Vriendschap

Vrienden,

Het meest indrukwekkende moment uit mijn leven overkwam me jaren geleden in Siberië. Ik reisde met mijn vrouw en mijn moeder dwars door de voormalige Sovjet Unie, van Moskou naar Peking, met de Trans Siberië Expres. Een week lang dag en nacht in de trein. We stopten in de meest vreemde oorden, voorzien van de meeste vreemde plaatsnamen. Op de meest vreemde tijden. Ook ’s nachts. En in zo’n nacht kroop ik stil mijn bed uit om even op het station te kijken. Het was totaal verlaten; zo ver ik keek geen mens te zien. Het was donker, en slierten mist slopen over onze trein alsof ze hem kwijt wilden maken. En ik dacht: als de trein nu vertrekt zonder mij, ik hier moederziel alleen achterblijf in deze wildvreemde stad waar ze me niet kennen en ze mijn taal niet spreken, wat zou er dan met mij gaan gebeuren? Angst overviel me plotsklaps als ijzige kou. Nooit in mijn verdere leven heb ik me zo akelig eenzaam gevoeld als toen. Helemaal alleen op de wereld, dat gevoel. En toen, op dat moment hoorde ik mijn naam… Iemand riep me. Moet je je voorstellen: een compleet verlaten station, ergens op de wereld, midden in de nacht, geen mens te zien, en iemand roept je. “Angelo?!” Langs die enorme lange trein zag ik heel in de verte vanuit die mist een paar jongens opdoemen; ze wenkten me. Ik liep naar hen toe, en meteen herkende ik onze provodnik, zeg maar de conducteur van onze wagon. Iedere wagon had zijn eigen “provodniks”, meestal studenten, die overdag voor de passagiers zorgden, maar ’s nachts als iedereen sliep gezellig bij elkaar kropen. De trein vertrok weer, heel zachtjes, gemoedelijk bijna, en wij klommen aan boord, en zij namen me mee naar hun wagon waar nog meer provodniks waren. Ik werd aan iedereen voorgesteld. Er kwamen glazen wodka en stukken worst en brood, en iemand pakte een gitaar, en we aten en zongen, en lachten de verdere nacht door. De trein sjokte braaf verder. Ik maakte vrienden voor het leven, tot de ochtend aanbrak en ze weer aan het werk moesten. Nooit in mijn verdere leven heb ik me zo welkom gevoeld, zo thuis, als toen.

Weet je, misschien had jij dat gevoel ook wel. Toen je vanochtend van huis vertrok. Hier naar de kerk fietste, of door je moeder werd gebracht, om naar De Kaag te gaan vandaag? Met mensen die je niet kent, of misschien alleen van gezicht. Wat moet je er eigenlijk mee? Waarom ga je? Wordt het wel leuk? Vinden ze me niet gek? Wat zullen ze over me denken, wat gaan ze zeggen? Een beetje onwennig. Je rijdt met iemand mee in de auto, samen op de pont, op naar het eiland. De vonk sprong niet over. ‘Vriendschap heeft tijd nodig,’ zo hoorden we net tijdens de eerste lezing, ‘ruimte voor het anders-zijn van de ander.’ Nee, geen vonk dan, maar ja, mogelijk wel vonkjes. Net als in die lezing van daarnet. ‘Nu keek jij naar mij, misschien was het toeval, maar ik keek niet de andere richting uit, er groeide iets van een glimlach.’ Mooi is dat. Zo komen mensen aftastend tot elkander. Vanochtend nog onwennig op de fiets, zo-even dollen tijdens de barbecue, ja, ik heb jullie wel gehoord.

Mooi is dat er altijd eten op tafel komt, onder vrienden. Een soort summum van delen met elkaar, alles voor elkaar over hebben. Zo ook in het verhaal van Johannes, dat we net gehoord hebben. Ik vond die Evangelielezing echt een tafelgesprek, en inderdaad, Jezus sprak die woorden tijdens het Laatste Avondmaal. De glazen gevuld met wijn, brood op tafel. Jezus in het midden, zijn apostelen er om heen. Jezus deelt, en Hij zegt tegen Zijn apostelen dat Hij ze geen “knechten” meer wilt noemen, van die mensen die slaafs achter iemand aanlopen en alles doen wat iemand zegt. Nee, Hij noemt ze “vrienden”. Hij maakt ze gelijkwaardig. Sterker nog, hij wast hun voeten, Hij geeft zichzelf. En dat sluit weer zo mooi aan, met wat er op de voorkant staat van jullie boekje: “Vrienden zoek je niet, je krijgt ze door jezelf te geven.” Hoe? Ook dat zegt Jezus in dit verhaal: door elkaar lief te hebben. Dat is het. Meer niet. Niet denken dat je het beter weet, maar luisteren naar elkaar. Niet iemand meteen al veroordelen, maar diep geloven in elkaar. Van elkaar leren. Zeg me wie je vrienden zijn, zo luidt een bekend spreekwoord, en ik zal je zeggen wie jij bent. Wie jou gaandeweg gemaakt hebben.

Dus als je vandaag hier nieuwe vrienden hebt opgedaan, dan ben je eigenlijk al… gevormd. Dan kun jij eigenlijk tegen pater Bakker zeggen, die jullie straks het Heilig Vormsel komt toedienen: ‘Sorry hoor, pater, maar we zijn eerlijk gezegd al gevormd. Toen we met z’n allen naar De Kaag gingen. Waar we gesproken hebben over het Vuur van Willen, het Water van Voelen, en sommige van jullie hebben dat gevoeld ook…, de Lucht van Denken, en de Aarde van Doen. Waar we geluisterd hebben naar de woorden van Jezus, en naar elkaar. Daar zijn we gevormd. Toen heb ik al geleerd dat er eigenlijk maar één gebod is, een levensregel: heb elkaar lief. Daar heb ik geleerd dat vriendschap het enige cement is dat de wereld bij elkaar kan houden.’ Zeg dat strak maar tegen pater Bakker, en maak van jullie Vormsel gewoon een leuk en gezellig feest. Met veel vrienden en zo, ik geef hem jullie bij deze, als gratis tip. En, ik ben in een gulle bui vandaag, nog een tip. Misschien wel de allerbelangrijkste: als je nou ook je moeder te vriend wil houden, vergeet dan niet dat het morgen “Moederdag” is…

Amen.

Angelo Vergeer
Lid van de werkgroep Vivace