St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

INTOCHT - UITTOCHT – DOORTOCHT

intocht in Jeruzalem

‘Een lange tijd achter elkaar had ik dezelfde droom. Ik had 'n kind. En zelfs in mijn droom kon ik zien dat het kind mijn leven verbeeldde. Het kind was debiel. Ik huilde en ontelbare ma­len rende ik weg, maar iedere keer kwam ik toch weer terug. En dan zag ik dat gezichtje. Op een gegeven moment dacht ik: misschien krijg ik wat rust als ik het gezichtje probeer te kussen. En ik boog mij over dat gebroken gezichtje, en het was verschrikkelijk... maar ik kuste het!’. (Arthur Miller, Na de zondeval, 1964)

Dit verhaal van Arthur Miller over de Duitse vrouw Helga confronteert ons met ons leven in al zijn gebrokenheid in al zijn kwetsbaarheid. In deze vrouw laat Arthur Miller ons zien dat er pas weer van écht geluk sprake kan zijn, als je de feiten in je leven weet te accepteren, hoe onbegrijpelijk en hard het leven ook kan zijn. Pas als je de feiten accepteert kun je rust vinden. Pas wanneer je je verdriet accepteert, kun je aan je gevoelens de vrije loop laten. Pas als je bent uitgehuild kun je weer opnieuw beginnen. Vaak drukken wij het lijden, het verdriet, uit ons leven weg en verminken zo onszelf. Maar ieder mens heeft recht op zijn of haar tranen. Om tranen hoeft niemand zich te schamen. Huilen naar de overkant, maar niet alleen, nooit alleen, huilen samen, jij en ik.

Waarom praten we al dat verdriet uit ons leven weg en verstoppen we het? Maar als wij niet over ons verdriet kunnen praten dan gaan we er onderdoor! Natuurlijk, op ieders lippen ligt de vraag bestorven: waarom al dat lijden in deze wereld, waarom laat God al dat lijden toe? Nog bitterder is het om te ontdekken dat er ook veel lijden is, dat wij elkaar aandoen. Jezus werd gekruisigd. Maar elke dag moeten we het mu nog meemaken dat we elkaar naar Golgotha sturen. Elke dag worden er mensen ge­kruisigd, elke dag gaan er mensen voor de bijl, elke dag gaan er mensen geestelijk of lichamelijk, of allebei, kapot aan wat wij elkaar soms aan kunnen doen. Elke dag gaan er mensen kapot door gebrek aan waardering en bevestiging, door kleinzieligheid en vitterij, door smerige roddel en ongrijpbare gemeenheid, door buigen naar boven en trappen naar beneden.

Elke dag worden er mensen gekruisigd. Net als die man uit Nazareth. Ze moesten hem niet, de druktemaker! Weg met die man die consequent en hard is als het op beginse­len aankomt. Weg met die vent die niet meespeelt, onomkoopbaar blijkt, steekpen­ningen weigert, de man waarmee niet te sjoemelen valt. Het vonnis over Hem is ge­vallen, zoals het dagelijks valt. Pilatus vindt geen schuld in Hem, maar soms vertrapt democratie het recht. Geen schuld, zegt de landvoogd. Besluiten en veroordelen, roept het volk. Breng mij maar water, zegt de landvoogd, ik was mijn handen wel in on­schuld. En als er sprake is van schuld, dan drukt die op jullie en niet op mij.
We staan aan het begin van de Goede Week, de stille week, de heilige week, de lijdens­week. Jezus zal aan den lijve ervaren hoe je in je lijdensweek terechtkomt. Hoe diep kun je vallen? Op Palmzondag halen we Hem in met Hosanna-geroep, vijf dagen later brengen wij Hem naar 't kruis. Een merkwaardig verhaal, het ene moment draagt het volk (wij) Hem op handen, enkele dagen later roept datzelfde volk (wij) om zijn dood. Op palmzondag rijdt Jezus op een ezel Jeruzalem binnen. De menigte is uitgelaten, zwaait uitbundig met palmtakken en werpen hun mantels op de grond. Het heeft iets ludieks: een koning op een ezel is een schertskoning. Maar wij vergeten dan dat het bij Jezus niet om een Optocht gaat, maar om een nieuwe Uittocht. Jezus gaat niet alleen aan ons voorbij, Hij gaat eraan! Jezus gaat de stad binnen, om er weer uitgegooid te worden. Het ezeltje van palmzondag is over enkele dagen alleen nog maar een grauwe vlek in het donker, mistroostig als een verwelkte bloemenwagen na een verregende bloemencorso.

Vanouds heet het verhaal van vandaag: de Intocht in Jeruzalem. Een mens wordt ver­oordeeld en aan een kruis gespijkerd. Heel de mensheid trekt naar Jeruzalem en overal wordt gespijkerd. Wij mensen spijkeren elkaar vast op vooroordelen. Wij proberen óns lijden opzij te schuiven door het op de schouders van anderen neer te leggen. Er is er maar Eén die wist te roepen: ‘komt allen tot Mij die belast en beladen zijt en ik zal je verkwikking schenken’. Slechts één enkel mens wist ten volle mee te lijden met zijn naaste. Daarom ook heet Hij: Jezus, Messias, de Gezalfde van God.

Jezus kijkt uit over Jeruzalem. Hij is daar heengegaan, hoewel Hij weet wat Hem daar te wachten staat. En Hij laat zijn tranen over Jeruzalem gaan. Hij heeft echt medelijden, wilde echt mede-lijden. Daarom kiest Hij niet alleen voor een glorieuze Intocht, maar ook voor een pijnlijke Uittocht en Doortocht. Hij is daar best bang voor. Op Goede Vrijdag zullen we horen hoe het zweet, en zelfs het bloed, in zijn handen en op zijn voorhoofd staat. Dat is het dubbelzinnige van Palmzondag. We vieren een feestelijke Intocht, terwijl we weten dat de Uittocht en de Doortocht niet lang meer op zich laten wachten.

Dat zijn de drie woorden waar het in deze lijdensweek omgaat. Om de grote Intocht, de Optocht op Palmzondag, om de Uittocht op Goede Vrijdag, en om de ‘doortocht’ in de Paasnacht. Dan Hij een nieuwe Intocht beleven: terug in de veilige handen van zijn Hemelse Vader, eindelijk thuis… Ik wens U een goede, misschien stille week, toe. Pa­sen is in zicht. Maar één ding is zeker: de weg naar Pasen gaat niet buiten Goede Vrij­dag om, maar gaat er zelfs dwars doorheen. Alleen zo kan het Pasen worden, het feest van de Verrijzenis.

Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
Locatie: H. Augustinus