St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

De titel van de overweging

wonderbaarlijke visvangst

Tijdens het evangelie ruik ik vandaag zelfs de zilte zee, het strand, de netten die wapperen in de wind. De sfeer van ’n vissersdorp. De geur van vis, water, teer en brandhout. Het is bijna een vakantiefoto. Maar ’t verhaal van vanmorgen zou het nooit 2000 jaar hebben uitgehouden, het zou de tijd nooit hebben kunnen trotseren, als er geen verhaal achter het verhaal zou liggen!

Vanmorgen treffen we Jezus aan op het strand, samen met zeven leerlingen. Jezus had ’n houtskoolvuur gemaakt, waarop Hij vis aan het bakken was en brood. En Hij had hen uitgenodigd: komt ontbijten! Ze leerlingen herinnerden zich het Laatste Avondmaal. Toen ging op Witte Donderdag voor de laatste maal het brood en de beker rond. De leerlingen stonden zingend van tafel op. Zelfs zijn waarschuwingen waren ze al vergeten. En voordat de haan driemaal kraaide, hadden de meeste leerlingen Hem al in de steek gelaten.

Nu is Jezus opnieuw samen met zeven leerlingen. Ze weten niet wat ze moeten zeggen. Het gaat immers om een wonderbaarlijke visvangst. Dat hebben we eerder gehoord van andere evangelisten, op andere momenten. Vissers die de hele nacht zwoegen en niets vangen. Jezus die na zijn verrijzenis niet eens herkend wordt. Maar zij vertrouwen in een man die ogenschijnlijk een onbekende is, en die toch zich bezighoudt met het uitdelen van brood en vis. ‘Mijn God, het is de Heer’, zegt een enthousiaste leerling die het ineens door heeft waar het om gaat. ‘Het is de Heer!’ Zij herkennen Hem in het vertrouwen dat Hij uitstraalt, de gastvrijheid om samen te eten. Ze dachten dat het een vreemdeling was, die hem zijn vrienden noemt. Jezus vraagt om wat vis, legt een vuur aan, vraagt om te komen ontbijten, deelt brood uit en vis. ‘Het is de Heer!’ Niemand van de leerlingen durft te vragen wie hij eigenlijk is. Waarom niet? Misschien schamen ze zich uit angst om hem te beledigen misschien? Of zijn ze bang voor 'n tegenvraag? Want stel je voor, dat Hij op zijn beurt vraagt wie zijn jullie?

Soms kom je mensen tegen, bij wie je tot je verbazing merkt: ‘het is de Heer!’ Haar of zijn houding, liefde, tolerantie, oprechtheid lijken dan verdraaid veel op wat Jezus heeft gedaan en gezegd. Johannes merkt op dat het de derde keer is dat Jezus aan de leerlingen verschijnt na zijn dood en verrijzenis. De derde keer! Drie keer is scheepsrecht! Nu moet het onderhand wel voldoende en duidelijk zijn. Nu moeten ze weten wat Jezus navolgen inhoudt. Ook wij moeten nu begrijpen wat het wil zeggen in het voetspoor van de Verrezen Heer te gaan. Wij noemen ons christen. Maar weten we wel wat die naam betekent? Christen-zijn betekent: de Christus navolgen. Het betekent ook: in je leven, je netten op zijn bevel durven uitgooien. Het is niet altijd gemakkelijk om je netten uit te gooien. Vooral als je door verdriet getroffen wordt, en als je maar weinige redenen hebt om je gelukkig te voelen, als je de toekomt donker inziet.

Op zulke momenten heb je meer behoefte aan de Heer die je levensweg verlicht, dan dat je zelf lichtdrager voor anderen kunt zijn. Toch nodigt Jezus ons uit om ook op zulke momenten de netten maar uit te werpen. 153 vissen hebben de zeven leerlingen gevangen. Bijbelgeleerden menen dat ze in de tijd van Jezus op de hoogte waren van het bestaan van 153 vissoorten. Dan zou met deze opmerking bedoeld zijn dat iedereen zich door God mag laten vangen, geen mens uitgezonderd, ook niet de mens die gelouterd is in verdriet. 153 vissen staan voor alle mensen. Dat is ook wat Johannes verder in zijn evangelie vertelt: trekt uit naar de uiteinden van de aarde en doopt hen in de naam van Vader, Zoon en heilige Geest.

Elke week samenkomen om eucharistie te vieren heeft iets van het feest van Witte Donderdag. Met dat laatste avondmaal hadden de leerlingen ook niet zoveel moeite. Maar vanmorgen horen wij hoe de taken worden verdeeld: Petrus krijgt zijn taak en wij onze opdracht om vissers van mensen te worden. Niet om mensen gevangen te nemen, maar om ze warm te maken voor de liefde van de Verrezen Christus. De binding aan Jezus is ook de binding aan de mensen om ons heen. Aan de wonderbaarlijke visvangst gaat er een nacht van eenzaamheid en vertwijfeling vooraf. De hele nacht hebben ze niets gevangen. Ze zijn uitgeput.

Bij het bouwen van de nieuwe aarde zullen ook wij rekening moeten houden met teleurstellingen. Soms zijn er tijden waarin onze netten leeg blijven. We vissen letterlijk achter het net. De leerlingen komen tot de ontdekking dat de vreemdeling Jezus is. Ook wij proberen deze aarde te veranderen op een manier waarop we niet in de gaten hebben dat de Heer naast ons staat om ons te helpen. Petrus trekt het net aan land. Ook als meningen ver uit elkaar lopen, mag het net niet scheuren. Helaas is dat in de geschiedenis te veel gebeurd. Te veel mensen zijn in de loop der tijd uit de boot gevallen. Ook in onze tijd kunnen meningen ver uit elkaar lopen. Telkens dreigt ons net te scheuren: in de kerken. Zelfs tussen de kerken onderling.

Maar ook in onze gezinnen. Kinderen die zich losscheuren van hun ouders, en ouders die zich losscheuren van elkaar. Veel mensen scheuren zich los van de kerk. Maar het evangelie van vanmorgen kan ons leren dat 't net héél kan blijven als wij ons laten leiden door de Geest van Gods liefde. Soms vallen er mensen uit de boot, scheurt het net in tweeën. Maar telkens mogen wij bij God en elkaar terugkomen om vergeving. Dan doen we boete. En dat woord boete stamt ook uit de visserswereld. Als de netten geboet worden, worden de eindjes weer aan elkaar geknoopt. Zo mogen ook wij, als de gaten in ons leven te groot geworden zijn, boetedoen. Dat wil zeggen: wij mogen de eindjes van ons leven weer aan elkaar knopen!

Daarom beginnen we elke viering met een gebed om vergeving. Omdat we weten dat ook wij gebroken mensen zijn. Maar hoe vaak we ook struikelen, God zal voor ons de gaten dichten, zolang wij oprecht staan tegenover Hem, oprecht staan tegen tegenover elkaar en oprecht staan tegenover onszelf.

Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam