Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

MIJN UUR IS GEKOMEN

graankorrels

Eigenlijk is Pasen een onmogelijk feest. Een jonge man, net in de dertig: wordt de dood ingejaagd, kapotgemaakt, klein­gekregen, diep in de aarde weggestopt als een bange herinnering. 'n Mens sterft en valt terug naar de aarde. Maar het leven gaat door, terwijl hét leven hangt te sterven. De keizer van Rome heft zijn glas, terwijl in een uithoek van zijn wereldrijk de Messias wordt geliquideerd.

Toch blijft, tegen de verdrukking en ondergang in, het feest van Pasen de kern van ons Christelijk geloof. Zoals de apostel Paulus dat ook zegt: ‘Als Christus niet verrezen is, is ons geloof ijdel en zonder hoop.’ Het is het Paasfeest dat elke week de zondag weer maakt tot een verrijzenisfeest. Veel mensen denken nog steeds dat het Kerstfeest ons belangrijkste feest is, maar als we wekelijks bij elkaar komen om eucharistie te vieren dan doen we dat niet om de geboorte van Jezus te vieren, dan vieren we onophoudelijk, telkens weer, het Laatste Avondmaal. Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Pasen komen samen in dat feest ‘rond zijn Gedachtenis’.

Maar het is nog geen Pasen, we zitten nog midden in het stervensproces. Het evangelie heeft het vanmorgen over de stervende graankorrel die eerst de donkere aarde in moet voordat hij tot leven kan komen. Weggestopt in de zwarte aarde, weggedreven als as op de vleugels van de wind, maar daarna gebeurt het wonder: Vrouwen komen als eersten dat op het spoor. ‘Hij is niet hier, Hij is verrezen!’ Maar zover zijn we nog niet. ‘Opstaan uit de dood’? Vooral als het je vak is om mensen te begeleiden tot over de grenzen van de dood heen, moet je er voortdurend op bedacht zijn dat de verrijzeniswoorden niet al te gemakkelijk van je lippen glijden. Natuurlijk kunnen we over de dood praten op een kameraadschappelijke manier. Dan noemen we de dood zelfs ‘Pietje’. Maar op Golgotha wil dat niet meer:

Laten we eerlijk zijn en reëel: God is bij de dood van elk mens zo verschrikkelijk verborgen. En waar was de Vader bij het sterven van zijn Zoon, die op het kruis vertwijfeld uitriep: ‘God, mijn Vader, waarom laat U Mij zo alleen?’ We kunnen met z'n allen de zee inspringen, maar om bij God te komen, móeten we langs het kruis. We komen er niet zonder kleerscheuren af. We verliezen onze liefste mensen in het graf van de dood, of worden weggeblazen op de vleugels van de wind. Zelfs de dood krijgt je niet voor niets, want dat kost je je leven.

Jezus is de dood niet uit de weg gegaan. Juist omdat Jezus hartstochtelijk van het leven hield, stevende Hij recht op de dood af. Diep bewogen staat Hij bij het graf van zijn vriend Lazarus. Huilend staat Hij op de heuvel, als Hij nadenkt waar de toekomst van Jeruzalem op uit zal lopen. Niemand zal weten wat er aan ontroering door zijn hart is gegaan, toen Hij het handje van het dochtertje van Jaïrus in zijn grote mensenhanden nam. En wat is het handje koud en kil, ook al zeggen de mensen: ‘wat ligt dat kind er mooi bij’. Jezus zag door de vitrages van dat medelijden heen. Hij zag dat de dood ook aanwezig was in de levenden, die om de dood heen stonden. Jezus wilde geen camouflage als de tornado van de dood door een mensen leven heentrekt. Golgotha confronteert ons met onze eigen dood. Zelf worden wij lijken: ieder van ons. Wij moeten weten dat, wanneer ons eigen uur aanbreekt, dat het kruis van Jezus dan onze enige redding is.

Dat iemand er mooi bijligt: daar ligt de kracht van onze troost niet, want een lijk is een afschuwelijk iets. Mensen, die je bemind hebt, kun je niet meer aanraken. Mensen zijn toch geboren met handen om elkaar te beminnen, met ogen om naar elkaar om te zien, met monden om met elkaar te praten, met oren om naar elkaar te luisteren, met voeten om elkaar te begeleiden op onze rotsige levensweg? Niet dat iemand er mooi bij ligt is onze troost, maar alleen de woorden van de Gekruisigde zelf die spreekt over de stervende graankorrel die eerst voor lijk de grond in moet om tot leven te komen. Dat is ook het testament dat Hij ons heeft nagelaten: de stralende hoop, de blijde verwachting die heenbreekt door alle droefheid. In de aarde vallen en sterven, het gaat over jaren, maar de vruchten zullen er zijn!

Het is duidelijk in het evangelie van vanmorgen: Jezus staat voor een keerpunt in zijn leven. Het is zover! Hij zegt het Zelf: ‘Mij uur is aangebroken’. Het leven dat we leiden en lijden zullen we ’n keer achter ons moeten laten. ‘Het zaad dat tot nu toe ons leven beschermde en bewaarde moet openbreken en het risico van een nieuw bestaan aangaan om vrucht te kunnen dragen. Het leven waar we tot nu toe van hielden moet achter gelaten kunnen worden om het nieuwe te kunnen ingaan’.

Mijn uur is gekomen, het Licht mag onder de korenmaat uit! De uitdrukking ‘het uur’ heeft iets dreigends, maar ook iets triomfantelijks. Jezus wijst naar de weg die Hij moet gaan. Het is voor Hem de enig begaanbare weg. Het is de weg van de liefde, die voert naar elkaar en in elkaar naar God. Als Jezus zelf door die strijd is heengegaan, komt Hij met een paar levenswijsheden waar je koud van wordt. Hij wijst dan op de lichtplekken in volmaakte duisternis. Hij zegt: ‘Als de graankorrel niet sterft, brengt hij geen vruchten voort.’

Hoe kom je in godsnaam op zo'n gedachte? Het zijn blijkbaar woorden van een mens die door een stikdonkere tunnel is gegaan, woorden van iemand die een verschrikkelijke strijd heeft gestreden. Als zo iemand zegt ‘als de graankorrel niet sterft, brengt hij geen vruchten voort’, dan is zo'n getuigenis adembenemend. In de kiemkracht van het zaad liggen onvermoede mogelijkheden. Het is klein en nietig, maar er kan iets groots, iets geweldigs, iets moois uit groeien. Maar dan moet het wel eerst die donkere aarde in! Dan pas kom je als mens pas voorgoed aan het licht.

Dezelfde hand die ons op deze wereld zette, is de hand die ons zal opvangen in het uur waarop de graankorrel sterft en in de aarde verdwijnt. Maar dan zullen we vrucht dragen, zelfs in overvloed. En dat allemaal, richting Goede Week, richting Pasen! Te zijner tijd hoop ik er niet mooi bij te liggen, maar ik hoop dan met Christus te zijn opgestaan tot nieuw leven. Dan pas zal ik durven zeggen: graankorrel boven de aarde, wat zie je er toch mooi en adembenemend uit! Daarom noemen katholieken hun kerkhof een ‘dodenakker’. En op een akker ligt niet het zaad van gisteren, maar het zaaigoed van morgen. Zo ligt op onze begraafplaatsen niet het verleden, maar de toekomst, ook onze toekomst. En die akker vertelt en blijft het verhaal vertellen over de graankorrel die eerst moet afsterven om tot leven te komen. Mysterium Fidei, het is het ‘geheim van ons geloof’!

© Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
Locatie: De Goede Herder en de H. Augustinus