St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

De titel van de overweging

geroepen tot koningsschap

Vandaag vieren wij het feest van Christus Koning. Maar is de tijd van koningen en koninginnen niet voorbij? Republieken zijn ervoor in de plaats gekomen. Hoewel, Koningin Elisabeth II van Engeland zit al 68 jaar stevig op haar troon!

Ook in de Bijbel zijn de profeten niet weg van het koningschap. Want een koning of koningin staan al heel gauw bóven de mensen. Mensen kijken naar hem of haar op en verliezen hun eigen verantwoordelijkheid en waardigheid.

In de ogen van profeten zijn niet alleen zij, maar zijn we eigenlijk allemaal geroepen tot het koningschap en behoren we tot een koninklijk volk. Het woord Koning wordt in de Bijbel meer dan 2500 keer gebruikt. Maar hoe koninklijk zijn wij eigenlijk, en gedragen we ons wel als koningskinderen? Maar hoe ziet het Koninkrijk van God eruit? Een oude Russische boer droomde ervan dat hij tijdens zijn leven God zou mogen ontmoeten. Op een nacht verscheen God hem en zei: Morgen wil Ik je ontmoeten om twee uur op het kruispunt van het dorp. Wat was de boer zenuwachtig. Hij trok zijn beste pak aan en was wel drie uur van tevoren aanwezig. Maar hoe hij ook wachtte - zelfs tot zes uur! - geen God te bekennen. 's Nachts verscheen God hem weer in een droom en de boer viel uit: heb ik daar uren staan te wachten, komt er niemand opdagen!’ ‘Niemand, vroeg God. ‘De enige die ik heb gezien heb’, zei de boer, ‘was mijn buurman die met zijn kar vastzat in de modder!’ Later realiseerde de boer dat God er wel was geweest. Niet met een gouden kroon en een hermelijnen mantel, maar in een werkpak om op het kruispunt iemand met zijn kar uit de modder te halen. Dat is een andere koning dan de boer had verwacht…

Het evangelie van vandaag geeft aan naar welke koninklijke maatstaf ook wij beoordeeld zullen worden? Jezus heeft ons een hint: ‘Wat je gedaan hebt voor de geringste van mijn broeders heb je gedaan voor Mij’. Daarvan zijn veel verhalen en legendes in omloop. Sint Maarten, een Romeins officier, komt op een koude winterdag een schamel geklede bedelaar tegen. Omdat hij niets anders bij zich had, deelde hij zijn mantel in tweeën. 's Nachts verschijnt hem in een droom Jezus zelf, met om zijn schouders de halve mantel. Sint-Maarten vraagt: ‘Heer, waar hebt u die mantel vandaan?’ Jezus zei: ‘Je gaf de mantel aan Mij, toen je er een bedelaar mee kleedde!’

De H. Elisabeth van Thüringen verzorgde graag zieken. Haar man was het daar niet altijd mee eens. Op een dag kwam er een melaatse aan de poort van het kasteel. Om gepraat te voorkomen stopte ze de melaatse in het bed van haar man. Toen die thuiskwam en in zijn slaapkamer keek, zag hij Jezus zelf in zijn bed liggen.
Sint Franciscus van Assisi kwam op een dag een melaatse tegen, hij sprong van zijn paard en kuste hem, want hij zag in het gezicht van de melaatse het gezicht van Jezus zelf. Heerlijke verhalen die soms ook erg eigentijds kunnen worden.
Moeder Theresa van Calcutta zegt elke morgen tegen haar zusters: ‘met diezelfde handen waarmee je 's morgens het lichaam van de Heer ontvangt mag je de rest van de dag het lijdende lichaam van Christus zelf verzorgen.’

In een klein kerkje in Zuid-Duitsland, dat door de oorlog vrijwel met de grond gelijk was gemaakt, vond een Amerikaanse soldaat een kruisbeeld, waarvan de armen ontbraken. Na de oorlog hebben ze het kerkje opnieuw opgebouwd. Achter in het kerkje hangt het kruis, nog steeds zonder handen. In kromme letters heeft men er onder geschilderd: ‘jullie zijn mijn handen.’ Bij het laatste oordeel zal niet Jezus de aanklager zijn, maar zij die door het leven genadeloos onderuit zijn gehaald. Heb je je oren laten hangen naar dat uitgemergelde volk met zijn holle ogen, die starende kinderen met hun opgezwollen buikjes? Zij dicteren ons duidelijker de rechten van de mens dan alle klerken van de Verenigde Naties bij elkaar! Zij lijken hongerlijders, maar zij zijn de rechters van ons geweten. Wie hun te eten geeft is een koningskind in een notendop!

De dorstigen, onderuitgehaald door de droogte, de lippen gebarsten, de kelen schor. Zij zijn het die geschiedenis zullen maken. Wie hun te drinken geeft is een koningskind in een notendop! Richt je ogen naar de vreemdelingen. De Schrift zegt ons dat wij hen gastvrijheid moeten bieden. Wat goed dat ze hier zijn, zonder hen waren we dat gebod van God bijna vergeten. Zij frissen ons geheugen op. Wie hen in huis haalt, rekening met hen houdt, is een koningskind in een notendop! De naakten, de schooiers van her en der, de zwervers over de wereld, met geen ander bezit dan de plunje die ze dragen? Ze houden ons een spiegel voor dat we zelf nog steeds niet het kleed van de liefde dragen. Wie een naakte kleedt, dunt zijn garderobe uit, maar krijgt er liefde voor in de plaats. Wie weet te delen is een koningskind in een notendop!

Wees gespitst op de zieken. Zij vertellen je hun wel en wee. Ze lijken lichtelijk aange-slagen, maar je kunt iets van zieken leren. Wie zieken niet vergeet is een koningskind in een notendop! De gevangenen? Sommigen zitten terecht hun straf uit, maar wie of wat ook, door alle tralies ter wereld, roepen zij ons toe: ben je wel echt vrij zolang er nog iemand gevangen zit? Wie aandacht heeft voor gevangenen, is een koningskind in een notendop!

Jezus van Nazareth, Koning der Koningen, Christus Koning, van zijn voetstuk gevallen, Ons oordeel zal niet alleen gaan over het kwaad dat we gedaan hebben, maar over het goede, dat we hadden kunnen doen maar niet gedaan hebben. Christus als Koning erkennen, is Hem dienen in de mensen die in nood zijn. Lucas zegt: ‘De komst van het Rijk Gods kun je niet waarnemen. Je kunt niet zeggen: Kijk, hier is het, of daar is het. Want het Rijk Gods is midden onder u’ (17:21)

Midden onder u staat Hij die gij niet kent! Daar waar wij elkaar van dienst zijn, groeit het Koninkrijk van God. Als we elkaar niet van dienst willen zijn, zullen we nooit delen in het Koningschap van Jezus. Daartoe zijn we geroepen: om uit te groeien van Mensenkinderen tot Koningskinderen, tot Kinderen van God.

Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
Locatie: H. Augustinus