Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

QUO VADIS, DOMINE

De Romeinen waren de eersten die in Europa grote wegen bouwden. Die wegen waren soms twee meter dik en bestond uit metselwerk en kiezel. Het plaveisel bestond uit mooie grote stenen. De wegen waren zo'n 4 tot 12 meter breed. Één van die wegen wordt ook nog in onze tijd gebruikt. Het is de Via Appia. Elke toerist in Rome moet een stukje over die duizenden jaren oude weg hebben gelopen. Daar zorgt de toeristenindustrie wel voor!

Via Appia

Langs die Via Appia staat een oud kerkje. Dat kerkje heet Quo Vadis. Volgens een oude legende zou de apostel Petrus geprobeerd hebben om via de Via Appia Rome te ontvluchten. Er was daar sprake van een grote vervolging. Talrijke christenen werden gemarteld en vermoord. Reden voor Petrus om de stad midden in de nacht te verlaten. Maar in de duisternis komt hij op de Via Appia Jezus tegen die opnieuw zijn kruis draagt. Petrus is ontzet en vraagt: ‘Quo Vadis, Domine?’, waar gaat u heen, Heer? En Jezus antwoordde: ‘Ik ga naar Rome om in uw plaats gekruisigd te worden’. Dan weet Petrus dat hij zijn vervolgde geloofsgenoten niet in de steek mag laten en keert terug naar Rome.

De Poolse schrijver Sienkiewiez heeft daar in 1896 een indrukwekkende, driedelige roman over geschreven onder de titel ‘Quo Vadis’. En in onze tijd is het boek verfilmd en velen van ons hebben deze spektakelfilm ongetwijfeld weleens gezien. Quo Vadis, Domine - Heer, waar gaat U naar toe? Niet alleen Jezus, ook de geschiedenis herinnert ons een Petrus die probeert - als het moeilijk wordt - zijn roeping te ontlopen.

Die Petrus toch. Wat wordt-ie vanmorgen door Jezus afgesnauwd! Jezus gaat zijn zware gang naar Jeruzalem, hoewel Hij weet wat Hem daar te wachten staat. De hogepriesters en schriftgeleerden zoeken naar een middel om Jezus ter dood te brengen. Petrus probeert dat te voorkomen en ‘neemt Jezus terzijde’. Hij waarschuwt Hem voor de grote gevaren in Jeruzalem. En Jezus snauwt hem af en zegt: ‘Ga weg, satan, terug!’ Petrus, één van de grootste vrienden van Jezus, wordt dan ‘satan’ genoemd. Maar Petrus meende het toch goed! Zijn optreden en zelfs zijn verraad, toen hij zei: ‘Ik ken die man niet’ zijn toch niet te vergelijken met de Judaskus, het verraderlijke woord in de Hof van Olijven? Tot 't laatste toe spreekt Jezus zelfs Judas aan met ‘vriend’ en hier noemt Jezus Petrus ‘satan‘.

De verklaring voor dit harde optreden moeten we meer zoeken bij Jezus dan bij Petrus. Petrus had niet kunnen vermoeden dat Jezus zijn kruisweg was begonnen. En had Jezus daar zelf ook niet veel moeite mee? Hij was de mens die niet veel later in de Olijfhof, met bloedig zweet op zijn voorhoofd, bad dat deze kelk hem bespaard mocht blijven. En de duisternis van Goede Vrijdag viel niet alleen over de berg, maar ook over de ziel van Jezus, zodat hij vertwijfeld uitriep: ‘Mijn God, mijn God, waarom?’ Juist in deze duisternis keek Petrus. Was dit de weg van bevrijding? Zo kan Petrus zich het Rijk Gods niet voorstellen. Moet het Rijk Gods er zo uitzien dat een onschuldige wordt vermoord? Dat zijn Meester ten onder gaat aan leugen en listen, bedrog en verraad? En dat zouden ze maar goed moeten vinden?

Er zijn meer mensen geweest die de brandhaard - met gevaar voor eigen leven - hebben opgezocht: De verpleegster Florence Nightingale zette zich in voor de oorlogsslachtoffers van de Krim. Ze riskeerde daarmee haar leven. ‘Onzinnig’ moeten haar familie en vrienden hebben gedacht. De Vlaamse Pater Damiaan de Veuster hielp de mensen op het melaatseneiland Molekai. Hij zocht de brandhaard op en dat kostte hem zijn leven. Hij werd zelf melaats. ‘Onzinnig’ moeten zijn familie en vrienden hebben gedacht. Wie doet zoiets nu met gevaar voor eigen leven? Maar op dit moment staat zijn standbeeld in de galerij van de nationale helden in het Capitool van Washington D.C.

Jezus' familie reist Hem achterna om Hem weer thuis te krijgen. Zij meenden dat Hij nu te ver ging. Dat zou slecht aflopen. Hij had ongetwijfeld zijn verstand verloren. Toch had Jezus goed nagedacht over zijn lijdensweg. In de woestijn had de duivel hem al uitgenodigd alleen aan zichzelf te denken. ‘Maak van deze stenen brood en ik geef Je alle koninkrijken van de wereld!’ Als Jezus aan zijn vrienden uitlegt dat hij gefolterd zal worden en ter dood gebracht, komt Petrus tot dezelfde verleiding. ‘Jezus, denk toch aan Jezelf! Wat heeft dat nou voor zin?’ Dat moeten alle leerlingen gedacht hebben, want Petrus is de eerste onder zijns gelijken. Zij zien niet in hoe het zó weg geven van je leven uit liefde voor anderen ook enig nut zou kunnen hebben. Zij zien niet in dat je door zó te leven en te sterven je weer jezelf terug kunt vinden. ‘Wie zijn leven verliest om mijnentwille - en omwille waar Ik voor sta - zal het winnen’. Jezus heeft als geen ander weet van de stevende graankorrel die eerst begraven moet worden om tot leven te komen.

Petrus had moeten weten dat Jezus zich - ten dode toe - wilde inzetten voor een menswaardige samenleving, vol vrijheid en leven. Jezus wilde zich geven - met zijn lichaam en bloed. Maar zo ver was Petrus nog niet. Hij is nog veel te veel bezorgd om zichzelf. Die hoge prijs, daar is Petrus nog lang niet aan toe. Jezus die hem enkele regels eerder nog ‘fundament’ en ‘rots’ noemde, geeft hem nu die andere naam ‘satan’. En die naam dragen we allemaal, want wie van ons zet zich in tot het uiterste, als het gaat om een menswaardige samenleving? We zijn geen haar beter dan Petrus. De invulling van de naam ‘satan’ is het woord ‘tegenstrever’, iemand die voortdurend in de weg staat als het gaat om het komend heil. Petrus bedoelt het goed, maar is soms die ‘tegenstrever’. Iemand die het liefst eieren voor zijn geld verkiest. Maar Jezus blijft zijn rechte weg vervolgen. En niets staat Jezus daarbij in de weg. Maar het is geen kleinigheid om Hem daarin te volgen en je kronkelpaden te verlaten. Maar daar waar je je laat leiden door menselijke overwegingen, begint je eigenlijke lijdensweg. Overigens blijft Petrus voor ons een voorbeeld. Want telkens weer keerde hij op zijn stappen terug. De liefde voor anderen heeft het toch telkens weer bij hem gewonnen. Hij is zijn Meester blijven volgen. Waar niemand meer iets van je kan verlangen, waar alle redelijkheid voorbij is, begint je eigenlijke weg.

Eigenlijk is in ons leven één vraag echt belangrijk: ‘Quo Vadis, Domine?’ - Waar gaat U met mij heen? Ben ik nog steeds op de goede weg? Als we het kruis in ons leven niet meer ontdekken, zou het best kunnen zijn dat ons leven verburgerlijkt is. Maar wie in zijn leven trouw blijft aan de zending van Jezus, aan zijn kruis, zal sterven onder de belofte van de verrijzenis. Hij zal zijn leven niet verliezen, maar winnen. En die leven van deze wereld schudden hun hoofd en zeggen: ‘wat heeft dat nu allemaal voor zin?’. En Jezus heeft in zijn stijl van kiezen en leven het voorbeeld en wijst ons de juiste weg, ook als soms uitloopt op een lijdensweg. Maar ook in dat stuk is ‘God-met-ons’.

© Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
Locatie: H. Augustinus