Overwegingen

Overweging Pinksternoveen 2008
'Waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid',
2 Korinthiërs 3, 17b

Waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid. Waar vrijheid is daar kunnen woorden klinken. Want vrijheid bestaat in taal. Waar vrijheid ontbreekt, daar wordt altijd het woord als eerste gekneveld, de taal gecensureerd en haar betekenis omgelogen tot propaganda.
Taal is communicatie. Mensen bestaan in en door de taal, wij kunnen niet zonder. Er zijn gebaren, rituelen en goed dat ze er zijn, maar altijd is er een moment dat hun be-teken-is moet worden uitgesproken.

Taal is gecompliceerd. Woorden hebben niet één betekenis, die alle andere uitsluit. Er is een waaier aan betekenissen. En woorden komen niet uit het luchtledige, er is altijd een mond die ze spreekt, een mens die ze kiest. Die ze op een bepaalde manier uitspreekt: argeloos of berekenend, uitnodigend of uitdagend, vriendelijk of venijnig, gemeenschap scheppend of kwetsend, betrokken of onverschillig. Toon en toonhoogte doen er toe, scheppen ruimte of stoten af.

Vrijheid tot spreken veronderstelt eerlijk luisteren, bereidheid om de ander werkelijk te verstaan. Waar niet geluisterd wordt, gaat het woord verloren en komt er zwijgen voor in de plaats. Spreken is zilver en zwijgen is goud, soms is dat waar, maar niet altijd en niet per definitie. De rust van het zwijgen kan weldadig zijn, maar ook dodelijk. Evenwicht tussen spreken en zwijgen is een basisvoorwaarde voor duurzaamheid in relaties.

Taal is kwetsbaar, kan zichzelf niet verdedigen tegen misverstanden en misbruik. Taal is afhankelijk van goede wil van wie spreekt en wie hoort. Goede wil is geen inklevende eigenschap van mensen. Dat dat wel zo zou zijn is een misverstand bij een deel van de Romana, maar het kan wel worden geleerd. Dat dat niet zo zou zijn, is een misverstand bij een deel van de reformatie.

De taal van de liturgie, van Schriftwoord, lied en gebed is bij uitstek taal die gemeenschap- scheppend wil zijn. Liturgie wil verzamelen, mensen oproepen om hun ‘ik’ in te brengen in het grotere geheel van ‘wij’. Wij mensen, verzameld rond tafel en kansel, rond altaar en doopvont. Die gemeenschap kan niet zonder taal, bestaat in en door de taal. En dat vraagt grote zorgvuldigheid in de omgang daarmee. 

Liturgie wordt gedragen door gebed, door de taal van het bidden. Want het geheim en de eigenheid van de verzamelde gemeente is niet gelegen in haar zelf, maar wordt haar aangereikt ‘van buitenaf’, van godswege. De Naam is het geheim dat de gemeente draagt, die zegt Ik-zal-er-zijn spreekt haar aan, roept haar op , bemoedigt haar, troost haar met woorden die geladen zijn met kracht van de Geest, woorden die de kracht van genezing hebben, van heil brengen, van heel maken. Die naam spreken wij aan met ‘Gij‘, of soms ook –met een vleugje mystiek- ‘Jij’, het liefst zo min mogelijk met ‘u’, ook al is dat soms onvermijdelijk. Bidden is spreken in vrijheid, roept op tot vrijheid en schept vrijheid, althans als de taal van het gebed gedragen wordt door een vertrouwen, een geloof dat vrij is. Waar geloof is ingesnoerd in fundamentalisme, in onwrikbare leer, in zo en niet anders moet er gehandeld worden, daar is ook de geloofstaal niet vrij en snoert het gebed meer in dan dat het vrijmaakt, daar misvormt het mensen eerder, dan dat het hen geneest.

Wij mogen staan in de vrijheid van geloof en daarmee in de vrijheid van spreken en bidden  in de ruimte van de liturgie, gedragen door de taal.  Vrijheid bestaat in taal, in woorden die brood geworden zijn. Vrijheid veronderstelt ook altijd een keuze, een mogelijkheid tot het goede en een mogelijkheid tot het kwade. Die dialectiek is onvermijdelijk verbonden met vrijheid, het één is nooit zonder het ander, daarom is vrijheid altijd dubbelzinnig, want wij zijn mensen en dubbelzinnig in ons handelen. Daarom klinkt in de liturgie altijd ook de
roep om ontferming. Maar liturgie schept ook ruimte, pint ons niet vast, maar schept de mogelijkheid van nieuw begin in en door de vrijheid van de taal.
Willem Barnard schreef er lang geleden een gedicht over. het werd op melodie gezet en opgenomen in de bundel ‘Liederen voor de viering van eucharistie’. Andere liedbundels dorsten het niet aan of vonden het niet liturgisch genoeg of te moeilijk. Ik lees het u voor:

De vrijheid is voor de mensen
de vrijheid bestaat in taal
de vrijheid is voor de mensen
wij spreken elkander toe

Met vogels valt niet te praten
de maan is koud als een vis
met vogels valt niet te praten
zon is een zwijgzaamheid

maar mensen worden geroepen
elk aan zijn eigen naam
maar mensen worden geroepen
ter zake van ja en nee

Er zijn er niet veel die zeggen
wij delen dezelfde tijd
er zijn er niet veel die zeggen
wij breken hetzelfde brood

De meesten willen alleen maar
een uur lang hetzelfde bed
de meesten willen alleen maar
een uur lang elkaar te lijf

zij zeggen mijn brood en mijn adem
zij slikken de woorden in
zij zeggen mijn brood en mijn adem
zij eten en slapen alleen

Ik heb in mijzelf gesproken
ik ademde enkelvoud
ik heb in mijzelf gesproken
en nu zijn de anderen dood

Want vrijheid is voor de mensen
wat lucht voor de vogels is
en vrijheid is voor de mensen
wat water is voor een vis.

en vrijheid bestaat in woorden
die brood geworden zijn
stemmen die zijn gebroken
en bloed dat wordt vergoten
de vrijheid smaakt naar pijn.

 

Renger Prent