopt lijkt het wel alsof Hij bij de fabriek hoort. Als Jezus bij ons op kantoor komt, lijkt het wel alsof Hij er al jarenlang werkt. Jezus laat zien dat Hij "niet van de andere kant komt", maar te midden van mensen wil staan, Hij "hoort er helemaal bij".

Wij lopen God soms al te gemakkelijk voorbij. Wij ontdekken God maar zelden in de mensen om ons heen. De vrouw die Hem voor de tuinman hield zou hem haast voorbij lopen, omdat Hij zo helemaal bij die tuin hoort. Maar wie ontdekt het gelaat van Jezus nog in een ziek kind, in 'n bejaard en rimpelig gezicht, in het gezicht van lijdende mensen? Ver weg en dichtbij.

Vannacht worden er twee volwassen mannen, Iwan en Onno, gedoopt en gevormd en ontvangt ook het jonge meisje Melissa het sacrament van het Vormsel. Daarna ontvangen zij voor de eerste keer de heilige Communie, brood en wijn, Lichaam en Bloed van onze Verrezen Heer. Zij hebben naar deze nacht toegewerkt en toegeleefd. Allang ligt hun hart bij de kerk. Vannacht zullen wij hen opnemen in het Volk van God. Ze zullen het Water en het Licht delen met elkaar. Wij wensen hen in deze Paasnacht toe dat zij een Bron van Levend Water en een Bron van Licht mogen zijn voor iedereen die zij op hun levensweg ontmoeten. De levenswijze van de Verrezen Christus mag hún levenswijze zijn en blijven. De Ster van Bethlehem zal ook voor hen de weg wijzen, op weg naar het Land van Gods Belofte, dat reikt tot over onze dood heen..

Blijven wij ons Paaslied zingen, zonder gebrom en met een zuiver van hart. Dan zal ons Verrijzenislied vannacht klinken, eerlijk en oprecht. Ik mag nu Melissa, Iwan en Onno uitnodigen voor de wijding van het levende water, waarmee zij gedoopt zullen worden.

© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken H.Augustinus
Amsterdam-Buitenveldert