EERBIED VOOR HET HEILIGE

Hollanders staan bekend als zuinige mensen. In zekere zin zijn we ook zuinig. Zeker op onze kostbare spullen. Er mag geen deukje komen in onze auto, er mag geen vlekje komen op onze nieuwe pak. Er mag geen scheurtje komen in het nieuwe behang. Vaak hoor je ouders tegen kinderen zeggen: "wees er voorzichtig mee, want het is niet van jou". Dat begrijp ik niet, want als het wél van jou was, zou je er veel zuiniger mee zijn. Er zijn veel dingen waar we zuinig op zijn, omdat ze heilig voor ons zijn.

Eén van die dingen waar we heel zuinig op zijn, is voor velen het Allerheiligst. Zo noemen we dat ook: het Allerheiligste! Iedereen van ons kent verhalen over eerste communicanten, voor wie het feest niet doorging, omdat het kind zonder erg wat water had gedronken. Vroeger raakte alleen de priester de hostie aan. Hij deed de deur van het tabernakel open zonder duim en wijsvinger te gebruiken, want daar had hij de hostie mee vastgehouden. De bladzijden van het missaal sloeg hij nooit om met duim en wijsvingers, maar met de andere vingers. Zo heilig was dat Allerheiligste voor ons.

Dat mag allemaal wat overdreven zijn, maar de vraag is of we niet te veel de andere kant uit zijn gegaan. Tijdens de voorbereiding op een huwelijk, vroeg een bruid-in-spe: "moet ik dat ding - hoe heet dat ook al weer? Een hostie geloof ik - gelijk in m'n mond steken of moet ik wachten totdat mijn vriend dat ook doet?" Het is geen verwijt aan dat meisje, maar het is een ernstige vraag aan onszelf. Hoe hebben wij dat Allerheiligste aan onze kinderen doorgegeven?

Als iemand van ons een ontroerende gebeurtenis heeft meegemaakt, dan vertel je dat alleen aan je intiemste vrienden. Zo hebben de apostelen het tenminste gedaan. Zij vertelden hoe Jezus tijdens het paasmaal brood in zijn handen heeft genomen, zijn Vader heeft gezegend, dat brood gebroken heeft en aan zijn leerlingen gegeven met de woorden: "neemt en eet hiervan: dit is mijn lichaam". De leerlingen van Jezus hebben dat doorverteld aan hun vrienden, en zo is het uiteindelijk bij ons terechtgekomen. En hebben wij met dezelfde eerbied dat verhaal door verteld aan onze kinderen?

Als we ter communie gaan, ontvangen we geen stukje van Jezus. Het is de uitnodiging om - al etend en drinkend - gevoed te worden door Jezus' mentaliteit. Daar word je als mens beter van, omdat je in je mens-zijn toegroeit naar Gods beeld en gelijkenis. Jezus heeft Zich niet aan ons gegeven om Zich weg te laten stoppen in een gouden huisje. Wij mogen het brood breken en delen, als uitdrukking van ons leven, en als aansporing om het beste in jezelf te delen met elkaar. Niet voor niets zegt Jezus: "als je aan het altaar komt, en je herinnert je, dat iemand iets tegen je heeft, laat dan je gaven bij het altaar achter en ga je eerst met je broeder verzoenen. En kom dan terug."

Soms denk ik wel eens dat het vroeger gemakkelijker was. Je zat als misdienaar in een rode toog eerbiedig voor het sacrament tijdens het lof, een uur van aanbidding van het Allerheiligste. Dan kon je je echt even terugtrekken uit het gewone leven. Even bij God zijn en even op God lijken. Even bij God in de hemel zijn. Vandaag de dag moet je wel weten wat je doet als je "ja en amen" zegt bij het ontvangen van het brood. Dan moet je weten wat daarvan de consequenties zijn en wat er van je gevraagd wordt. Eucharistie vieren is eigenlijk: de uitdaging durven aangaan. De uitdaging durven aangaan om de wereld en jezelf beter te maken. Eucharistie is niet alleen een gave van God, maar ook een opgave: om te zijn - om je te gedragen - zoals Hij.

Zo kan de eucharistie een halteplaats worden voor onderweg, waar je even op verhaal komt, waar mensen elkaar in geloof kunnen ontmoeten en met elkaar hun geloof mogen delen. Even uitrusten van de voorbije week, dankbaarheid uiten en verdriet verwerken, maar ook uitzien naar de dag van morgen, om dan samen weer op weg te gaan, onder de zegen van God.

Op zondagmorgen is onze kerk hier geen verblijfplaats, maar een halteplaats. Even stilstaan en dan weer verder trekken. Na de eucharistieviering komt je leven van alle dag, met ups en downs. Dan moet blijken - als het goed is - dat je door alles heen, zelfs door ontrouw en zonde heen (denk maar aan Petrus), toch telkens weer ertoe wordt opgeroepen "één uur met Jezus te waken" om daarna het wel en wee van elke dag weer aan te kunnen. We kunnen er - als kinderen van God - weer een tijdje tegen!

De meesten van u ontvangen het brood niet meer op de tong, maar in de hand. Niet gewijde handen. Of juist handen die door het brood gewijd worden om te doen wat gedaan moet worden. Niet door Jezus alleen te belijden met onze tong, maar door Hem tot leven te laten komen in en door onze handen. Zo krijgt God ook vandaag handen en voeten in een wereld die de opdracht heeft om steeds meer uit te groeien tot de wereld van God.

© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken H.Augustinus
Amsterdam/Amstelveen