BROODREDE 3

Als je op een en dezelfde dag geconfronteerd wordt met een begrafenis en een geboorte, dan valt je wat op. Als er een klein kind wordt geboren, heeft het zijn handjes gebald tot vuistjes. Alsof het wil zeggen: "na mijn geboorte ga ik de wereld veroveren". Als mensen dood zijn, dan zijn de vuisten verdwenen. Dan liggen de handen losjes over elkaar. Daar ligt je vrouw, je moeder, je vriendin, je zus vredig en rustig. En het lijkt wel alsof zij in heel haar ontspannen lichaam zegt: "God, ik ben naar U gegaan met lege handen. Met lege handen keer ik naar U terug. Mijn enige werkelijke houvast is mijn zilveren rozenkrans."

Als je geboren wordt wil je als mens de wereld veroveren. Aan het einde van je leven moet je alles loslaten. Veroveren en loslaten. Tussen deze twee polen speelt het menselijk leven zich af. In de eerste periode van je leven ligt de nadruk op veroveren. Als klein kind begin je al. Je trekt het tafelkleed naar je toe, je plundert de ladekast. Niets is veilig voor je. Je wil alles in handen krijgen. En naarmate je ouder wordt en volwassener, des te groter wordt je veroveringsdrang. Je wil kennis opdoen, andere landen en plaatsen bezoeken, de wereld ontdekken. Maar je leert ook al vroeg dat je moet leren loslaten. Een kind, dat wil leren lopen, grijpt naar de handen van zijn moeder. Maar hij zal ook moeten leren die handen weer los te laten. Later moet je je ouderlijk huis loslaten. Je moet je kinderen loslaten, hun eigen weg laten gaan. Soms moet je zelfs je kinderen loslaten, zoals dat bij sommige ouders gebeurt, die een kind verliezen..

Wij leven in een wereld die vooral gebaseerd is op veroveren. Alles naar je toetrekken. Jezus laat zien dat dat niet zijn levensvisie is. Bij Hem staat niet het veroveren centraal, maar het breken en delen. En dat is broodnodig, zegt Hij. Dat is ook de grote lijn van de Broodrede uit het zesde hoofdstuk van het Johannesvangelie, waaruit we vijf weekenden achter elkaar lezen. Dit weekend al voor de derde keer. Johannes ziet Jezus als Iemand die zelf uit de hemel is neergedaald. En de omstanders zeggen: “maar dat is toch de Zoon van Jozef en Maria? Die kennen we toch! Hoe durft Hij het in zijn hoofd te halen om zichzelf “brood uit de hemel”te noemen?

Brood uit de hemel! In de Schriften wordt opvallend vaak over voeding en voedsel gesproken. De profeet Elia ligt machteloos neer en wordt aangestoten door een engel die zegt: "Elia, sta op en eet!" Elia eet en loopt 40 dagen en nachten aan één stuk naar de berg Sinaï. Bekend zijn ook de broodverhalen in de woestijn. Een heel volk op weg, moedeloos en hulpeloos. En dan ligt er iets op de grond. "Wat is dat?" (Mannah in het Hebreeuws). En latere generaties zullen juichen en zingen: "Brood uit de hemel heeft Hij ons gegeven". Het brood dat van Godswege wordt uitgedeeld is niet zomaar voedsel. Brood betekent in de Schrift volstrekte solidariteit van de Eeuwige met de mens onderweg. Maar voor de mens is de bekoring groot om af te haken.

In het evangelie van Johannes horen we: "Ik ben het brood des levens". Jezus roept niet alleen op tot navolging. Hij zegt niet alleen: kom en volg mij en draag je kruis. Hij wijst ons niet alleen een begaanbare weg,. Hij wil zelf die weg zijn. Voedsel voor mensen onderweg. God kan doordringen tot in het hart van ons bestaan. We mogen ons letterlijk door hem laten bezielen en zijn Geest in ons midden belichamen. Wij zijn meer dan schakels in een biologische reeks. In de gang van ons bestaan breekt het Licht van de Eeuwige door in zijn Zoon, de Gezalfde, Jezus Messias. Dan verdwijnt het noodlot, en zelfs het lot van de dood heeft dan niet het laatste woord. God neemt ons in zijn Zoon op in de onverwoestbare intimiteit van zijn eigen bestaan.

Simpele gebaren: brood en wijn. Maar wat spreekt er een kracht uit! Pas geleden werd ik opgebeld vanuit een ziekenhuis. Een mevrouw was stervende. Rond het bed - midden in de nacht - haar kinderen en kleinkinderen. En daar sta je dan met je eenvoudige middelen. Wat verschillen ze van de uitgekiende medicamenten en professionaliteit van de doktoren en verpleegkundig personeel, met hun uitgekiende onderzoeksapparaten.

Je staat daar midden in de nacht met wat brood en wat zalf. En dan die laatste oogopslag, een blik van verstandhouding, een moment van uiterste rust en vrede. En dan verdwijnt de patiënt in een coma waar ze niet meer uit komt. En je gaat naar huis den denkt: wat een kracht spreekt uit zulke eenvoudige gebaren. Voor de buitenstaander zinloos, voor mensen die geloven een onverwoestbaar teken, waarin je mensen tot in de dood nabij mag zijn. Met eenvoudige middelen raak je de diepste diepte van het leven.

Brood en wijn. De Joden morden omdat Jezus gezegd had: "Ik ben het brood van het eeuwig leven." In plaats van Joden mogen we misschien vertalen "Volk van Juda". Dat is beter, want dan kan het ingevuld worden door "mensen van Nederland of België". Ze worden dan mensen zoals wij. Bij ons hoor je ook dat gemor. Het is blijkbaar moeilijk om los te komen uit je eigen beklemming. Alles is er op gericht ons leven zelf in stand te houden. We leven vanuit krachten van zelfbehoud en geldingsdrang. Haakvingers die veroveren, in plaats van open handen die breken en delen.

Alleen door te verliezen, van die nieuwe spijs te eten, ons leven te veranderen in Hem, vinden wij de laatste vrijheid waaraan zelfs de dood niets meer kan afdoen. Overal in de wereld, waar de nacht is gevallen, verzamelt zich een onverwoestbare hoop op licht, een nieuwe morgen. Zo herdenken wij Jezus, die wij vanmorgen weer ontvangen en die van ons vraagt om met zijn Lichaam ook zijn levensopgave in ons vlees en bloed te laten worden. Nog belangrijker dan het feit dat brood en wijn veranderen in het Lichaam en Bloed van Christus is het feit dat weer daardoor zélf veranderen. Jezus die zich tot zijn dood heeft gegeven aan ieder mens die honger heeft en zich zelfs wilde geven aan, ook aan mensen die zijn bloed wel konden drinken!

© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken H.Augustinus
Amsterdam/Amstelveen