HERDER MET EEN HART

In Afrika en Zuid Amerika heb ik vaak herders gezien. Op afgelegen plaatsen lopen ze - vaak nog kinderen - achter hun geiten of schapen aan. Een eenzaam beroep. De hele dag ben je met je beesten. Geen mens om mee te praten, geen kind om mee te spelen. Ook in Nederland kun je nog een herder tegenkomen: gesponsord door een welwillende VVV op de Veluwe of op de Drentse heide. Wat weten wij nog van het herdersvak af? Niets eigenlijk! Je ziet in deze lentetijd hooguit huppelende lammeren rond hun moeder dansen. Wij vinden dat ze er schattig uitzien.

Vooral in onze tijd is het duidelijk: de schapen zijn er voor óns en wij niet voor de schapen. Wij leven van de beesten. We eten van de kudde en bestellen maar al te graag een lamsboutje. We scheren de wol om onszelf te kleden. We kopen en verkopen: voor het vlees en voor het vet. Wij gebruiken de dieren. De leerlingen zien Jezus ook als een herder, als een goede herder zelfs. Jezus stelt de huurling tegenover de ware herder. Als je geen hart hebt voor je beesten, zijn het geen dieren meer maar dingen. Dan ben je een harde herder. Dan heb je geen oog voor de zwakke dieren. Je maakt je niet druk, als er 'n dier niet mee kan komen. Die laat je afmaken - misschien brengt hij nog wat op - of je laat hem achter in het struikgewas.

In een Midrasj-verhaal wordt van Koning David het volgende verteld: "David was een herdersjongen. Hij hield de grote schapen tegen, zodat de kleintjes eerst konden grazen. Toen mochten de oude schapen eten van het volgroeide gras. Hun oude tanden waren nog sterk genoeg om voldoende te vinden. Daarna kwamen de jonge krachtige dieren van de kudde. Zij voedden zich met het taaie, resterende gras en kregen genoeg. Toen God zag hoe goed David met zijn beesten omging, zei Hij: zo'n man moet Ik nu hebben om mijn Volk te leiden! Hij zal oog hebben voor de zwakkeren. Hij is iemand die de kudde kent en begrijpt. De kudde reageert feilloos op zijn stem, want ieder dier weet dat de herder alleen maar het beste met hen voor heeft.

"De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen (het staat vandaag maar liefst vijf maal in het Evangelie!). Hij weidt nooit zichzelf, hij kiest voor het leven van zijn kudde. Dat bedoelt Jezus ook, als Hij zegt: "Ik ben de goede Herder". Hebben de schapen het koud, dan heeft de herder het koud. Smacht een schaap naar fris en helder water, dan heeft de herder zelf dorst. Een goede herder ruikt naar zijn schapen, slaapt tussen zijn beesten, hun vuil kleeft aan zijn kleren. Hij ruikt naar zijn schapen, zoals een visboer naar vis ruikt en een boer naar zijn land. Jezus ruikt naar de mensen. Zo solidair wil Hij met mensen zijn. Ons verdriet is Zijn verdriet, onze vreugde is Zijn vreugde.

In 'n samenleving van huurlingen blijven alleen de sterken overeind, de zwakken worden onderuit gehaald. Onze wereld schreeuwt om mensen die elkaars herder, elkaars hoeder willen zijn. Niet een herder die zijn schaapjes weidt en vertroetelt in het groene gras, niet een herder die zijn schaapjes op het droge heeft, niet een herder die speelt op zijn oude schalmei, maar een herder die zijn leven geeft voor zijn schapen.

Mensen die zich verantwoordelijk weten voor elkaar. Mensen die écht van mensen houden. Mensen die hun buurman weten te vinden, als die in de versukkeling is geraakt. Mensen op het werk die 't door hebben als hun collega niet zo prettig in zijn vel zit. Verpleegkundigen die tijd hebben voor een praatje. Bejaarde mensen die de tijd nemen om naar jongeren te luisteren en hen moed inspreken. Jonge mensen die niet kiezen voor het grote geld, maar zich inzetten in de Derde Wereld. Jonge mensen ook die in een tijd, waarin godsdienst in de marge van het leven dreigt te raken,zich beschikbaar stellen voor het herdersschap.

We leven in een tijd, die iets heeft van een huurlingenmentaliteit. Het wordt er al van jongs af aan ingehamerd: je moet je groot houden in de maatschappij, op de been blijven, je moet het weten te máken in het leven. Iedereen vindt het doodgewoon om naar het grote geld te grijpen. We steken onze handen uit, maken van onze handen grijpvingers: steeds meer loon, steeds meer luxe, steeds meer welvaart, steeds meer comfort. En intussen is ons hart blind geworden voor de wolf van de jaloezie en achterdocht, krijgen we steeds minder oog voor hen die achterblijven in het bestaansminimum, in ziekte en eenzaamheid. We laten elkaar over aan het lot. Alleen de sterksten blijven overeind. Voor de zwakkeren hebben we altijd nog het maatschappelijk werk, de psychiater of psycholoog. Uiteindelijk heeft vrijwel iedereen recht op een uitkering, op het minimum loon. Wat wil een mens nog meer?

Als je kiest voor God én mensen, doe je afstand van die huurlingenmentaliteit. Dan kies je voor de kleine dingen van het leven. Zo komt er ruimte vrij voor stilte en gebed, voor verwondering en blijheid, voor de gewone dingen die zo buitengewoon kunnen zijn. Een goede herder kijkt niet naar wat een mens is of wat hij bezit. Hij vraagt niet: "wat heb ik er aan? Wat brengt de ander mij op?" Hij wil niet verdienen, maar dienen. Er zijn tegenwoordig zoveel mensen die zich als herder willen opdringen. Je vindt ze in de politiek, in het beroepsleven, zelfs in de kerk. Je prikt ze zo door. Het zijn huurlingen. Alles wat wol en vlees oplevert - geld is macht - telt. Zolang duurt ook vaak de vriendschap. Als er niets meer te halen valt, als er geen vlees of wol meer is, dan houdt de belangstelling op. De "Verloren zoon" weet daar alles van!

Wij mogen leven van een herder die zelf lam geworden is: geslacht, gekruisigd. Zijn volgelingen hebben zijn levenswijze overgenomen. Dezelfde zorg voor de héle kudde: voor de zwakken, de ouderen, de baanlozen, voor het ongeboren leven. Zodat niemand tekort komt aan het leven. Ook in onze tijd is er dringend behoefte aan goede herders die een en al zorg zijn voor de mens en zijn wereld.

© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken H.Augustinus
Amsterdam-Buitenveldert