St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

De titel van de overweging

Vanavond zou ik stil willen blijven staan bij twee hoofdrolspelers uit het lijdensverhaal: Jezus van Nazareth en Judas Iskariot. Deze meditatie heb ik uitgezonden via KRO/RKK-radio op vrijdag 4 april 1999

JUDAS ISKARIOT

Judas Iskariot

Ze hadden een goede relatie, zou je zeggen, Jezus en Judas. Vrienden? Wat heet vriendschap? Vertrouweling? Wat heet vertrouwen? Ze werkten samen aan dezelfde zaak, die ze beiden dienden. Judas was een ingewijde, beheerde het geld, was de penningmeester. Wie was Judas Iskariot en wat heeft 'm bezield? Doorzag hij wat hij deed en waar bleef hij nadien? Vier vragen waarop het antwoord vaag blijft. Vragen... Wie was Judas wiens naam synoniem werd voor bloedgeld en verraad? Hij was een zoon van een zekere Simon, afkomstig uit Keriot. Meer weten we niet. Hoe was de jeugd van Judas, hoe waren zijn ouders, had hij broers, zusters, vrienden, vriendinnen? Was Judas als kind al anders, minder open, weinig doorzichtig, 'n beetje sluw?

Zag je ’t aankomen en was eerlijkheid niet zijn favoriete deugd? Lange vingers of heeft de gelegenheid hem tot dief gemaakt? Wat heeft hem bezield? Wat bezielt een mens die een medemens - vriend of niet, - verraadt? Is haat hét juiste woord of liever afgunst, jaloezie? Maar kunnen afgunst en jaloezie zo ver gaan, zo dodelijk ver gaan? Doorzag Judas wat hij deed? Je komt er niet uit, je blijft vragen stellen. Wie zover komt, zo mateloos ver, moet buiten zinnen zijn, buiten zichzelf, ontoerekenbaar, zou je zeggen. Maar Judas bepaalde tevoren de prijs, hij heeft in koelen bloede de plek uitgezocht. En met voorbedachte rade kwam hij tot het systeem van verraad: de Judaskus. Hij had toch op zijn vijf vingers kunnen natellen wat het lot zou zijn van Hem die verraden werd!

Wat Judas deed was zo direct, zo hard, zo pijnlijk hard. Geld, en dan zeg ik, waar je Hem kunt vinden! Met 'n kus heeft hij Hem aangewezen. Hij had met ’n vinger kunnen wijzen, Hij had Hem een duw, een por, een stomp desnoods kunnen geven. Hij had Hem kunnen omschrijven; zo en zo groot, een baard en ogen die door je heen kijken. Hij had Hem zijn naam kunnen laten zeggen. Hij koos voor een kus als aanwijzing en gemener kon het nauwelijks. Je moet een mens nabijkomen om hem te kunnen kussen. Wie gekust wordt, is op verraad niet bedacht. Kussen heeft te maken met houden-van, niet met haten.

Iemand verraden door een kus is de overtreffende trap van vals. Dertig zilverlingen heeft hij ervoor gekregen, bloedgeld. En bloedgeld stinkt, kleeft aan je handen. En zelfs als je het weg smijt, kleeft 't nog, blijft 't stinken. Je raakt 't nooit kwijt, nooit, nooit meer. Een andere uitweg zag hij niet dan een boom en een touw. Hij moet radeloos geweest zijn. De weg van vriendschap tot verraad - hoe kort soms ook - verandert een mens totaal. Liefde en haat, twee uitersten, zijn toch elkaars buren en hij die ertussen woont, raakt vermorzeld, fijngemalen.

Maar een uitweg is er altijd, ook zonder die boom en dat touw. Judas had over de brug moeten komen, ongewapend, met open ogen. Want de brug bleef hangen toen alles viel. Maar zelfs al zou de brug gesprongen zijn, dan nog, dan nog had hij kunnen schreeuwen naar de overkant, schreeuwen desnoods met overslaande stem, dat het zo, zo, allemaal niet bedoeld was. Zo niet. Maar hij koos de boom en het touw. En zijn naam, Judas Iskariot, heeft nooit meer 'n kind gedragen. Nooit meer, Judas...

JEZUS VAN NAZARETH

Jezus van Nazareth

Tegenover hem: Jezus van Nazareth. Na 33 jaar: de doodstraf. Veroordeeld door de landvoogd tot kruisiging in het publiek. Samen met twee ook ter dood veroordeelde moordenaars. 33 jaar is Hij geworden. Je hebt blijkbaar niet veel tijd nodig om iemand te zijn, betekenisvol voor anderen. En dan nog: eerst 30 jaar van stilte, van onbelangrijkheid, onbeduidendheid, onbekendheid, niets zijn. En in al die 30 jaren geen vooroploper, geen meeloper zelfs. Geen spandoekendrager, geen kraker, geen partijman, niet op de barricades, niet in de illegaliteit, geen collaborateur ook. 'n Denker, ja dat zal wel.

Maar wat we weten is weinig. Als Hij ergens in opviel dan was dat in onderdanigheid, tot zijn 30e. Drie jaren zijn het geweest, zesendertig maanden, ruim duizend dagen. Dat is voldoende geweest om deze mens eeuwenlang en nog steeds te doen leven in de harten van miljoenen en miljoenen mensen. Wat was er dan zo verwonderlijk, zo onvergelijkelijk aan deze mens, deze medemens? Het antwoord is even simpel als onbegrijpelijk: Hij was Liefde, leeft uit en van en naar de Liefde, en dat is - zegt Sint Jan - God.

En wij? Zoeken naar ’n antwoord op het mysterie is zoveel gemakkelijker dan consequent nadoen wat Hij voordeed. Want de consequente mens lusten we niet. Die is niet meegaand, niet soepel en beweeglijk, die neemt de zaken te letterlijk, is te weinig genuanceerd. En toch wat die jongeman uit Nazareth destijds zei, is nergens voor variabele uitleg vatbaar, liet het aan duidelijkheid en directheid niets te wensen over. Wie zijn wil zoals Ik, zo heeft Hij gezegd, die moet z'n kruis opnemen en Mij volgen, na-volgen.

Hij heeft veel meer gezegd, hij heeft vooral veel meer gedáán, voor-gedaan, voor-geleefd. Als Hij de barmhartigheid van de Samaritaan prees, dan bleef Hij zelf in barmhartigheid niet achter. Als Hij de zijnen beleerde dan was er nooit tegenspraak tussen wat Hij zei en wat Hij deed. Wat zou Hij in onze tijd gedaan hebben met de honger in de wereld? Met de oorlog in Kosovo? Wat met de vluchtelingen en al die anderen, die alles achter moesten laten om lijf en leven te redden? Wat zou Hij zeggen tegen mensen die winst belangrijker vinden dan het geluk van medemensen? Waarmee zou Hij de mens troosten, die de dood ontmoet heeft in het liefste, dat hij bezat? Zou hij alleen maar woorden gehad hebben?

Het antwoord is bekend: de honger zou Hij niet bestreden hebben met ’n cheque, aftrekbaar voor de belastingen - maar door zijn eigen brood, zijn bezit, zijn hebben en houden, te delen, eerlijk te delen, gewetensvol te delen. Hem was 't ernst. Vanaf die dag op de bruiloft van Kana, waarop Hij zijn moeder liet weten dat zorg om mensen soms zelf de liefde tot haar overstijgt. Tot in die laatste week van zijn leven waarin Hij zich consequent omwille van de liefde liet vernederen en vermoorden. Hij wist dat zijn uur gekomen was en was zich daarvan bewust, stelde een teken: brak het brood en reikte de beker. Blijft dit doen om Mij te herinneren. Hij waste de voeten van zijn leerlingen. Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook jullie zullen doen wat Ik heb gedaan. Wat had-ie nou eigenlijk gedaan, die Jezus van Nazareth? Wat had de gevestigde orde op Hem aan te merken? Hij werd veroordeeld, Hij werd gekruisigd. Het zat er allemaal dik in, tevoren al. Hij moest verdwijnen, weg van het toneel. Ooit gehoord van een advocaat in het proces contra Jezus van Nazareth? Nou dan? Hij werd gekruisigd, zoals er elke dag mensen worden gekruisigd, elke dag gaan er mensen voor de bijl. Elke dag gaan mensen geestelijk of lichamelijk of allebei kapot aan wat anderen hun aandoen. Door gebrek aan waardering, door kleinzieligheid en vitterij, door smerige roddel, door buigen naar boven en trappen naar beneden. Door eerzucht die over lijken gaat, door de greep naar macht, naar bezit, geld, promotie, 'n lintje.

Het doek is gevallen, zoals het dagelijks valt: conform de eis; dat wil zeggen: precies zoals het gepland was. En verder geen geleuter, geen hoger beroep, dat houdt maar op. Jezus van Nazareth, bijna tweeduizend jaar geleden. Ze hebben Hem gehangen aan een kruis. Hij is doodgemarteld, leeggebloed. Maar als ze verwacht hadden dat Hij hen zou vervloeken vanaf zijn kruis, dan hebben ze zich toch in hem vergist. Hij is van hen blijven houden! Zoals Hij houdt van ieder van ons. Judas Iskariot en Jezus van Nazareth: ze houden ons beiden vanavond een spiegel voor.

Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
Augustinuskerk