Overweging

Na de gelijkenissen van de schat in de akker en de kostbare parel die we vorige week hoorden, vandaag weer zo’n overbekend verhaal: de broodvermenig-vuldiging. Een gebeurtenis van cruciaal belang, want alle vier de evangelisten maken er melding van. Mattheüs en Marcus spreken zelfs over twéé wonderbare spijzigingen. Maar wanneer een verhaal zo bekend is, loop je het risico dat je het niet meer tot je laat doordringen, althans zo vergaat het mij soms. Je slaat de bladzijde om, op zoek naar wat nieuws. En dat is jammer, want in bijbelteksten staat er altijd meer dan er staat. Daarom wil ik proberen, beste medeparochianen, om samen met u de verschillende betekenislagen in dit verhaal op te sporen.

Het verhaal is bekend geworden als de wónderbare broodvermenigvuldiging, en terecht, want het is een wonder dat hier gebeurt. Maar wat is dat precies? De Bijbel ziet een wonder als een teken van Gods werkzame aanwezigheid in onze wereld; Jezus zelf spreekt dan ook liever over Zijn werken of over de tekenen. Met wat er aan het meer gebeurt laat Jezus zien wie Hij is en waarom Hij gekomen is en geeft daarmee een teken van Gods reddende macht en de naderende komst van het Rijk. En dat blijkt niet alleen uit de spijziging van de vijfduizend mannen. Kijken we eerst eens naar de context van de gebeurtenis. Jezus heeft net gehoord dat Johannes de Doper, Zijn neef, vriend en wegbereider, door Herodes is gedood. Vandaar dat Hij Zich terug wil trekken – om te huilen, te bidden, zich te bezinnen op Zijn eigen leven en naderende dood. Maar Hij krijgt de kans niet: de menigte komt achter Hem aan en Jezus ontfermt Zich over hen. Over hun lichaam – Hij geneest de zieken – maar ook over hun geest: in de versie van Marcus lezen we dat zij “als schapen zonder herder zijn” en dat Jezus hen uitvoerig begint te onderrichten (Mc 6: 34). Het is duidelijk dat de mensen zich geborgen voelen bij Jezus, want ze blijven bij Hem, ook als de avond valt. Deze saamhorigheid, dit gevoel van veiligheid is op zich al een teken, pas dan komt de wonderbare spijziging. Een verhaal vol symboliek: van vijf broden en twee vissen, van zeven stuks voedsel dus, blijven twaalf korven over. Zeven en twaalf, de getallen van de volheid, de volmaaktheid. Daarmee verwijzen de evangelisten naar de diepere betekenis van deze gebeurtenis, maar wil dat ook zeggen dat er niets wonderbaarlijks heeft plaatsgevonden? Persoonlijk denk ik wel eens dat we, na de periode waarin we de verhalen letterlijk namen en de Bijbel als geschiedenis- en natuurkundeboek gebruikten, nu soms wat doorslaan naar het andere uiterste door alles enkel symbolisch te duiden. Waarom zou God niet, af en toe, direct ingrijpen in onze wereld? Een waar wonder dient immers om zichtbaar en tastbaar te maken wat de eindbestemming van de schepping is: een wereld zonder ziekte, verdriet of dood. Maar, zoals we bij Johannes kunnen lezen, Jezus heeft weinig vertrouwen in de mensen die enkel om de wonderen in Zijn Naam geloven (Joh. 2: 23-24); Hij is geen magiër die op afroep en met een hoop tamtam mensen geneest. Nee, de bedoeling van Zíjn wonderen is, ons tot nadenken te stemmen en tot actie aan te sporen. We mogen dus zeker vragen om een wonder en ons verheugen als ons gebed wordt verhoord, maar moeten tevens op zoek gaan naar wat het uiteindelijk wil zeggen en naar wat er daarbij van ons wordt verwacht.

In het geval van de wonderbare broodvermenigvuldiging kan de passage uit Jesaja ons op weg helpen. Tijdens de Babylonische ballingschap spreekt de profeet Israël moed in door in herinnering te brengen wie Jahweh is: een God van overvloed, die Zijn kostbare waren – koren, melk en wijn – gratis aanbiedt. Een God dus die weet wat Zijn mensen nodig hebben, die hun niet te stillen honger en dorst kent. Een trouwe God bovendien, Die het verbond met Zijn volk in eeuwigheid niet zal verbreken. Maar Jesaja’s woorden zijn tevens een oproep tot bekering, want het gaat niet om letterlijk eten en drinken, maar om het je verzadigen aan de richtingwijzers voor een leven met werkelijke diepgang, zoals God die heeft aangereikt in de Thora. Die levenbrengende woorden zijn gratis, in die zin dat ze onder het handbereik liggen van een ieder die de waarde ervan inziet. Jezus zal deze troostrijke woorden van Jesaja ten diepste toe vervullen en in het evangelie van vandaag zien we daar al een vooraankondiging van. Het zal u ongetwijfeld zijn opgevallen: “Hij nam de vijf broden en de twee vissen, sloeg de ogen ten hemel, en nadat Hij de zegen had uitgesproken, brak Hij de broden die Hij aan de leerlingen gaf […]” (Mt. 14: 19). Bijna letterlijk de woorden die Jezus bij het Laatste Avondmaal zal uitspreken. De wonderbare broodvermenigvuldiging aan de oever van het meer is dus een eerste teken dat God Zijn verbond met de wereld zal gaan vernieuwen op een wijze die niemand ooit voor mogelijk had gehouden. Het verwijst naar de Eucharistie en daarmee naar Jezus’ blijvende tastbare aanwezigheid onder ons. Tastbaar – een waar wonder dus.

Maar daarmee zijn de betekenislagen van dit verhaal nog niet uitgeput. Je zou je kunnen afvragen wat het ons, christenen van de 21ste eeuw, te zeggen heeft. Voor een antwoord op die vraag moeten we denk ik kijken naar de rol van de apostelen. Zij zien een probleem aankomen en brengen dit bij Jezus; de oplossing die zij in gedachten hebben is simpel: “Stuur het volk weg om in de dorpen eten te gaan kopen”. Vrij vertaald: laat ze het zelf maar uitzoeken. Maar Jezus kaatst de bal terug: “geeft gij hun maar te eten”, waarop de leerlingen nuchter reageren: “We hebben hier niet meer dan vijf broden en twee vissen” (Mt. 14: 15-17). Het staat er niet, maar je hoort ze als het ware sputteren – veel zullen ze er niet van begrepen hebben, maar ze doen wel wat Jezus vraagt. En dan geschiedt het wonder.

Kennelijk hebben de leerlingen dus eerst het idee dat Jezus zelf wel meteen tot actie zal overgaan. Natuurlijk, Hij zou ook zonder hen de menigte hebben kunnen voeden, maar Hij wijst de leerlingen op hun eigen verantwoordelijkheid. Wat Hij van hen vraagt is actieve betrokkenheid. Immers, wie gelooft, werkt samen met God. Dat moeten de leerlingen hier waar gaan maken: sámenwerken, meewerken. En dat doen ze dan ook, al is het wellicht schoorvoetend. In het vertrouwen dat wat Jezus doet welgedaan is, komen de leerlingen in beweging. Een gebedsverhoring, een wonder is het gevolg. Naar mijn mening schuilt hierin de actualiteit van dit verhaal: het is ‘ora et labora’ – vertrouwvol bidden, maar ondertussen zelf niet stilzitten. Dan zal blijken dat er veel meer kan dan je ooit voor mogelijk hebt gehouden, dat God ook óns nodig heeft om Zijn rijk een stukje dichterbij te brengen, om iets van de eindbestemming van de schepping te laten zien. Of, zoals mijn opa het vroeger al zei: je moet wel met de genade meewerken. Amen.