Overwegingen

Vrienden van Jezus,

 

Ik zit met een probleem. Je zult het niet willen geloven, maar ik kreeg afgelopen donderdag een valentijnskaart in mijn brievenbus. Kijk. Zonder afzender natuurlijk, ik heb heel goed gekeken. Er staan twee olifanten voorop, maar verder niets. Twee olifanten? Zelfs geen handschrift dat ik zou kunnen herkennen. Niets. Dus sinds donderdag loop ik al te denken: wie stuurt mij nou een valentijnskaart? Ik kan niemand verzinnen, echt niet. Maar ik wil het weten: wie stuurt mij nou zo’n kaart? Ik zal het je sterker vertellen, ik loop er de hele dag over te piekeren.

Weet je wie ook hevig gepiekerd heeft? Jezus. En dat was niet op een mooie zaterdag, of vanwege Valentijnsdag, maar dat was veertig dagen lang, in de woestijn. Jezus trok er heen om na te denken wat Hij nou eigenlijk wilde gaan doen, wat Hij wilde gaan worden, zo hebben we zojuist gelezen. Dertig was Hij inmiddels, en dan wordt het ook wel tijd. Je kunt niet je hele leven bij moeder thuis blijven wonen. Hij wilde even niemand om zich heen, Hij wilde even rustig nadenken en hoe kun je dat beter dan in je eentje. Op het strand bijvoorbeeld, of op de fiets. Even helemaal alleen. Even weg van alle aardse beslommeringen, terug naar eenvoud en soberheid.

Jezus koos voor de woestijn en die woestijn komen we vaker tegen in de Bijbel. Net als het getal Veertig. Mozes trok met het uitverkoren volk ook door de woestijn, geen veertig dagen maar veertig jaar. En eigenlijk was hij ook alleen, want het volk klaagde, het wilde eten, het wilde zich settelen. Voor Mozes waren dat de moeilijkste jaren, maar ook zijn mooiste, want in pure eenzaamheid ontmoette hij God. God gaf hem de Tien Geboden, die we op de dag van vandaag nog kennen.

Jezus ontmoette er de duivel, zo staat er geschreven, de duivel die Hem in een droom op de proef stelde. ‘Hier, zie je al die stenen, jij hoeft maar met je vingers te knipperen en die stenen worden broden.’ Jezus weigerde, Hij is toch geen bakker. En we leven niet voor brood alleen!
Waarop de duivel een tempel voor Hem opbouwde, met een heel hoge toren. ‘Spring er dan van af, jij kan toch alles, jij gaat toch niet dood.’ Maar Jezus wil helemaal geen stuntman worden, Jezus wilde Jezus zijn.
En toen liet de duivel Hem een stad zien, die blonk van goud en zilver, Hij hoefde maar te kicken en Hij kon het krijgen.
Maar goud en zilver, daar draait het leven toch niet om? Dat begreep Jezus ook wel. Ga weg, zei Hij tegen de duivel, laat me alleen. Jezus piekerde rustig verder. En eerlijk gezegd kwam Hij er in z’n eentje niet uit.
Pas toen Hij de woestijn achter zich liet, zo lezen we in het evangelie, kwam Jezus weer mensen tegen. Het leek wel of ze op Hem gewacht hadden. Ze vroegen of Hij hen wilde vertellen van God en of Hij hen wilde genezen van hun blindheid en doofheid en of Hij hen kon troosten en op de been helpen. En ja, dat wilde Jezus wel. Maar niet alleen. Dus voordat Hij aan het grote werk begon, Gods werk hier op aarde, zocht Hij naar mensen die Hem wilden helpen. Dat waren vissers, jullie weten dat nog wel van de buitenschoolse catechese, eenvoudige vissers. Maar meer nog werden dat Zijn vrienden, Zijn leerlingen, want van vrienden kun je ook leren.

Dat is misschien wat we vandaag moeten begrijpen. Aan de ene kant zien we Jezus alleen in die onmetelijke woestijn, op zoek naar zichzelf. Daar is niks op tegen. Sterker, dat moeten wij ook wat vaker doen. Even stilstaan bij ons leven. Waar zijn we mee bezig? Wat willen we eigenlijk bereiken?

En komt dat mooi uit, want dit is de tijd daar ook voor. Ik weet niet of jullie het weten, maar deze weken staat de kerk stil bij Jezus tocht door de woestijn. We noemen dat de Vasten. Twee weken geleden was het carnaval, mochten we met z’n allen nog even gek doen, toen werd het Aswoensdag, waarbij we te horen krijgen dat we ons niets hoeven te verbeelden, dat we van stof zijn en tot stof zullen wederkeren. Aswoensdag, het begin van de Vasten. De tijd om jezelf iets te ontzien.

Ik had vroeger een Vastentrommeltje, kijk, ik heb hem nog. Al het snoep dat ik kreeg, propte ik hierin. Ik mocht het pas weer opeten met Pasen. Dan is Jezus door de dood heen verrezen en is het vasten over, is het groot feest.
Jullie vinden dat misschien raar en ouderwets, maar ik vond dat eigenlijk best goed. Je iets onthouden. Om eens NIET heel veel te eten, maar wat minder. Om eens stil te staan bij mensen die nauwelijks te eten hebben, of helemaal niet. Weten jullie hoeveel kinderen er per dag sterven van de  honger? 18.000!
Je moet eens opletten als je hier aan mensen vraagt hoe het met ze gaat? ‘Hartstikke goed!’ En inderdaad, het gaat ook ons hartstikke goed. Het gaat ons eigenlijk té goed. In Groningen, waar ze aan het begin van de vorige eeuw nog in grote armoede leefde, weten ze dat. Daar zeggen ze op de vraag hoe het met ze gaat: ‘O, het kan minder’.
Het kan minder, dat is wat Jezus in de woestijn ons leert. Het kan minder.

Maar Zijn tocht leert ons ook, dat je het alleen niet redt.
Dat je anderen nodig hebt om jouw leven invulling te geven. Vrienden. En dat lazen we zo mooi in die eerste lezing: ‘Jij schenkt mij moed en zelfvertrouwen, jij leert mij leven met een open vraag, jij maakt mij vrij en leert mij luisteren, jij maakt dat ik bewust mijn zorgen draag’.
Jezus zoekt de ander op, en meteen is het feest. Breekt er een tijd aan van ontvangen en van delen. Jezus veranderde water in wijn, en Hij vraagt ons hetzelfde te doen. Jezus liet iedereen mee-eten van vijf broden en twee vissen, en Hij vraagt ons datzelfde te doen. Jezus keek om naar anderen, het werden zijn vrienden, en Hij vraagt ons hetzelfde te doen.

Vrienden, wat geweldig dat we ze hebben. Zet ze eens in het zonnetje. Juist op een dag als Valentijn. Wees eens lief voor elkaar. Of stuur ze voor mijn part de woestijn in. Met een mysterieuze kaart. Van wie zou ik die nou gekregen hebben?!   

Amen.


Angelo Vergeer, werkgroep Vivace