Overweging

Dit najaar, beste mede-parochianen, ontdekte ik in Frankrijk een schilderij van de Italiaanse barokschilder Pier Francesco Mola. Het stelt de Heilige Familie voor, even rustend tijdens de vlucht naar Egypte. De kunstenaar heeft er een op het eerste gezicht romantisch tafereeltje van gemaakt. Het kindje Jezus ligt in zijn blote billetjes op een steen, Maria is bezig met een schone luier, twee engeltjes doen de was in de rivier, twee andere houden een wakend oogje op Jezus en op de achtergrond is een derde groep engeltjes bezig, de ezel te drenken. Ook Jozef is aanwezig, vrij prominent zelfs: met diepe rimpels in zijn voorhoofd van het nadenken leest hij in de Heilige Schrift en gaat daar duidelijk helemaal in op. Deze houding van Jozef is misschien wel de meest kernachtige samenvatting van de beide schriftlezingen van vandaag.

Kijken we eerst eens naar de boodschap van Jesaja. Om zijn discussie met Achaz goed te kunnen begrijpen moeten we de context waarin deze plaatsvindt erbij betrekken. Sinds 753 voor Christus is Achaz koning van Juda, het Zuid-rijk. Hij behoort tot de lijn van David en zetelt in Jerusalem, waar de tempel staat. Ten tijde van het verhaal van vandaag heeft de koning van Efraïm, het Noord-rijk, een verbond gesloten met de koning van Syrië. Samen zetten deze twee Achaz onder druk om zich bij hen aan te sluiten in een coalitie tegen het machtige Assyrië. Ze trekken ten strijde tegen Jeruzalem, kunnen de stad weliswaar niet innemen, maar blijven haar wel belegeren. Achaz zit dus in een netelige positie – we lezen: “Toen beefden het hart van de koning en het hart van het volk, zoals de bomen in het woud beven onder de wind”. Dan grijpt Jahweh in: hij stuurt Zijn profeet Jesaja naar Achaz met de opdracht hem gerust te stellen: “Bedwing u! Blijf rustig, vrees niet”. Vrees niet – de woorden waarmee God zo vaak Zijn boodschap begint, denkt u maar aan de annunciatie aan Maria, aan het bericht aan de herders in het veld. En inderdaad heeft Jesaja ook voor Achaz goed nieuws: “over vijfenzestig jaar is Efraïm als volk verdelgd” – de vijand zal dus vernietigd worden. Maar de profeet is nog niet uitgesproken: “als gij niet standvastig gelooft, dan houdt ook gij geen stand” waarschuwt hij en daarom moet Achaz zich van Gods bijstand verzekeren. Jesaja geeft hem een opvallend advies: “Vraag Jahweh, uw God, om een teken, hetzij uit de diepte van de onderwereld of uit de hoogte daarboven.” En dan gebeurt het – Achaz weigert: “Dat doe ik niet, ik stel Jahweh niet op de proef” en Jesaja reageert furieus: “is het u niet genoeg mensen te tergen, dat gij ook nog mijn God moet tergen?” Hoe moeten we die dialoog nu interpreteren? In de tien geboden staat toch juist dat we de Heer, onze God niet op de proef mogen stellen? Natuurlijk, maar Jesaja heeft door wat voor vlees hij in de kuip heeft: Achaz is van plan steun te zoeken bij de koning van Assyrië, hetgeen zou betekenen dat hij Jeruzalem uit handen zou moeten geven. Hij zoekt zijn heil dus liever in wapengekletter en in een verbond met mensen dan dat hij op God vertrouwt. Zo dreigt hij ontrouw te worden aan zijn plaats in de geschiedenis; hij dreigt te vergeten dat hij niet zomaar een koning is in zomaar een stad, maar dat hij behoort tot het huis van David en moet waken over de tempel in Jeruzalem, symbool van het verbond met Jahweh. Zijn argument dat hij God niet op de proef wil stellen is dus buitenkant, huichelarij: in werkelijkheid durft hij de confrontatie niet aan, hij kan niet open, frank en vrij, om een teken vragen, omdat het hem aan vertrouwen ontbreekt en hij ontrouw is geweest aan zijn roeping. Dát verklaart de woede van Jesaja. Maar meteen blijkt ook weer de trouw van God, die niet door één falend mensenkind tenietgedaan kan worden: ondanks Achaz’ weigering, zo voorziet Jesaja, zal er toch een teken komen, een jonge vrouw zal een zoon baren, Immanuël, God-met-ons. Het is natuurlijk verleidelijk deze tekst meteen met de evangelielezing van vandaag in verband te brengen, maar waarschijnlijk doelt Jesaja hier op een zoon van Achaz zelf. Doet dat afbreuk aan de betekenis van de tekst? Nee, want de boodschap blijft dezelfde: door alles heen doet God Zijn belofte gestand en maakt Hij steeds weer een nieuw begin met Zijn volk. Helaas heeft Achaz hier geen oren naar: hij zet zijn heilloze plannen door en uiteindelijk zal het volk van Juda worden weggevoerd in ballingschap.

Kijken we nu, met dit verhaal in ons achterhoofd, naar de evangelietekst van vandaag en zoomen we in op de figuur van Jozef. Net als Achaz is hij een zoon van David en net als de koning van lang geleden bevindt hij zich in een moeilijke positie: hij is verloofd met Maria en zij blijkt, nog voordat ze gaan samenwonen, zwanger te zijn. ‘Nou en’ zouden we nu zeggen en bij de oplossing die Jozef bedenkt – in stilte van haar scheiden om haar niet in opspraak te brengen – kunnen we ons al helemaal niets voorstellen. Opnieuw hebben we de context van de tijd nodig om de boodschap van Mattheüs goed tot ons door te laten dringen. Als het uitkomt dat Maria zwanger is, zal men weten dat het kind van iemand anders dan Jozef is. Dat zal gezien worden als een zwaar vergrijp jegens haar toekomstige echtgenoot én jegens God: in Deuteronomium wordt er de doodstraf op gezet. Echter, liever dan haar in een publieke bijeenkomst aan te klagen en te schande te maken, wil Jozef in stilte van Maria scheiden. Hij verschuilt zich dus niet achter een schrifttekst, zoals Achaz deed, maar reageert warm-menselijk: hij houdt het belang van Maria in het oog en niet dat van zichzelf. Maar moeilijk blijft het en daarom schiet God ook hier te hulp, bij monde van een engel die Jozef in een droom verschijnt en hem zegt hoe te handelen. Ook hier opent de hemelse boodschapper met de woorden: “wees niet bevreesd”. En ook hier vraagt God iets tegendraads’: Jozef moet Maria juist wel als vrouw tot zich nemen. Het zal je maar gevraagd worden: niet alleen de publieke opinie trotseren, maar ook nog aanvaarden dat jouw vrouw de spil blijkt te zijn in de heilsgeschiedenis en de verantwoordelijkheid nemen voor een kind met een hemelse oorsprong. Dan blijkt waarom Mattheüs Jozef introduceert als ‘rechtschapen’, een woord met een diepe lading – het betekent zoveel als ‘je verantwoordelijkheid op je nemen, met name als het gaat om het doen van Gods wil’. Immers: zoals de Italiaanse schilder ons liet zien leefde Jozef dag en nacht met de schriften en wist hij dus wat de zekerste leidraad door het leven is. Geen planning van uur tot uur, gebaseerd op menselijke beloften en berekeningen, niet proberen te begrijpen waarom God iets van je vraagt, maar je overgeven aan Zijn plan met jouw leven, in de overtuiging dat, ook al begrijp je er een hele tijd niets van, de uitkomst uiteindelijk verrassend en zegenbrengend zal zijn.

En zo sluiten we de Advent af met twee levenshoudingen voor ogen: die van de stoere zelfhandhaver Achaz en die van de zich openstellende Jozef. De tegenstelling tussen de machtige koning en de bescheiden timmerman roept vragen op: op wie van de twee lijken we zelf? Van wie kunnen we nog wat leren? En vooral: met welke levensinstelling kom je het verst? De Bijbel laat er geen twijfel over bestaan: zoals zo vaak wordt ons ook hier weer de kleine, de onaanzienlijke, ten voorbeeld gesteld. Mogen wij met Jozef opgaan naar Kerst, naar de komst van de Immanuël in ons leven, in de hoop, het vertrouwen en de zekerheid dat, ook al begrijpen we niet alles, God ons niet loslaat. Amen.