Overweging

Vrienden van Jezus,

Het is belachelijk voor woorden, maar soms begint de oorlog van de een op de andere dag. Zomaar. Ik herinner me de start van de Balkan-oorlog, begin jaren negentig. Slovenië had zich van Joegoslavië afgescheiden en ook Kroatië wilde zelfstandig verder. Op een avond zaten wat mannen rond een tafel. Of Kroatië écht onafhankelijk wilde worden, luidde de vraag. Ja, dat wilde Kroatië. Maar dan valt ons land uit elkaar, was daarop het antwoord. Niets aan te doen, meende Kroatië. Kom zeg, dat pikken we niet, kregen de mannen aan die tafel al ruzie: dat betekent oorlog. Nou, we zijn er klaar voor, trok uiteindelijk iedereen zijn eigen conclusie.
En de volgende dag vlogen de granaten boven Vukovar, brak het geweld los. Moet je voorstellen, sinds de Tweede Wereldoorlog was er binnen Europa niet meer gevochten, we hadden ons lesje wel geleerd, maar zo makkelijk ging dat dus. Ik weet niet of jullie Sarajevo kennen, maar sinds die jaren negentig bestaan de heuvels rondom deze aandoenlijke historische stad uit begraafplaatsen. Uit witte zuiltjes zo ver je kunt zien, duizenden.

Het is belachelijk voor woorden, maar soms houdt een oorlog zich aan de regels van alle dag. Eind jaren tachtig was ik in Libanon, in Beiroet waar toen al twaalf jaar een burgeroorlog woedde, moslims tegen christenen, Palestijnen tegen Israeli’s en ook nog moslims onderling. Vuurde de ene partij drie granaten af, dan werden er ook weer keurig drie granaten teruggeschoten. Naar de radio luisterde je, niet om te horen waar de files stonden, maar waar er gevochten werd. Bleek dat aan de kust, dan nam je de Rue d’Hamra; was het in het centrum, dan ging je over de Boulevard.
Ik heb zelfs meegemaakt dat ik ’s middags een kopje thee dronk voor Café de la Paix, hoe verzin je het, en dat iemand me kwam waarschuwen: ‘Pardon meneer, maar het is beter dat u teruggaat naar uw hotel en binnenblijft.’ Een bruikbaar advies, want een kwartiertje laten trokken de strijdende milities langs het terras, schietend wel te verstaan, waarbij het mitrailleurvuur angstaanjagend resoneerde tussen de flats. In Beiroet werd er vooral gevochten van ’s middags tot ‘s ochtends. Overdag bleef het vrij rustig. Dan moesten de kinderen immers naar school. Tot een uur of vier, dan kwamen ze weer thuis en begon de waanzin opnieuw.

Oorlog, hoe kom je erop?
Oorlog bestaat al zolang de mensheid oud is, en iedereen, maar dan ook iedereen, vriend en vijand, kan je vertellen dat een oorlog niets oplost, helemaal niets. Oorlog zorgt alleen voor dood en ellende, voor totale chaos, voor complete ontreddering.
En toch beginnen we er iedere keer weer vrolijk aan.
Net nog. Georgië tegen Rusland, om twee afvallige provincies?... Wie het weet mag het zeggen, maar het dodental liep alweer flink op.
Irak, het Midden-Oosten, Afrika, Tibet, Afghanistan... Het is gemakkelijker om een oorlog te beginnen, dan om de vrede te bewaren. Sla de Bijbel er maar op na. En begin met het Oude Testament, waarin het woord ‘oorlog’ meer dan driehonderd keer (!) voorkomt, ik heb ze geteld. Gods koningrijk op aarde liegt er niet om, menigeen slaat zijn broeder dood. Je zou denken dat gelovige mensen het goede voorbeeld geven, vrede voor iedereen, maar niets is minder waar. Het is eerder andersom, eigenlijk vreselijk om dat hier te zeggen: het zijn met name religies die de wereld keer op keer in oorlogsgeweld onderdompelen. Hoe dat komt? Omdat elke religie beweert De Waarheid in pacht te hebben. En wie het daar niet mee eens is, is een ketter, een afvallige en die sla je dood, of die komt op de brandstapel, of die wordt voor de leeuwen geworpen. Zachtzinnig gaat het er nooit aan toe. ‘Oog om oog, tand om tand,’ lezen we in het Oude Testament. Wat zoiets wil zeggen als: ‘Als jij mij slaat, sla ik terug.’ Dat dat het begin is zonder eind, nooit ophoudt, dát staat er niet bij. Ook Mozes kon daarin geen verandering brengen. ‘Gij zult niet doden,’ is het vijfde gebod dat hij uit Gods mond optekende op de berg Sinaï.
Jezus moest er aan te pas komen, in het Nieuwe Testament, om ons mensheid er op te wijzen dat we elkaar moeten liefhebben. Zoals je God lief hebt, het voornaamste gebod. Niet oog om oog, tand om tand, nee, Jezus keerde zijn belagers de andere wang toe. 'Sla me nog maar een keer'. Kijk, voor zo’n houding, daar is moed voor nodig.

Oorlog, hoe kom je er vanaf?
Ik zou bijna willen zeggen: door in de spiegel te kijken. Ik vind het altijd een beetje flauw als mensen zeggen: God bestaat niet, want waarom laat Hij dan oorlogen toe?! Wat dat betreft is het net als met voetbal: als het elftal wint, is dat dankzij de spelers. Maar wordt er verloren, dan krijgt de trainer de schuld.
Niet God wil oorlog, wíj maken oorlog. En het is Jeremia, net als Mozes ook een profeet, een man van God, die ons vandaag in de lezing op ándere gedachten hoopt te brengen. Het volk is weer op de vlucht en aangekomen in een nieuwe stad. Wat doen je dan? ‘Ook al voel je je niet thuis, pas je aan,’ adviseert Jeremia en het klinkt bijna te simpel voor woorden, ‘toon respect voor de ander. Neem met minder wèl genoegen. Bouw huizen en leg tuinen aan, zoek vrede voor de mensen die hier wonen. En de rest komt vanzelf.’

Wijze woorden, neem ze mee. Ik zal het je sterker vertellen: je hebt geen andere keus. Elf jaar oud was ze, toen hier in de Jordaan een oorlog haar leven kwam verwoesten. Omdat ze een te grote neus had, of geen blond haar, omdat ze geboren was in de verkeerde wieg. Zomaar. Je kent haar wel: Anne Frank. Duitsers had iets tegen Joden, en systematisch werden ze uitgemoord. Zes miljoen. Dat lijkt lang geleden, alweer een halve eeuw, maar vergis je dus niet: oorlog heb je zo. Als er ergens om gevochten moet worden, dan is het wel om de vrede. Anne Frank, ze was pas elf. Voor je het weet ben je het zelf.

Amen.

Angelo Vergeer, werkgroep Vivace