ZIJN WOORD WIL DE WERELD OMGEKEERDVorige week, beste medeparochianen, zagen we hoe zorgvuldig Jezus Zijn parabels opbouwt: tegenover de knecht die een astronomisch bedrag krijgt kwijtgescholden zet Hij de dienaar die een luttel bedrag wél moet afbetalen. Tegenover een schuld van tienduizend talenten – een som geld waar je 25 Romeinse legioenen mee kon financieren – staat een schuld van honderd denariën, honderd maal een dagloon. De flagrante tegenstelling is effectief en we doen dan ook precies wat Jezus wil: ogenblikkelijk partij trekken voor de dienaar met de kleine schuld die zo meedogenloos behandeld wordt. Maar hoe zit dat vandaag? Ook nu weer nodigt de parabel uit tot een persoonlijke stellingname, maar voor wie? Ik weet niet hoe het u verging, maar ik had in eerste instantie begrip voor die harde werkers van het eerste uur. Hun verontwaardiging is zo voorstelbaar. Toch lijkt dat niet de bedoeling van de parabel te zijn, want juist zij worden door de landeigenaar onomwonden terecht gewezen. Onze primaire reactie is dus niet de goede; kennelijk moeten we de tekst wat rustiger bestuderen om de betekenis ervan echt te begrijpen. Kijken we eerst eens naar de context waarin de evangelist Matteüs deze parabel zet. Na de belijdenis van Petrus dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God (Mt. 16: 16), trekt Jezus met de leerlingen langzaam in de richting van Jerusalem. Daarbij voorspelt Hij tot drie keer toe Zijn dood en verrijzenis. Het wordt duidelijk dat het verhaal van Jezus’ leven en werken naar een climax toegaat. Tussen het verslag van de gebeurtenissen en ontmoetingen onderweg weeft Matteüs een aantal parabels over het Rijk der Hemelen. Het is alsof Jezus, voor Hij in Jerusalem aankomt, de leerlingen nog een paar keer ondubbelzinnig duidelijk wil maken met welke boodschap Zijn Vader Hem naar de mensen gezonden heeft. Of Hij hun nogmaals wil laten zien hoe ze moeten handelen als ze straks zelfstandig verder gaan. De parabel die we zojuist hoorden is de laatste in die serie. Het opvallendste kenmerk van deze gelijkenis vond ik dat de beweegredenen van de personages niet of nauwelijks vermeld worden. Dat maakt het verhaal lastig te volgen en verklaart misschien ook waarom onze primaire reactie niet de juiste is. Maar we zullen zien dat de tekst juist daardoor ook heel actueel blijft. Van die werkers zullen met name de arbeiders van het laatste uur niet geweten hebben wat hun overkwam. Wie ze precies zijn vertelt het verhaal niet, maar hun antwoord op de vraag van de landeigenaar waarom ze nog steeds op de markt staan is veelzeggend: “Niemand heeft ons gehuurd” (Mt. 20:7). Je hoort het hen zeggen – ook vandaag de dag nog. Volgens mij staan deze werkers niet model voor maatschappelijke randfiguren of voor ‘langharig werkschuw tuig’. Ik zie in hen al die veel te bescheiden mensen die je eigenlijk nooit hoort. In onze maatschappij is zelfbewustzijn een voorwaarde geworden om te kunnen overleven en wordt assertiviteit als een deugd gezien. Alles draait om zelfprofilering, het liefst met een gelikte eigen website. In zo’n maatschappij dreigen deze bescheiden mensen ondergesneeuwd te raken. Maar dat zegt helemaal niets over hun capaciteiten, integendeel – op hun eigen stille manier, in de schaduw, dragen ze hun heel belangrijke steentje bij. Ik denk aan de collega die met zijn kalm optreden menig conflict in de kiem weet te smoren. Aan de oma bij wie de kleinkinderen op de gekste uren hun hart kunnen luchten over zaken die ze hun ouders niet durven vertellen. Aan de vrijwilligers in verpleeghuizen die de bewoners de persoonlijke aandacht geven waar de verpleegkundigen geen tijd meer voor kunnen maken. De prestaties van deze mensen blijven vaak onopgemerkt omdat ze niet vooraan gaan staan, niet rondtoeteren hoe geweldig ze zijn. Maar in het Rijk dat God voor ogen staat, is er ook voor hen, juist voor hen de aandacht en waardering die ze al zo lang verdienen. En de werkers van het eerste uur dan? Welk portret kunnen we van hen schetsen? In eerste instantie lijkt dat heel negatief. Ze zijn arrogant, want ze denken meer te krijgen dan waar ze recht op hebben. Ze zijn hebzuchtig, nemen eerst hun loon aan – pakken wat je pakken kunt – en beginnen dan te protesteren. Maar interessanter dan hun gedrag zelf is de vraag waarom ze zo reageren. Zou het kunnen zijn dat angst hier de raadgever is? Ik vermoed van wel. De werkers van het eerste uur houden krampachtig vast aan wat ze bereikt hebben en zijn oh zo bang voor concurrentie. Bang dat hun prestaties over het hoofd gezien zullen worden. Bang dat een ander even goed of misschien wel beter is. Die angst neemt hen geheel in beslag: ze komen niets tekort, maar zijn zo bezig met wat de anderen krijgen, dat ze vergeten te genieten van het resultaat van hun zwoegen. Het zijn mensen die altijd op hun hoede zijn en nooit kunnen ontspannen. Marjolein van Tooren |
|
||
ZIJN WOORD WIL DE WERELD OMGEKEERD |