BROOD UIT DE HEMEL

Vijf zondagen lang lezen we uit de broodrede uit het zesde hoofdstuk uit het Johannes-evangelie. Vorig weekend hoorden we het verhaal van de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging. In dit tweede weekend gaan we verder met het verhaal. Opnieuw noemt Jezus zichzelf hier ‘brood des levens’. Hij doet dat terwijl hij omgeven is met mensen die hem opnieuw om brood vragen. Er is duidelijk sprake van een misverstand. Hij heeft hen verrast met het brood dat hij hen gaf, toen ze honger hadden. Ze komen terug voor hetzelfde brood. Jezus verwijt hen dat ze niet hebben gezien dat het brood wat Hij toen gaf een teken was voor iets anders. Maar daar zijn ze niet in geïnteresseerd. Ze willen opnieuw gratis brood krijgen om hun honger te stillen.
Jezus zegt dan: ‘Niet omdat jullie de tekenen gezien zoeken jullie mij, maar omdat jullie van de broden hebben gegeten tot jullie honger gestild was.’ (Joh.6:26) En Jezus probeert het dan nog maar een keer. Hij zegt: ‘zelfs het brood, het manna, dat jullie - ten tijde van Mozes - in de woestijn gekregen hebben, kon je alleen maar op die dag gegeten worden, de volgende dag waren de overgebleven resten al aan het rotten.’ Dan begint hij over ánder brood te spreken, het brood dat Hij zelf is, het Brood uit de Hemel. Alleen dit brood stilt definitief je honger. Dat zijn bekende woorden die in elke eucharistieviering klinken: ‘Dit is mijn Lichaam en dit is mijn Bloed, zelfs voor hen die mijn bloed wel kunnen drinken.
Jezus zegt vandaag: ‘Werkt toch niet voor voedsel dat vergaat.’ Jezus ként ons. Hij kent ook onze voornaamste zorg: eten en drinken, geld verdienen en geld bezitten. Maar geld noch bezit maken de mens écht gelukkig. Voor leven is méér nodig, een mens leeft niet van brood alleen. Brood heb je nodig, maar je leeft pas écht door vrede, liefde, vriendschap, eerlijkheid, oprechtheid en geluk. Een hand om je schouder, een kus op je wang, een hartelijk en bemoedigend woord heb je even hard nodig als je dagelijks brood.
In gebaren van brood en wijn geeft Jezus zich als gebroken brood en als een beker uitgegoten wijn. Dat kost bij elkaar maar een paar kwartjes. Maar er zit een opdracht in. Het betekent dat wij - in Gods naam - meewerken aan een wereld waarin geen lichamen meer worden gebroken en geen onschuldig bloed meer wordt vergoten. En als de leerlingen tegen Jezus zeggen: ‘er is te weinig brood voor al die mensen die naar u luisteren’ is het antwoord van Jezus heel simpel. Hij zegt dan: ‘geven jullie ze dan maar te eten, dan is er voor iedereen voldoende!’ Geleerde mensen hebben uitgerekend dat de aarde voldoende voortbrengt om alle mensen te kleden en te voeden. Waarom leven er dan toch mensen in de hongergebieden? In het verhaal van de Wonderbaarlijke Broodvermenigvuldiging van vorige week, waren de voornaamste woorden van Jezus: “Hebben mensen honger? Geven jullie ze dan maar te eten?’ En intussen las ik twee weken geleden in de krant hoeveel voedselproducten de supermarkten aan het einde van de dag voedsel laten vernietigen! Hoe zorgvuldig gaan wij nog om met ons eten?
Tegenwoordig kopen we ons brood gesneden. Dat snijden deden we vroeger thuis aan tafel. Voordat moeder het kapje er af sneed, maakt zij met het kartelmes een kruis over het brood. Ze gaf daar mee aan dat ze er van overtuigd was dat alle goeds van God komt. Dat gebaar is nu versleten. En de meesten van ons vinden het zelfs niet eens belangrijk meer om voor en na het eten te bidden (tenzij opa en oma een keer mee-eten!) Wij hebben het brood immers zelf verdiend en zelf betaald! Maar als we ons dagelijks brood niet meer ervaren als een geschenk uit de hemel, dan verdwijnt ook de behoefte om dat brood met anderen te delen, want we hebben het immers zélf verdiend!
Als we feestvieren of rouwen, delen we met elkaar de tafel. Bij deze gewoonte sluit Jezus zich aan. Hij geeft zich zelf als gebroken brood. En dat onder zijn motto: ‘‘Niemand heeft groter liefde dan hij die zijn leven geeft voor zijn vrienden’. Tot de dag van vandaag mogen wij van die opdracht leven. Als het ons lukt zullen er veel mensen zijn die ín ons Gods stem verstaan. Een stem die zegt: eerlijk zullen we alles delen.
De diepere boodschap van deze tweede ‘broodzondag’ is: wij moeten niet alleen brood met elkaar delen, we moeten zelf ‘brood uit de hemel’ en ‘brood voor deze wereld’ worden. En dit brood bedoelt Jezus. Brood bestaat niet alleen uit meel en wat gist, maar ook voor woorden als: hartelijkheid. liefde, vriendschap, trouw, licht en vrede. Dat mogen wij aan elkaar blijven doorgeven. Deze bemoedigingen heeft elk mens dagelijks broodnodig! Delen in elkaars geluk, maar ook in elkaars pijn en verdriet. Dan kunnen pijn en zorg omslaan in verrijking. Wat is een zegen als je mensen ontmoet die tegen je zeggen: ik ben blij dat je er bent, en ik weet iets goeds van jou. Die woorden hebben we dagelijks broodnodig. Daar worden we betere mensen van!
In de eerste lezing, in het Exodusverhaal, hoorden wij dit weekend dat het voor de Israëlieten indertijd brood regende in de woestijn. Dat wil zeggen dat het brood er voor het oprapen lag. Zo mogen wij onze liefde en uitstrooien voor iedereen die dat nodig heeft, En niet alleen ‘zomaar één keer’, maar dagelijks. We hebben dat broodnodig voor een leefbare wereld, even hard nodig als ons dagelijks brood. En dan gaat het niet om ons brood dat vergaat, maar om Brood uit de Hemel!
Samen aan tafel, en dat over onze eigen grenzen heen. Als we feestvieren of rouwen, delen we met elkaar de (koffie-)tafel. Bij deze gewoonte sluit Jezus zich aan in zijn Liefdesmaal op Witte Donderdag. Hij geeft zichzelf als gebroken brood. Eucharistie-vieren is doen wat Jezus deed. Wij moeten brood voor de wereld worden. Dan zal het ons weinig interesseren waar ons brood eigenlijk blijft. Iedereen heeft recht om zijn of haar stuk van dat brood af te breken. Daarmee breken ze ook een stuk af van ons menselijk egoïsme, van ‘ieder voor zich en God voor ons allen.’ Een vriendelijk woord, een hartelijk gebaar, een hand om een schouder, een kus op de wang, hoeven we vandaag niet voor onszelf te houden. Die mogen we doorgeven, vooral aan mensen die dat goed zouden kunnen gebruiken! ‘Ik weet iets goeds van jou. Wat ben ik blij dat u er vandaag bent!’ En alleen zo kunnen wij voor elkaar het ‘brood uit de hemel’ worden.
© Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland