Overweging

Vrienden van Jezus,

Toen mijn opa aan het eind van zijn leven kwam, hij was al ziek, hij woonde toen in een verpleegtehuis, en mijn moeder en ik hem daar een paar keer per week opzochten, toen werden wij op een keer bij binnenkomst al meteen aangesproken door medebewoners. Ze hadden een onheilspellende boodschap voor ons. ‘Uw vader,’ zeiden ze tegen mijn moeder, ‘uw vader gelooft niet meer.’ En tegen mij: ‘Je opa, die gelooft niet meer…’ Voor mijn moeder betekende dat een enorme schok. Dat haar vader niet meer geloofde in al die zaken die hem tijdens zijn hele lange leven zo dierbaar en vertrouwd waren geweest: God, de kerk, de Heilige Mis, en de hemel. En dat plotsklaps. Wat was er opeens gebeurd? Vanwaar die twijfel, en dat net voor zijn dood…
Tijdens ons bezoek aan mijn opa wist mijn moeder slim het onderwerp te omzeilen. Ze keek wel uit. Wie weet met wat voor vreselijke verhalen mijn opa op de proppen zou komen. Hij geloofde niet meer… Maar ik was in die jaren ook al tegendraads, dus ja, ik wilde wel weten hoe de vork precies in de steel zat. Dus zo halverwege de gesprekken, zei ik opeens: ‘Goh opa, wat hoor ik nu? U gelooft niet meer?’ Mijn moeder hield haar adem in en opa knikte instemmend. ‘Klopt,’ zei hij, ‘nee jongen, ik geloof niet meer, want ik weet het nu zeker!’
Hij was een paar dagen ervoor ter communie geweest en toen hadden er engelen rond zijn bed gestaan. Sindsdien voelde hij zich veel beter, de pijn was weg. En het was net of hij alles duidelijker waarnam, de kleuren, de mensen om hem heen. Alsof zijn leven ten volste inhoud had gekregen. En dan zullen jullie denken: ach, dat komt door de medicijnen. Als je er veel van gebruikt, ga je hallucineren, dingen zien die er niet zijn, maar mijn opa gebruikte nauwelijks medicijnen. Mijn opa was een nuchtere Westfries, geboren in 1890 in Assendelft. Een aannemer van beroep, die zich geen illusies maakte toen iedereen dacht dat de wereld verging, dat was de Komeet van Halley die zo dicht langs de aarde scheerde. Zo’n man. Hij geloofde niet meer, nee, nu wist hij het zeker! God bestaat, Jezus bestaat, net als het eeuwige leven. Alle zielen staan geschreven in Gods hand, alle zielen worden gered, Allerzielen.

Ik werd daar luidruchtig aan herinnerd toen ik van de zomer in Amerika op een zondag een kerk binnenliep. De voorganger was een ietwat bejaarde Italiaanse priester waarin de Heilige Geest behoorlijk had huisgehouden. Hij was vol vuur en vlam. De kerk zat stampvol. Tijdens de preek sprak hij over de eeuwigheid, maar buiten was het warm, in de kerk eigenlijk ook, dus ik dutte wat weg, net als de rest van de aanwezige gelovigen. Met een half oor hoorde ik dat hij vertelde hoe bevoorrecht gelovige mensen zijn. Hij had gedroomd dat hij stervende was en toen hij eenmaal vergoed zijn ogen sloot, werd hij opgewacht door Jezus. Want die had met Pasen al laten zien dat je door de dood heen leeft… ‘HALLO!!!’ riep hij toen keihard door de kerk heen, ik schrok me wild, zoals u nu waarschijnlijk ook. ‘Hallo, wat zeg ik nou?’ ging hij driftig verder, ‘ik was zo dood als een pier, en toch kon ik mijn ogen weer opendoen. En daar was Jezus, met open armen, en Jezus zei tegen me: “Waar bleef je nou zo lang, ik heb al die tijd op jou gewacht!” De priester hield even zijn adem in. ‘Is dat niet prachtig??’, zei hij toen, ‘dus geloof dat nou maar, want wat kom je anders hier doen?! Geloof in Jezus is je vrijkaartje voor de hemel, geloof deze oude pastoor nou maar,’ zei hij.

Tja, daar zeg je wat. Het klinkt wel heel gaaf. Maar wat is die hemel dan? En hoe lang duurt die? En kom je er bekenden tegen? En hoe zien die er dan uit? Hebben ze er stoelen? Of rollators? Ik had het die priester graag willen vragen, maar hij had het na afloop van de dienst zo druk met handen schudden en praatjes maken dat het er niet van is gekomen.
Om je eerlijk te zijn, hèb ik dat wel eens gevraagd. Vrienden van mij trouwden in een Franse dorpje en de pastoor daar sprak over het leven als een groot feest. Hoe het kwam weet ik niet meer, maar we kregen het samen ook over de dood. En hij had er zo zijn eigen idee over. Hij zei: ‘Moet je voorstellen. Dan heb je een heerlijk leven, met alles om je heen wat je hartje begeert. Heel veel liefde ook, en warmte. Je denkt dat er geen einde aan kan komen, maar na een tijdje ga je merken dat je armen en benen minder goed willen. Alles gaat moeizamer. Uiteindelijk krijg je pijn en is daar die onvermijdelijke tunnel met aan het eind ervan het licht. Je wilt niet, je wilt blijven waar je bent, maar je gaat. Dat licht tegemoet, het doet je pijn en uiteindelijk word je vastgepakt door twee grote handen… die je op de buik van je moeder leggen. Zo namelijk wordt iedere mens geboren,’ vertelde die pastoor me. ‘Maar die baby denkt op dat moment dat die doodgaat…’

Het is een mooi verhaal. Net zo mooi als het verhaal dat we zo-even gehoord hebben. Van die mensen op weg naar Emmäus. Dicht, heel dicht hadden ze bij Jezus geleefd. Hem geloofd tot op het bot. Maar Jezus is nog niet verdwenen of ze zijn het spoor bijster. Is Hij toch dood gegaan! En Hij had het nog zo gezegd. Hun hele geloof is weg. Verdrietig zijn ze, teleurgesteld. Ze willen er niets meer over horen. Zelfs niet van de man die met hen meeloopt. Totdat Hij het brood breekt. Totdat Hij aan Thomas, de Ongelovige Thomas, Zijn wonden op Zijn handen laat zien. Ja, dan moeten ze wel! En Jezus zegt dan: ‘Zalig zij die niet gezien hebben, maar toch geloven.’ En Jezus zegt dat eigenlijk tegen ons. Geloof het nou maar, dan komt alles goed.

Het is wel heel simpel, maar wie zegt me dat het niet zo is? Ik weet ook niet hoe die hemel er uitziet, maar ik denk wel dat we er ooit naar toegaan. Het kan ook niet anders. Stel dat we allemaal zouden blijven leven. Tot in de eeuwen der eeuwen. Over overbevolking gesproken… En wat te denken van God? Dan zit Hij daar hoog in de hemel, helemaal in Zijn eentje. Nee, dat lijkt me niet gezellig. Dat mogen we Hem niet aandoen!
Amen.

Angelo Vergeer
Lid van de werkgroep Vivace