Fiat voluntas tua, sicut in caelo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

AFSCHEID NEMEN WIJ NIET

De Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer, die vlak voor de bevrijding, op 9 april 1945, omkwam in een Duits concentratiekamp, schreef over de dood het volgende:

Als je van iemand houdt
en je bent door de dood van elkaar gescheiden,
dan is er op de wereld niets en niemand,
die de leegte van de afwezigheid kan vullen.
Probeer het maar niet, want het zal je nooit lukken.

Aanvaard liever het gemis dat je is overkomen.
Dat klinkt hard, maar het is ook een grote troost,
want zolang de leegte werkelijk leeg blijft,
blijf je daardoor met elkaar verbonden.

Zeg niet: "God zal de leegte vullen",
want - geloof me - dat doet Hij niet.
Integendeel: Hij houdt de leegte leeg
en helpt ons om zo de vroegere gemeenschap
met elkaar te bewaren, zij het ook in pijn.

Hoe mooier en rijker de herinneringen,
des te moeilijker is het afscheid.
Maar dankbaarheid zal de pijn der herinnering
veranderen in stille vreugde.
De mooie dingen van vroeger
zijn geen doorn in het vlees,
maar een kostbaar geschenk,
dat je met je mee draagt.

Zorg dat je niet altijd
blijft graven in je herinneringen,
maar die dat van tijd tot tijd.
Ook een kostbaar geschenk bekijk je niet aldoor,
maar alleen op bijzondere ogenblikken.
Buiten die ogenblikken is het
een verborgen schat, een veilig bezit.

Wij zijn vanavond bij elkaar gekomen vanwege Allerzielen. November is vanouds de maand waarin wij onze doden gedenken. Het lijkt wel alsof de natuur daar zelf aan meewerkt. De zomer is aan het afsterven. Het wordt mistig langs de wegen. Het miezert. Bomen en struiken worden kaal. De beesten gaan op stal. Wij kleden ons wat warmer.
De kachel gaat aan, de thermostaat wat hoger. We gaan met zijn allen weer de nachtschuit in. Het is echt Allerzielenweer! Er hangt een rouwstemming over de natuur en sluipt de gemoedsstemming van mensen binnen. Allerzielen. Een dag waarop de doden onze aandacht krijgen. Wij noemen met eerbied de namen van hen die naar de aarde terug zijn gevallen als een vergeeld blad in de herfst. Wij gaan naar het kerkhof vanuit het onverwoestbare geloof dat de dood op deze plek niet het laatste woord heeft.

Velen van u zijn de afgelopen dagen naar het kerkhof gegaan om bloemen neer te leggen op het graf of bij de urn van gestorven familieleden en vrienden. Waarom gaan we naar het kerkhof? Is het enkel gewoonte? Doen we dat, omdat ánderen niet zeggen: "Wat ziet dát graf er uit!" Is het een poging om onze geliefde doden niet prijs te geven aan de vergetelheid? Zoals we met foto's doen die we al of niet ingelijst aan de wand hebben hangen? Wat drijft de levenden naar de doden? De dood is het einde van een mens zoals wij hem of haar hebben gekend of bemind. Wij proberen de dood soms te minimaliseren. Elk mens gaat nu eenmaal dood! Alles wat leeft trouwens! Maar wat doe je met zo'n antwoord als de mens van wie jij zielsveel bent gaan houden naar dat koude kerkhof wordt weggebracht, of als jóuw geliefde voorgoed verdwenen is in verzengend vuur?

Ook dit jaar zijn er weer velen naar de begraafplaats of naar het crematorium gebracht. In onze parochie waren dat er 23. Het afscheid heeft veel mensen onbeschrijfelijk verdriet gebracht. Je troost is mager, want wie oog in oog met de dood heeft gestaan, wie even heeft gekeken in die bodemloze put - een man, een vrouw, een kind verloren, die praat niet meer lichtzinnig over opstaan uit de dood. Wie de pijn van het gemis aan den lijve heeft ervaren, hoedt zich wel voor goedkope praatjes. Zo iemand zegt met Thomas: eerst zien en dan geloven! Zo iemand neemt de dood niet van harte, maar wel serieus.

Wij noemen vanavond met eerbied hun namen. Langzaam en met eerbied: vader, moeder, kind, vriend, vriendin, wees hier aanwezig! We noemen de namen in onze kring, vol geloof. Wij dragen hen op —nze handen, dwars tegen de wetten van de lijkbezorgingsindustrie in. Onze doden hebben wij het afgelopen jaar niet "zomaar" achtergelaten op het kerkhof of in het crematorium. Als we dat gedaan zouden hebben, zouden we hen vermisten noemen. Maar als gelovige mensen weten wij dat zij voor altijd thuis zijn bij God.

Ik hoor de stem van een vriendin die kanker heeft. Zij weet niet hoe lang zij nog leven zal. En ik hoor de machtige stem van een gestorven moeder van twee kinderen, die gevochten heeft tot het bittere einde. Ik hoor de stem van die jongen die zelf uit het leven stapte, zonder groet. Ik hoor de stem van de man, jong nog, van wie zijn hart het liet afweten. Ik hoor de stem van dat jongetje van negen die afgelopen woensdag vanuit onze kerk begraven is, nadat een auto een eind aan zijn leven maakte. Ik hoor de stem van dat joch op de Keizer Karelweg die door een vrachtauto werd geraakt. Twee jongens die heel Amstelveen in beroering bracht. En ik vraag me af: "God, waar zijn ze gebleven, onze geliefde doden? Wij blijven ze gedenken. Zij nemen een plaats in in ons hart. Zijn ze voorgoed uit ons leven verdwenen?"

Rutger Kopland, de dichter die ook het afgelopen jaar is overleden, schrijft ergens: "weggaan is toch iets anders dan het huis uitsluipen, zacht de deur dichttrekken achter je bestaan en niet terugkeren. Lieve doden, jullie blijven iemand op wie wordt gewacht. Weggaan kun je beschrijven als een soort van blijven. Niemand wacht, want jullie zijn er nog. Niemand neemt afscheid, want jullie zijn niet weg. Zoals jullie ook vandaag, levend bij God, ook weer mogen voortleven in talloze verhalen en herinneringen. Weet je nog wie hij was, weet je nog wat zij wilde en wat ze zei...?"

Jezus vergelijkt het sterven van mensen met een graankorrel. Het zaad dat in de aarde verdwijnt, prijsgegeven aan de zwarte grond. Een langzaam proces van afsterven. De huid wordt aangetast, eerst de buitenkant, dan de binnenkant. De huid begeeft het, de korrel scheurt en barst open tot nieuw leven. Prijsgegeven aan de donkere aarde zoekt het nieuwe leven zich een weg naar boven. Graankorrel, de donkere aarde in om tot nieuw leven te komen. Vergeving als op dit moment deze symboliek niet helemaal tot ons doordringt. Maar we proberen het te zeggen; Sterven wordt leven, stilte wordt adem, verstening wordt geluid. Wij wachten op hun eerste verlossende huilen, graankorrel boven de grond.

De dood zal er niet meer zijn, De oude hemel en de oude aarde zijn verdwenen. Een onvoorstelbaar verhaal dat we elkaar op Allerzielen blijven vertellen. Het vindt zijn oorsprong en fundament in het verhaal van de Levende. Jezus die zelf zo hartstochtelijk van het leven hield dat Hij zich zelfs durfde prijsgeven aan de dood. Hij wist dat een mens die Žcht van een ander houdt op den duur niets meer te verliezen heeft.

En de evangelist Johannes zal zeggen: " Lieve mensen, zie hier Gods woning onder de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen en de dood zal er niet meer zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij. En Hij die op de troon gezeten is, sprak: "Zie Ik maak alles nieuw".

Tenslotte ook de patroon van onze Augustinusparochie heeft ons zijn gedachten over de dood nagelaten. Bij verschillende uitvaarten hebben we zijn woorden aan elkaar doorgegeven, woorden vol troost en bemoediging. Deze woorden van Augustinus die leefde van 354 tot 430 geef ik graag aan u door. De Heilige Augustinus schrijft:

Lieve mensen,
Huil niet, De dood is niets
ik ben slechts
naar de andere kant
ik ben mezelf, jij bent jezelf.
wat we voor elkaar waren,
dat zijn we nog altijd

Noem me zoals je
me steeds genoemd hebt.
spreek tegen me zoals vroeger
op dezelfde toon,
niet plechtig, niet triest.
lach om wat ons samen
heeft doen lachen

Denk aan mij, bid met mij
spreek mijn naam uit thuis,
zoals je altijd hebt gedaan
zonder hem te benadrukken,
zonder zweem van droefheid.
het leven is wat het
altijd is geweest.

De draad is niet gebroken
waarom zou ik
uit je gedachten zijn?
omdat je mij niet meer ziet?
nee, ik ben niet ver,
juist aan de
andere kant van de weg.

Zie je, alles is goed
je zult mijn hart
opnieuw ontdekken
en er tederheid terugvinden
dus, droog je tranen
en huil niet,
als je van me houdt.

© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken H.Augustinus
Amsterdam/Amstelveen