Overweging

Vond u januari vroeger ook zo’n eindeloze maand? De feestdagen waren voorbij en het leek wel of de tijd kroop – alles ging weer zijn eentonige gangetje. En nu? Voor ons gevoel is Kerstmis nog maar net voorbij en toch is het vandaag alweer de laatste zondag vóór de veertigdagentijd. Over drie dagen is het Aswoensdag. Een mooi moment, beste medeparochianen, om nog even stil te staan bij alle teksten die we de afgelopen weken lazen. Na het feest van de Openbaring des Heren (Driekoningen) en het feest van de Doop van de Heer volgden er zes ‘zondagen door het jaar’. Gewone zondagen, zonder groot kerkelijk feest. Maar Markus vertelde ons wel steeds heel bijzondere gebeurtenissen. Hij begon met het roepingsverhaal van de eerste leerlingen. Daarna volgde een serie genezingsverhalen: de man in de macht van een onreine geest, de schoonmoeder van Petrus, een grote groep niet bij name genoemde zieken, de melaatse en vandaag de lamme. Het blijkt dat in deze verhalen een samenhang te ontdekken valt. En die zou een richtingwijzer kunnen zijn voor de komende weken van bezinning.

In het verhaal over de roeping van de eerste leerlingen vielen mij de woorden ‘terstond’ en ‘onmiddellijk’ op: “Jezus sprak tot [Simon en Andreas]: Komt, volgt Mij; Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt. Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden Hem. Iets verder gaande zag Hij Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en diens broer Johannes, ook zij waren in de boot bezig met hun netten klaar te maken. Onmiddellijk riep Hij hen. Zij lieten hun vader Zebedeüs met de dagloners in de boot achter en volgden Hem” (Mk 1: 17-20). Wat er nog meer gezegd en gedaan is, hoe Zebedeüs en de dagloners gereageerd hebben, vermeldt Markus niet. Waarom eigenlijk niet? Deze vier vissers, die van het ene moment op het andere alles in de steek laten – zouden de toeschouwers hen niet roekeloos en onverantwoordelijk hebben gevonden? Ik denk van wel, in elk geval in eerste instantie, maar daar gaat het de evangelist niet om. Wat hij met dit verhaal wil vertellen is welke indruk Jezus maakte op Andreas en Simon, op Jakobus en Johannes. Die indruk was dermate overweldigend dat ze er geen woorden voor hadden. De enig mogelijke reactie was het besluit hun leven een radicaal andere wending te geven. Zonder enige discussie, zonder enige toelichting, wat de mensen er ook van mogen denken. Door het verhaal zo flitsend te vertellen, benadrukt Markus nog eens extra dat de vier vissers meteen begrijpen dat ze Jezus kunnen vertrouwen. Sterker nog: dat Hij de van God gezonden Messias moet zijn.

Vervolgens laat de evangelist zien dat zo’n grenzeloos vertrouwen in Jezus nooit beschaamd wordt: alle zieken die Hem opzoeken worden van hun kwalen bevrijd. Ook hier valt weer de snelheid op waarmee hun genezing plaatsvindt. Het lijkt wel of ze Jezus alleen maar hoeven te zien om beter te worden. Maar dat is niet zo – Jezus is geen tovenaar die zijn kunsten vertoont. Opnieuw is de manier waarop Markus vertelt van belang. Met de structuur van zijn verhalen maakt hij duidelijk, waar het hem werkelijk om gaat, wat zijn eigenlijke boodschap is. Zo worden alle genezingen voorafgegaan door een soort geloofsbelijdenis. Als Jezus bij het huis van Andreas en Simon komt leggen ze Hem meteen de ziekte van Simons schoonmoeder voor. En de melaatse belijdt: “Als Gij wilt, kunt Gij Mij reinigen” (Mk 1: 40). Pas als Jezus dit soort uitspraken hoort, geneest Hij de zieken. Het evangelie is dus geen receptenboek voor instant-genezing, maar schetst een levenshouding die heilzaam blijkt te zijn. De boodschap is dat er iets met je gebeurt, dat je een ander mens wordt, als je vol vertrouwen je problemen aan Jezus voorlegt. Wát er precies gebeurt, waar die verandering uit bestaat, kan van mens tot mens, van eeuw tot eeuw verschillen. Maar dát er een keer ten goede komt, staat onomstotelijk vast. Jesaja verwoordt Gods bemoeienis met onze wereld vandaag heel mooi: “Zie, ik ga iets nieuws beginnen – het is al begonnen, merk je het niet?” Die woorden slaan op de geschiedenis van het volk Israël in zijn geheel, maar gelden evenzeer voor de levensgeschiedenis van ieder van ons afzonderlijk. Een tweede frappante overeenkomst tussen de genezingsverhalen is wat wel het Messiasgeheim wordt genoemd: Jezus verbiedt dat er over Hem en over Zijn wonderen gesproken wordt. Hij legt de boze geesten het zwijgen op “omdat zij Hem kenden”. De melaatse, wiens geschiedenis we vorige week hoorden, mag zijn genezing alleen aan de priesters bekend maken. De reden voor dit verbod is dat pas met Jezus’ lijden, dood en verrijzenis écht duidelijk wordt wat het betekent dat Hij de Gezalfde van God is. Je kunt Hem alleen als Messias belijden, als je behalve de wonderen ook Golgotha hebt gezien. Als het tot je doorgedrongen is dat Jezus Zichzelf geeft om ons te bevrijden van schuld en gevoelens van onmacht. En als je beseft wat dat voor je eigen denken en doen betekent. Met het spreekverbod wil Jezus dus voorkomen dat de mensen enkel om de genezingen Zijn volgeling worden – de wonderen zijn immers wel de tekenen, maar niet de essentie van Zijn boodschap.
Markus maakt ons dat op nog een andere manier duidelijk. De laatste genezing uit de reeks, die van de verlamde man over wie we vandaag hoorden, vormt een voorlopig slotakkoord. Het verhaal wijkt dan ook op twee punten af van de drie voorafgaande. Wat gebeurt er? Allereerst zien we dat de zieke ditmaal de hulp van anderen nodig heeft. Vier mannen hebben zo’n groot vertrouwen dat ze een lamme een heel eind dragen en zelfs een dak openbreken om hem bij Jezus te brengen. Nergens lezen we dat die dragers vrienden van de verlamde man waren. Zonder ophef brengen zij het evangelie heel concreet in praktijk: Helpen, waar je kunt! Het is dan ook mede om hún geloof dat Jezus zich met het groepje bemoeit.
En er is nog een opmerkelijk verschil. Als Jezus met de zieke geconfronteerd wordt, geneest Hij hem dit keer niet meteen. Het eerste wat Hij zegt is: “Mijn zoon, uw zonden zijn u vergeven” (Mk 1: 5). De schriftgeleerden reageren furieus. In het joodse geloof kan immers alleen God zonden vergeven. Zojuist hoorden we nog hoe Jesaja die belofte aan het volk van Israël formuleerde: “Ik vergeef u omwille van Mijzelf uw ongerechtigheden en denk niet meer aan uw zonden” (Jes. 43: 25). Jezus’ optreden is dus óf Godslastering óf een teken dat Hij werkelijk de Messias is die Jahwehs belofte komt vervullen. Waar de schriftgeleerden protesteren, begrijpt de goede verstaander van het evangelie wat Markus bedoelt. Door de verlamde man eerst van zijn zonden te bevrijden en hem pas daarna te genezen maakt Jezus twee dingen duidelijk: Wie Hij is en waar het in het leven om draait. Gezondheid van de ziel – een open en onverstoorde relatie met God – blijkt uiteindelijk belangrijker te zijn dan fysieke gezondheid. Jezus is gekomen om onze relatie met God te herstellen. Lichamelijke genezing, hoe fantastisch ook, is slechts een uiterlijk teken van dit herstel van de band met God. Ook wie niet geneest, kan toch beter worden.

En zo zijn de evangelielezingen van de afgelopen weken een prachtige opmaat tot de veertigdagentijd: ze roepen op – tot grenzeloos vertrouwen en radicale keuzes. Ze nodigen uit – tot bezinning op de vraag wat en vooral Wie in ons leven uiteindelijk het belangrijkste is. En ze laten zien – in het voorbeeld van de vier dragers van vandaag – dat we bij onze zoektocht naar God ook elkaar nodig hebben. Mogen deze verhalen ons inspireren in de komende veertigdagentijd. Markus gaf ons stof tot nadenken genoeg. AMEN.