Overweging

In eerste instantie, beste medeparochianen, wist ik niet zo goed wat ik met het thema van dit weekend aan moest. Misschien had u wel een vergelijkbare reactie, toen u op het misboekje las welk kerkelijk feest we vandaag vieren: Kruisverheffing. Het woord komt plechtig, bijna afstandelijk over. De eerste vraag die zich aan mij opdrong was dan ook: maar wát vieren we nu eigenlijk?

De oorsprong van het feest ligt in een oude overlevering. Die vertelt ons over de moeder van Constantijn de Grote, de eerste Romeinse keizer die zich tot het Christendom bekeerde. Deze Helena pelgrimeerde in 324 naar Jerusalem. Zij heeft daar zelf het Heilig Kruis teruggevonden en ook liet ze er nog verdere opgravingen uitvoeren. Een jaar later, zo wil de traditie, ontdekte men de grafkelder waar Christus tussen Zijn kruisdood en Zijn verrijzenis moet hebben gelegen. Precies op die plek, vlak achter Golgotha, liet Helena de basiliek van het Heilig Graf bouwen. De kerk werd op 13 september 335 ingewijd met een plechtigheid waarbij het Heilig Kruis getoond werd en ter verering opgeheven. Op Goede Vrijdag doen we dat ook, maar het feest van de Kruisverheffing, dat uit deze plechtigheid voortkwam, is een blije dag, waarop we gedenken dat Christus onze Heiland is en dat met Zijn kruisdood voor ons de verlossing kwam.

Tot zover de historische achtergronden van dit kerkelijk feest. Maar heel veel verder komen we hier niet mee; interessanter is de vraag hoe we het naar ons persoonlijk geloofsleven kunnen vertalen. De teksten die we zojuist lazen kunnen ons daarbij helpen. We hoorden over Mozes en Nicodemus. Zij hadden een Godsontmoeting die voor hun eigen leven en voor dat van Israël van wezenlijk belang zou blijken te zijn. En hun ervaringen kunnen ook ons leren Wie God werkelijk is.

In de oudtestamentische lezing is het, oneerbiedig gezegd, weer eens een keertje zover: tijdens de lange tocht door de woestijn komt het volk Israël in opstand. De situatie is dan ook verre van gemakkelijk. Vlak voor de gebeurtenissen van vandaag is Aäron op de berg Hor gestorven. Evenmin als aan Mozes zal het hem vergund zijn zelf het Beloofde Land binnen te trekken. Met zijn dood verliest Israël een van zijn grote leiders. Daarbij komt dat de koning van Edom de Israëlieten verboden heeft om door zijn land te trekken. Ze moeten dus een omweg maken, waardoor de schier eindeloze reis nog weer langer wordt. Het is dus wel begrijpelijk dat de Israëlieten op willen geven, maar ze gaan ver, te ver in hun protest. Dat “minderwaardige eten” dat hun zo tegenstaat, is immers niets anders dan het manna, het brood dat uit de hemel was neergedaald en waarmee God hen eerder had gered. Hun weigering dit nog langer te eten betekent dus niet in de eerste plaats een zelfgekozen hongerdood, maar veeleer het opzeggen van het vertrouwen in God. Met hun protest verbreken de Israëlieten de levengevende band met Jahweh. Het is dan ook geen toeval dat God uitgerekend slangen stuurt om hen te straffen – was het niet de slang die Eva verleidde, waardoor zij Gods woord negeerde en sterfelijk werd?

De slangen zaaien dood en verderf en als we de tekst letterlijk volgen, gaat het volk dan ogenblikkelijk naar Mozes toe om schuld te bekennen. In werkelijkheid zal daar wel een tijdje tussen hebben gezeten. Ik stel me zo voor dat de Israëlieten terugkijkend naar het verleden, discussiërend met elkaar wellicht, tot het inzicht zijn gekomen dat ze weer dezelfde fout hadden gemaakt. Weer gedacht hadden het beter te weten. Weer vergeten waren dat zonder Jahweh geen leven mogelijk is. Hoe zullen ze zich toen gevoeld hebben? Beschaamd is waarschijnlijk erg zwak uitgedrukt. God onwaardig komt vermoedelijk dichter in de buurt. Maar dan is daar gelukkig Mozes. Zelf ook lang niet volmaakt, ook hij mag het Beloofde Land niet in, maar wel een formidabele voorspreker bij God. Zijn gebeden worden verhoord, onvoorwaardelijk. Zodra het volk zijn schuld beleden heeft, is het verbond hersteld en redt Jahweh Zijn volk – met een bronzen slang. Dat wat eerst dood bracht, wordt levensreddend.

In het evangelie komt Jezus terug op deze gebeurtenissen van lang geleden. Zijn gesprekpartner Nicodemus is een voorname Jood. Een Farizeeër bovendien, wat het des te opvallender maakt dat hij het gesprek opent met de belijdenis: “Rabbi, wij weten dat Gij van Godswege als leraar gekomen zijt, want niemand kan die tekenen doen die Gij verricht, als God niet met hem is” (Joh, 3: 2). Maar Nicodemus is ook bang – de andere Farizeeërs wilden immers niets van Jezus weten. Daarom is hij diep in de nacht naar Hem toegegaan. Jezus maakt hem daarover geen verwijten. Hij gaat ook niet rechtstreeks in op Nicodemus’ belijdenis, maar probeert hem te doen begrijpen wat het geloof in God ten diepste inhoudt. In drie stappen maakt hij hem duidelijk dat de tekenen niet het allerbelangrijkste zijn.

Allereerst zegt Hij dat alleen de Mensenzoon naar de hemel kan opklimmen, omdat Hij de Enige is die uit de hemel is neergedaald. Daarmee doelt Jezus uiteraard op Zijn Goddelijke oorsprong. Hij bevestigt daarmee tevens de belijdenis van Nicodemus. Maar dit vers maakt ook duidelijk dat er een nauwe band is tussen hemel en aarde, tussen God en mensen. Het zijn geen twee afzonderlijke werelden, integendeel, Jezus is een nieuwe Mozes, een voorspreker die gekomen is om een brug tussen hemel en aarde te slaan.

Vervolgens zinspeelt Jezus op de manier waarop Hij dit zal doen – Zijn kruisdood. Daar bij verwijst hij zelf naar Mozes. Wie keek naar de bronzen slang overleefde in de barre tocht door de woestijn; wie zich richt op Jezus aan het kruis zal Gods reddende macht ervaren. Opnieuw zal wat dood en verderf lijkt te betekenen – het kruis – leven brengen. Maar ditmaal anders, dieper: niet alleen leven in de zin van redding uit doodsgevaar, maar eeuwig leven. Beter vertaald: ‘eeuwigheidsleven’, want het eeuwig leven begint al hier en nu – aards leven en hemels voortbestaan vormen één geheel.

Tenslotte legt Jezus uit waarom God Hem gezonden heeft: uit liefde. God ís immers liefde (1 Joh 4: 16). Hij wil Zijn kinderen niet straffen, Hij wil voor hen het leven en niet de dood. Wie in God gelooft hoeft voor Hem niet bang te zijn. Anders gezegd: wie zijn leven inricht volgens de Tien Woorden en dit serieus neemt, mag rekenen op vergeving als hij struikelt. Dat hebben de Israëlieten al ervaren in de woestijn, en Jezus zal dat met zijn kruisdood eens en voor altijd duidelijk maken. Hoe bevrijdend deze boodschap werkt, zien we aan Nicodemus. Van een bang mens verandert hij in een gelovige die uit durft te komen voor zijn overtuiging: hij zal het voor Jezus opnemen tegen de Farizeeërs (Joh. 7: 50-51) en na de kruisiging samen met Jozef van Arimatea het lichaam van Jezus balsemen en in het graf leggen (Joh 19: 39-42). Een moedig mens is geboren.

De essentie van de beide teksten van vandaag is dus de onmetelijke diepte van Gods liefde. God is groter dan ons hart en Hij weet alles (1 Joh. 3: 19-20). Hij gaat ons te boven en begrijpt ons volkomen, zelfs als we een fout maken. Dat is Zijn Zoon ons komen vertellen en voorleven. Als we een kruisteken maken gedenken we dus niet alleen Zijn dood, maar vooral de boodschap van bevrijding die Hij ons heeft gebracht. Moge die gedachte ons helpen om moedige en blije mensen te worden. Amen.