De titel van de overweging

Bij elke jubileum gaat het om terugkijken en vooruitkijken. Vandaag komen de gebeurtenissen en verhalen rond Tolle Lege aan de orde. Wij zijn blij met onze koren, want woorden en muziek versterken elkaar. Ze brengen hart en hoofd samen en vertolken alle soorten emoties, die ook vandaag in ons omgaan.
In het voorwoord zei ik al: samen zingen brengt gemeenschapszin en eensgezindheid. En dat is precies wat we in deze coronatijd missen. Samenzijn en samen zingen: we zijn er in deze tijd heel voorzichtig mee. Maar ik ben blij dat de koren in kleine groepjes wilden zingen. Maar gelukkig dat we steeds meer naar het ’gewone’ toegroeien. En dat verwachten we de komende week ook, als minister-president Mark Rutten met zijn mededelingen komt. Maar hoe dan ook, het is duidelijk dat de corona van ons blijft vragen dat we voorzichtig blijven in onze omgang met elkaar. Ik ben trouwens trots op onze vele vrijwilligers die er week-in week-uit ervoor hebben gezorgd dat ons kerkgebouw voor onze parochianen geen coronagevallen zijn gemeld. Maar dat is maar relatief, want er zijn diverse parochianen thuis aan de corona gestorven.
Maar laten we het vandaag vooral hebben over 50-jaar Tolle Lege. We brengen een bijzondere eer aan de H. Augustinus, naar wie ons kerkgebouw is genoemd. Maar niet alleen het kerkgebouw, ook de zanggroep Tolle Lege heeft haar bron in de heilige Augustinus. De naam ‘Tolle Lege’ komt van Augustinus. Het verhaal vertelt dat, toen Augustinus niet wist wat hij met zijn leven aan moest, hij in de verte een kind hoorde roepen Tolle lege (Neem en Lees). En hij pakte de Heilige Schrift en raakte niet uitgelezen. De Bijbel werd voor Augustinus zijn Gids en zijn Leermeester.
Aan Augustinus wordt ook de uitspraak toegeschreven ‘Goed zingen is dubbel bidden’. Hij doelde daarbij niet zozeer op zuiver zingen en maathouden, als wel op zuiver van hart zingen. Volgens Augustinuskenners wordt dit citaat nergens in zijn werken gevonden. Maar het past wel binnen zijn visie op het gebed, zoals die bijvoorbeeld in zijn kloosterregel voorkomt.
Ook zei Augustinus: ‘Voor God is niets veraf of langdurig. Wil je, dat voor jou niets veraf of langdurig is, voeg je dan bij God, want daar zijn duizend jaar als de dag van heden".
Als titel van deze jubileumviering hebben we gekozen voor: ’Laten we van liefde zingen’. En dat was ook de titel, toen we in 2011 het 40-jarigjubileum vierden van Tolle Lege. We willen allemaal weer terug naar het ‘normale’. De zin ‘doe eens normaal, man’ mag vandaag in de context klinken, wanneer wij proberen om ‘het lied van de liefde’ te blijven zingen. Deze titel is van Jos Brink:
‘Laten we van liefde zingen,
Laten we het kwaad weerstaan,
Laten we elkaar omringen
Met de moed om altijd door te gaan’.
Dat is eigenlijk ook de tekst, die we niet alleen voor het verleden maar voor de toekomst willen blijven gebruiken. Dat we de moed hebben om altijd door te gaan. Dat vraagt om een nooit aflatende inzet voor de toekomst, ook in nieuwe generaties. Hebben we toekomst? Augustinus zei het al 1600 jaar geleden: ‘voor God is niets veraf of langdurig’. Vijftig jarig bestaan van ons koor Tolle Lege. Waarom blijven dat koor samen zingen? Het antwoord is duidelijk:
We zingen samen om uitging te geven
Aan ons gelovig leven of om ons leven te vieren.
Samen zingen geeft stem aan wat eigenlijk onzegbaar is.
Maar het vraagt wel oefening zó te zingen
Dat we naast de tekst en de melodie ook contact krijgen
Met de verborgen beweging in het lied in ons zelf,
Waardoor het samen zingen
Ruimte schept, en het leven gaat stromen.
Dat het even gaat stromen.
De lezingen van vandaag gaan over liefde. In zijn brief aan de Colossenzen (3:14-17) schrijft Paulus onder andere: ‘Zingt voor God met een dankbaar hart, psalmen, hymnen en liederen, ingegeven door de Geest.’ Een van de mooiste liederen vind ik zelf in het Magnificat, dat Maria vandaag in het evangelie zingt. Maria zingt: ‘Mijn hart prijst hoog de Heer, van vreugde juicht mijn geest om God mijn redder, daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid van zijn dienstmaagd. En zie vanaf heden prijst elk geslacht mij zalig. Het Magnificat is een van de mooiste Bijbelse liederen, die gebaseerd zijn op de psalmen en andere oudtestamentische teksten.
Heeft Maria dat lied zelf gezongen? Vergeet dat maar, want wie zou van zichzelf durven zeggen: ‘En zie vanaf heden prijst elk geslacht mijn zalig’? Het is duidelijk dat dit lied van Maria een getuigenis is van de eerst christengemeenschappen die het lied vorm hebben gegeven. Maria’s lofzang besteed geen woord aan haar zwangerschap of aan haar kind. Zacharias zingt ook een lofzang, waarin het kind centraal staat (Lukas 1:76). Maar Maria refereert in het Magnificat niet eens aan haar kind. Haar lied is een soort psalm, een danklied, samengesteld uit delen van andere psalmen en andere oudtestamentische teksten, Maria’s lied is een collage, samengesteld door de eerste Christenen. Dit is geen kritiek, het is juist iets positief.
Om haar situatie te duiden en haar geloof stem te geven, begint Maria niet een nieuw genre en ontwerpt ze geen totaal nieuwe tekst. Ze put uit de taal van Geschriften, uit de traditie die ze zich zo eigen maakt. De aloude woorden waarmee Maria stem geeft aan haar situatie gaan daardoor nieuw klinken. Haar situatie wordt narratief (via verhalen) opgenomen in de lange christelijke geschiedenis waarin Maria verschijnt als ‘de gezegende onder de vrouwen’. In het Magnificat staat het prachtige lied van Gods bevrijdende daden. Een revolutie die heel anders is dan onze menselijke revoluties, waarbij alleen maar bordjes worden verhangen: een ordinaire afwisseling van de wacht, waarbij de onderdrukten van vandaag de machthebbers van morgen zijn.
Op het eerste gezicht lijkt het Magnificat hetzelfde te doen. ‘Trotsen van hart slaat Hij uiteen en Hij verheft de geringen. Hongerigen overlaadt Hij met gaven en rijken stuurt Hij met lege handen weg’. Maar toch gaat het niet om een ordinaire wisseling van de macht. Het gaat om een omkering van waarden. Want zo gauw de onderdrukten macht krijgen staat God weer aan de kant van de machtelozen. God blijft staan waar in het leven de zwaarste klappen terecht komen. Al die grote bluffers, al die mensen die een hoge pet op hebben van zichzelf, mensen die zwaar gebukt gaan onder titels en rangen, ze zijn voor God eigenlijk maar klein en onbeduidend. Dat kon Maria zeggen, want ook de eerste christenen zagen met eigen ogen hoe de machtigen kapot gaan aan eigenwaan, hoe rijken verstikken in hun eigen leegte, hoe mensen kapot gaan, omdat ze al te angstig omgaan met het leven en met zichzelf. Zelfs geweld gaat kapot aan zichzelf. In Maria krijgt Gods eigen revolutie gestalte in kleinen en geringen. En dan vloeien beelden en visioen ineen
Woorden van Maria en de geloofsbelijdenis van de eerste christengemeenschappen zijn in elkaar geschoven. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft daar geen moeite mee gehad. Maria en de kerk horen bij elkaar en laat wat de geschiedenis heeft samengebonden dan ook bij elkaar. Het gaat om wat de Eeuwige - geprezen is zijn naam - doet met deze wereld. Een vrouw die vlucht naar de woestijn om te ontkomen aan de dreigende hand van Herodes kan het beeld zijn van een kerk die weer moet vluchten naar de catacomben, of moet vertoeven in een wereld waarin haar stem niet meer wordt gehoord, zoals men tevergeefs roept in het eindeloze zand van de eeuwige Sahara - een roepende in de woestijn. ‘Maar als het om de liefde gaat’: laten we dan van liefde zingen. Want daarover gaat het Magnificat. Liefde is de drijver in ons leven. En in deze sfeer vieren we vandaag het 50-jarige jubileum van Tolle Lege. En op een eigentijdse manier, zo kennen we ook Marlies, horen we via haar, het lied van Huub Oosterhuis:
Laat mij maar zingen, zolang het nog kan,
Laat mij toch zingen, zolang ik er nog ben.
Zolang de aarde nog rond is,
En vrede een vierkante cirkel
Laat mij nog zingen, met mijn hart op de tong.
Zolang oorlogen duren, de levenden sterven,
De dode niet opstaan, zullen wij zingen.
Laat mij maar zingen…
Het koor zong vandaag over de Liefde. Onder andere: ‘waar vriendschap is en liefde, daar is God’ Fijn dat u vandaag aanwezig wil zijn in elkaars liefde. En dat geldt zowel voor de ex-leden van Tolle Lege als de huidige dames die nog actief lid zijn van de zanggroep Tolle Lege. Bedankt voor uw inzet in het verre verleden als in het heden. Vandaag willen wij ook een oorkonden uitreiken aan twee koorzangers die al veertig jaar lid van Tolle lege zijn: Mirjam en Liesbeth. Van harte proficiat. En misschien hebt vandaag genoten van onze bijzonder jubileumviering. De dag van vele verhalen en veel herinneringen. Misschien, als de kerk voor u intussen wat langzamerhand aan het verdwijnen is, u zich, waar u ook bent, in blijft zetten voor onze kerkelijke samenleving en ons kerkelijk samenzijn. Om met Oosterhuis te zingen: ‘Zomaar een dak boven wat hoofden die naar stilte openstaat’. Kunt u dit lied in deze tijd nog meezingen?
Zomaar een dak boven wat hoofden,
Deur die naar stilte openstaat.
Muren van huid, ramen als ogen,
Speurend naar hoop en dageraad.
Huis dat een levend lichaam wordt
Als wij er binnengaan
Om recht voor God te staan.
Woorden van ver, vallende sterren,
Vonken verleden hier gezaaid.
Namen voor Hem, dromen, signalen,
Diep uit de wereld aangewaaid.
Monden van aarde, horen en zien,
Onthouden, spreken voort
Gods vrij en lichtend woord.
Lieve mensen, nu op weg naar het 55-jarig feest, waarbij ik u Gods zegen toewens over hopelijk nog een lange tijd die voor ons ligt.
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
H. Augustinus en Zrs. van Amersfoort