ANGST IS EEN SLECHTE RAADGEVER
“In een dorp woonden eens twee mensen die allebei dezelfde naam hadden: ze heetten allebei Klaas, maar de een had vier paarden en de ander had er maar één. Om ze uit elkaar te kunnen houden, noemden de mensen de man die vier paarden had, grote Klaas en de man die maar één paard had, kleine Klaas.”
Misschien, beste medeparochianen, heeft u dit sprookje van Hans Christian Andersen ooit gelezen, maar ook al is dat niet het geval - u kunt wel raden hoe het afloopt: grote Klaas delft het onderspit, kleine Klaas komt als overwinnaar uit de bus en leeft nog lang en gelukkig. Kinderen, maar ook volwassenen, zijn dol op sprookjes, omdat ze helder gestructureerd zijn, met veel zwart/wit tegenstellingen. Mooi staat tegenover lelijk, zoals lief tegenover gemeen, zoals bescheiden tegenover snoeverig, zoals goed tegenover kwaad. Daardoor weet je als toehoorder meteen wie je kunt vertrouwen en wie niet, en wat de moraal van het verhaal zal zijn. Zodra we 'er was eens' horen, gaan we er dan ook lekker voor zitten. Cultuurfilosofen, literatuurwetenschappers en psychologen hebben inmiddels ontdekt dat de behoefte aan verhalen een wezenlijk onderdeel is van ons mens-zijn. Verhalen helpen ons structuur aan te brengen in een vaak chaotische werkelijkheid.
In de Bijbel is het niet anders: als er één godsdienst is die gekenmerkt wordt door verhalen dan is het wel de joodse. Een Hebreeuws gezegde vertelt dan ook: “Waarom heeft God de wereld geschapen? God heeft de wereld geschapen omdat Hij van verhalen houdt.” Met de gelijkenissen die Hij vertelt om Zijn boodschap te verkondigen, staat Jezus dan ook volop in de traditie van Zijn volk. En ook Hij maakt daarbij gebruik van tegenstellingen, denkt u maar aan het verhaal van de verloren zoon van afgelopen week, waarin de brave oudste zoon tegenover de losbandige jongste staat. Maar bij Jezus is de afloop niet voorspelbaar, integendeel. Wie denkt dat de jongste zoon er bij thuiskomst ongenadig van langs zal krijgen en dat de oudste aan hem ten voorbeeld zal worden gesteld, komt bedrogen uit. Jezus speelt als het ware met de verwachtingen van Zijn toehoorders: ongetwijfeld hebben de schriftgeleerden en Farizeeën partij getrokken voor de oudste zoon, zich met hem geïdentificeerd en juist dan neemt het verhaal zijn onverwachte wending. Op die manier nodigt Jezus zijn tegenstanders uit, hun eigen strenge oordelen en rigide denkpatronen aan de kant te zetten en in te zien dat Jahweh niet God der Wrake is die zij van Hem hebben gemaakt, maar een liefhebbende Vader. De bedoeling is dat het publiek dezelfde les leert als de oudste zoon - of dat ook daadwerkelijk gebeurt hangt van de toehoorders zelf af, van de schriftgeleerden en Farizeeën, maar ook van ons. Daarom vertelt Jezus ook niets over de reactie van de oudste zoon op de uitleg van de vader: dat mogen, nee moeten, we zelf invullen.
Ook de evangelisten gaan op deze manier te werk. Door hun verhalen loopt als een rode draad de scherpe tegenstelling tussen Jezus enerzijds en de wetgeleerden, schriftgeleerden, priesters en Farizee‘n anderzijds. Laatstgenoemden duiken telkens weer op en hun enige doel lijkt te zijn, Jezus in de val te laten lopen en te kapittelen. En iedere keer opnieuw trekken ze daarbij aan het kortste eind. Het evangelie van vandaag is een mooi voorbeeld van de manier waarop de evangelisten zo'n verhaal opbouwen. Als de schriftgeleerden en Farizee‘n aan Jezus vragen welke straf de overspelige vrouw naar Zijn mening zou moeten krijgen, vermeldt Johannes er nadrukkelijk bij dat het een strikvraag is: hun eigenlijke doel is te kijken of Jezus zich wel strikt aan de Wet van Mozes houdt. En natuurlijk hopen ze Hem te kunnen betrappen op ketterij. Daarmee voert Johannes de spanning op en richt hij de aandacht op het antwoord van Jezus, dat weer even verrassend is als de reactie van de vader vorige week. En opnieuw laat het verhaal ons in onzekerheid over het effect op de tegenpartij: de schriftgeleerden en Farizeeën druipen een voor een af, zonder zich nog om de overspelige vrouw te bekommeren. En daarmee verdwijnen ze uit het verhaal, Johannes zegt verder niets over hun reactie op deze onverwachte wending. Waren ze boos, hadden ze minachting voor het optreden van Jezus of stemde die hen tot nadenken? Opnieuw moeten we dat zelf invullen en hiermee toont de evangelist zich een rasverteller. Er is immers geen betere manier om je lezers nieuwsgierig te maken en dieper over de gebeurtenissen te laten nadenken dan door bewust gaten in je verhaal te laten vallen. Johannes nodigt ons uit, wat langer stil te staan bij de motieven achter het optreden van schriftgeleerden en Farizeeën en over de consequenties daarvan. Persoonlijk denk ik dat ze gedreven werden door angst - zoals we weten een slechte raadgever - en door jaloezie, waar je groen van uitslaat, niet echt gezond dus. Maar waarom die angst en die jaloezie?
Allereerst speelt er angst voor statusverlies. Van oudsher waren de schriftgeleerden immers degenen die Wet en Profeten interpreteerden en nu komt er, uitgerekend uit Nazareth, een eenvoudige timmermanszoon naar voren die meent dat hij het beter weet. Een bedreigende ontwikkeling, want Hij weet ook nog eens een jaloersmakend grote schare aanhangers achter zich te krijgen.
Ongetwijfeld zal ook angst om door de mand te vallen een rol hebben gespeeld: de Farizeeën - hun naam betekent 'afgezonderden' - zagen zichzelf als een kleine groep van 'zuiveren in de leer': ze interpreteerden de Wet zo nauwgezet dat niemand aan de eisen kon voldoen. Maar ook zijzelf niet. Niet voor niets zegt Jezus elders in het evangelie over hen: “Zij maken bundels van zware, haast ondraaglijke lasten en leggen die de mensen op de schouders, maar zelf zullen ze er geen vinger naar uitsteken” (Mt. 23: 4)
Toch denk ik dat hun grootste angst de angst voor verandering moet zijn geweest, voor het loslaten van oude, vertrouwde zekerheden. De schriftgeleerden en Farizee‘n hadden zich vastgebeten in hun eigen gelijk, zich opgesloten in hun eigen wereld van regels, wetten en voorschriften. Een benauwende wereld, maar wel een veilige. Immers, als je voor elke situatie een pasklare regel hebt in de trant van 'hoe te handelen bijÉ.', als je de ander volgens vaste normen de maat neemt, als je voor elk probleem een oplossing meent te kunnen vinden in de Tenach, dan wordt het leven overzichtelijk en kom je niet meer voor verrassingen te staan. En als je dan uitgedaagd wordt die vertrouwde zekerheden los te laten, is dat doodeng; als je je beeld van God moet bijstellen en milder naar je medemens moet leren kijken, dan kun je het gevoel krijgen dat de fundamenten onder je leven worden weggeslagen. Dat is de reden dat de schriftgeleerden en de Farizeeën Jezus zo graag van het toneel zouden zien verdwijnen. Onaangenaam? Zeker. Dom? Misschien. Maar is hun angst niet heel herkenbaar? Wil Johannes ons soms uitdagen om de Farizeeër in onszelf het zwijgen op te leggen?
Die nieuwe briljante collega die ziet waar het jarenlang fout is gegaan - hoe ontvangen we die? Met open armen, blij met zijn inbreng? Of argwanend, bang voor concurrentie?
Zien we van de jongeren alleen dat ze niet meer elke zondag in de kerk zitten? Of hebben we een open oog voor hun activiteiten in sportclub, milieubeweging, verzorgingshuis?
En die buurjongen die net zijn taakstraf heeft afgerond. Blijven we hem zien als een vernielzuchtig kliertje of gaan we ervan uit dat hij zijn lesje heeft geleerd?
Op zijn tijd zijn we allemaal kleine Farizeeën, trekken we ons terug in onze comfortzone van 'zo heb ik het geleerd en dus blijf ik het altijd zo doen'. En toch zouden niet alleen de schriftgeleerden en Farizee‘n uit het evangelie, maar ook wij beter moeten weten. De Bijbel laat er immers geen twijfel over bestaan dat we niet bang hoeven te zijn voor de ander, omdat er bij God voor iedereen een plaats in de zon is. Kijk maar naar de overbekende tekst van Jesaja die we vandaag lazen. Die borrelt toch over van vreugde? Onze God is een God Die de mensen hun verleden niet nadraagt. Die de losbandige jongste zoon niet straft, maar feestelijk binnenhaalt, Die de overspelige vrouw niet veroordeelt, maar met een schone lei opnieuw laat beginnen.
Iemand die de levenshouding en de vreugde die Jesaja en Jezus ons vandaag voorhouden als geen ander in praktijk heeft gebracht is Franciscus van Assisi. Luisteren we daarom tot slot, met een knipoog naar Rome, naar een gebed van zijn hand:
Heer, maak mij tot instrument van uw vrede:
- dat ik, waar haat is, liefde breng;
- waar schuld is, vergeving;
- waar tweedracht is: eenheid;
- waar dwaling is: waarheid;
- waar twijfel is: geloof;
- waar wanhoop is: hoop;
- waar duister is: licht;
- waar narigheid is: blijheid.
- niet zozeer getroost te wórden, als wel te troosten;
- niet zozeer begrepen te wórden, als wel te begrijpen;
- niet zozeer bemind te wórden, als wel te beminnen.
- Want wie geeft, ontvangt;
- wie zichzelf vergeet, vindt zichzelf;
- wie vergeeft, wordt vergeven;
- wie sterft, krijgt eeuwig leven.