Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

DE TIEN GEBODEN EN DE TEMPEL

de 10 geboden

De eerste lezing gaat vanmorgen over de ‘Tien Geboden’. Ik kwam als kind dat woord ‘geboden’ voor het eerst tegen, toen mijn moeder zei: ‘Eet toch niet altijd met je 10 geboden, je hebt toch een vork en een mes!’ Later begreep ik ook pas waarom er precies 10 geboden zijn, want 10 geboden kun je nog op je vingers natellen. Dat valt te overzien! Dan raak je de tel niet kwijt!

Maar eigenlijk is het niet juist dat we spreken van de 10 geboden. Want het zijn geen geboden, maar richtingaanwijzers. Ze wijzen je de richting aan, waarheen we op weg zijn. We hebben deze woorden losgemaakt van wat er voor staat: ‘Ik ben de Heer uw God, die u weggevoerd heb uit het slavenhuis Egypte’. God geeft aan Mozes op de berg Sinaï 10 woorden. Het zijn 10 richtingaanwijzers, 10 grenspaaltjes. Als je binnen die lijnen blijft, dan zal alles goed met je gaan.

Het is te vergelijken met een automobilist die 's nachts in diepe mist over de weg rijdt en zich dan laat leiden door de reflecterende paaltjes en reflectiestrepen. En soms staat er langs de weg een bordje met de tekst: ‘de belijning ontbreekt’. Ja, als er geen lijnen zijn, dan is het alsof je dan in een zwart gat terechtkomt, zeker midden in de nacht. Bijna iedereen tempert dan zijn snelheid. We hebben die lijnen nodig om op de rechte weg te blijven. Naaste reflectielijnen bestaan er ook periodes van reflectie. Dat zijn periodes van bezinning, van retraite. Kijken of je nog binnen de lijnen zit die door God zijn uitgezet om veilig op je bestemming te komen. Zo zijn de 10 geboden eigenlijk 10 reflecterende paaltjes. 10 richtingaanwijzers, 10 bepalingen, omdat ze ons uitnodigen de weg van God te gaan, de enige weg die leidt naar het Beloofde Land, Gods nieuwe Koninkrijk.

Als je de 10 Woorden opvat als geboden, kun je flink de mist ingaan. Dan gebruiken we de Tien Woorden voor onze eigen karretjes. Zo staat in de vierde bepaling: ‘Eer je vader en je moeder’. En we hebben dat gebod lang uitgelegd door te zeggen dat we hen en onze overheden blindelings moeten gehoorzamen. Maar willen we het vierde gebod goed verstaan, dan moeten we veel ballast over boord gooien. Het eren van je ouders heeft te maken met het feit dat zij je iets kunnen leren over Gods bevrijdende daden. Zij geven je 't Woord van God door dat zij van hun ouders hebben ontvangen. Dat is hun zwaarte, hun gewicht. De oudere generatie geeft de Thora, Gods Wet, door aan de generatie na hen. Zij leren je ook dat je geen afgodsbeelden mag maken. En er zijn wat afgodsbeelden in onze tijd (geld, carrière, seksuele ontremmingen, het benadrukken van je eigen ik). Ze leren je ook dat je de sabbat moet onderhouden. Wij zeggen dat je op grond van dit woord zondags naar de kerk moet gaan. Maar dat staat er niet (hoe blij ik ook ben dat er vanmorgen weer mensen zijn die de weg naar de kerk hebben gevonden!) We mogen de jeugd leren dat het leven uitloopt op een feest, als we op de juiste manier omgaan met God en met elkaar.

We leren hen ook dat je Gods naam niet mag misbruiken. Wij hebben ervan gemaakt: je mag niet vloeken! Nu is vloeken nooit netjes. En we moeten dat natuurlijk afleren. Maar is God nu zó geraakt dat zijn naam gebruikt wordt als je met een zware hamer op je vingers slaat? Moet je dan roepen: ‘Gompie, gompie, grote grutjes, wat doet dat een pijn!’ Natuurlijk vloeken is de andere kant. Dat kun je maar beter achterwege laten. Staat ook netter! Maar 't misbruiken van de naam van God heeft vooral te maken met het feit dat we Zijn Naam voortdurend gebruiken voor onze eigen wensen en idealen. In de naam van God worden oorlogen uitgevochten en verkopen politieke partijen en omroepen hun partijprogramma.

En als ik iemand hoor zeggen ‘Dat vraagt God van ons’, denk ik vaak: ‘wil God dat nou of de degene die voor me staat?’ Wat mensen zeggen over God, zegt vaak meer over henzelf dan over God. Zo kunnen angstige mensen nauwelijks geloven in een bevrijdende God, zij kunnen alleen maar geloven in een strenge en rechtvaardige God. Ook ontmoet je ook mensen die over God praten, alsof ze bij hem in de klas gezeten hebben! Ze gooien het straks met God met een knipoog wel op een akkoordje!

Onderhouden wij de Tien Woorden in ons leven? Natuurlijk, wij zijn keurige mensen. Wij hebben nooit iemand doodgeslagen. We hebben de deur van onze buurvrouw en buurman keurig voorbijgelopen. Sterker nog: we gaan geregeld naar de kerk en betalen op tijd onze bijdrage voor de Derde Wereld. Wat wil een mens nog meer? Jezus treedt daar hard tegenop. Hij wil dat we doorstoten naar het hárt van de Wet. Want doden kun je ook met blikken. Je kunt net doen alsof je mensen niet ziet staan. En heb je geen overspel gepleegd, weet dan dat erger dan de hand die slaat, de hand is die niet streelt! Erger dan bijten is, dat je elkaar niet wilt kussen. Natuurlijk zijn wij geen verkrachters, maar durven we ook met elkaar het spel van de liefde te spelen? Natuurlijk zullen we niet doden, maar laten we elkaar ook in leven?

Er sterven meer mensen door onverschilligheid dan door haat. Mensen die ruzie hebben communiceren nog met elkaar, hebben nog contact. Maar mensen die elkaar ijskoud laten, lijden een doods en bevroren bestaan. Nergens is de eenzaamheid zo groot dan waar mensen samenleven onder één dak, maar die elkaars vrijwel niets meer te vertellen hebben. Jezus vat de Tien Woorden samen in Twee Woorden. Hij zegt: dat Wereldfeest, die eeuwige Sabbat, die droom die wij doorgeven van vader op dochter en van moeder op zoon, dat je die kunt bereiken als je van God houdt en je naasten bemint als jezelf. Dan onderhoud je Zijn Tien Woorden. Dan bereiken wij het Land van Belofte.

Vandaag horen we ook hoe Jezus de tempel ingaat. Jezus weet dat zijn Vader eigenlijk niet zo'n voorstander is van die tempel. Hij wil liever onder mensen wonen. Ook wij maken van onze prachtige gebouwen soms meer een doel dan middel. Maar niet het kerkgebouw is heilig, hoe mooi die ook kan zijn, het zijn de mensen zoals u en ik, die onze kerkgebouwen kunnen maken tot een heilige ruimte. Want God wil onder mensen wonen. Hij komt tot leven waar ouders aan hun kinderen leren wat er in zijn Evangelie staat. ‘Waar er twee of drie bijeen zijn in Mijn Naam, daar ben Ik hun midden’, zegt Jezus. Daarvan getuigt ook Johannes: ‘Deze tempel zal worden afgebroken, maar de tempel van Jezus' lichaam zal in drie dagen weer worden opgebouwd.’ De omstanders begrijpen 't niet, worden zelfs woest, voelen zich aangevallen in het hart van hun godsdienst. Maar niet in de tempel, niet in de kerk, ligt onze eerste plaats van de Godsontmoeting. Je komt Hem tegen op de weg van Jeruzalem naar Jericho, waar iemand gehavend langs de weg ligt, uitgeschud door rovers. God laat God zich vooral ontmoeten waar mensen in de knel raken. Het gaat niet om een stenen gebouw, maar om ‘mensen die zich als levende stenen willen laten invoegen in een geestelijk gebouw, het gebouw van God’. (2 Petrus 5:1)

© Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland