St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

De titel van de overweging

Stromend water

Het evangelie vandaag is heel intens: ’Op de laatste en grootste dag van het feest stond Jezus daar en riep met luide stem: als iemand dorst heeft, hij kome tot Mij, wie in Mij gelooft hij drinke! Zoals de Schrift zegt: ‘Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien’.

In het evangelie horen wij dat Jezus zelf een bron van levend water is. In het Pinksterfeest trekken de leerlingen naar buiten. Er worden op die dag duizenden mensen gedoopt. Het is Levend water, in het Latijn zou je het kunnen noemen ‘Fons Vitae’, de waterbron van ons leven. Nou weten we intussen allemaal dat water de oorsprong is van alle leven. Zonder eten kun je wel een tijdje, maar zonder water red je het niet. Maximaal twee dagen kun je zonder water. Daarna begint je lichaam snel uit te drogen. Water spreekt tot onze verbeelding. Zeker in deze dagen, waarop vele dijken moeten worden beschermd tegen het wassende water. Uit voorzorg worden zelfs soms dorpen ontruimd. Water beheerst ons leven. Niet voor niets zijn er zoveel spreekwoorden die met ‘water’ te maken hebben:

Zou kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Water is een eerste levensbehoefte. Dat weet ook de Bijbel. In het boek Numeri (20:2-11), staan de zinnen: ‘Het volk had geen water en stond droog, en de Heer zei tot Mozes: neem uw staf en sla op de rots en gebied hem water te geven. Dan zult u uit die rots water laten stromen en de gemeenschap en vee laten drinken’. En door de Russen zijn in de oorlog hele dorpen en steden zonder water, En weten: we kunnen best ons eten een tijdje laten staan, maar dagelijks zonder water leidt snel tot de ondergang. In de Bijbel hebben ook veel belangrijke ontmoetingen plaatsvinden bij een bron. Hagar (Gen 21:19), Isaäc (Gen.26:18-25), de Israëlieten (Exodus 15:27)

Water schenkt leven, geeft vruchtbaarheid. De Griekse wijsgeer Thales van Milete leerde dat alles wat leeft uit het water tevoorschijn is gekomen. In het water zijn dood en leven elkaar heel nabij. Water kun je ook gebruiken om je schoon te wassen. Als je een moskee of een synagoge ingaat vind je eerst een waterpartij. Want je wilt toch schoon Gods huis binnengaan! En wij hebben achterin de kerk wijwaterbakken hangen. Door de corona konden we daarin geen water gieten. Het was zelfs verboden om in die tijd kinderen te dopen. Weet u het nog dat we vaak een kruisteken maken met het water. We wilden symbolisch rein het huis van God binnen te gaan. Maar het eerste water dat we in ons leven tegenkwamen was het vruchtwater. Geboren worden. Waarom weet ik er eigenlijk niets van? Waarom kan ik alleen maar van anderen horen wat er gebeurd is, toen, op dat eerste beslissende moment van mijn leven? Niets herinner je je van je belangrijkste ogenblik. Waarom mocht ik dat niet weten, niet voelen, niet ervaren? Waarom ben ik er niet bij geweest?

Geboren worden is een blinde vlek in ons geheugen. Het grootste, meest ingrijpende ogenblik van je leven, daar weet je niets van! Je hebt het alleen maar van horen zeggen. En toch, zegt een Chinees spreekwoord: ‘als er een kind geboren wordt, staat de wereld op zijn kop’. Alles staat op zijn kop. Ondersteboven kom je de wereld binnen, duikt erin, kopje onder, letterlijk, en word je opgevangen door mensen die je graag hebben, met open handen. Als een geschenk dat van heel ver komt... Primitieve volkeren, die nog niet zoveel van biologie wisten als wij, hebben altijd gedacht dat de mens zwemmend ter wereld kwam, zwemmend en varend. Je wordt geboren uit het water. Want zij zagen altijd eerst het vruchtwater stromen, de schaal die brak, de stroom die losbarstte, en daarna, daarin, de nieuwe mens. Allerlei culturen hebben aangevoeld dat water de bron van leven is, ook van de mens. De mens die geboren wordt, is een duiker: uit de diepte van de zee kom je proestend en druipend aan het licht, nat van vocht, als een zwemmer die overeind komt uit de oceaan. Je schudt het water van je af, het water van de capsule waarin je negen maanden geleefd hebt, en druipnat betreed je het strand van ons menselijk bestaan. Geboren worden en water horen bij elkaar. Op allerlei manieren. Ons woord geboren worden komt van baren. En misschien - je weet het maar nooit - hangt dat woord samen met het Hebreeuwse woord ‘bara’, dat scheppen betekent.

Dat woord vinden we al terug op de eerste bladzijde van de schrift. In het begin schiep God hemel en aarde, baarde God hemel en aarde. Geboren worden, baren, scheppen, water, ze horen bij elkaar. Niet voor niets hebben allerlei volkeren, het Joodse volk incluis, de geboorte van een nieuw mensenkind gevierd met water. Na de geboorte wordt het spel opnieuw gespeeld. Weer die waterzee in, die bron, die levensfontein. En we tillen het kind weer uit het water, ontvangen het opnieuw, zelf, met heel ons hebben en houwen. Dat bedoelde Jezus toen ook Hij op de vraag van Nicodemus inging: kan een volwassen mens terugkeren in de moederschoot? Jezus zei: ‘elk mens kan opnieuw geboren worden uit Water en heilige Geest’. Ik denk dat dopen zó ontstaan is. Opnieuw geboren laten worden, maar nu willens en wetens. Weer kopje onder, weer die moederschoot in, erin en eruit, badend en proestend en schreeuwend en kleddernat het nieuwe leven binnengetrokken worden. Mensen uit de rivier de Nijl trekken en zeggen: kom maar, ik neem je aan, met huid en haar. De eerste geboorte is van de ouders alleen. Het is hún uur en hún geheim. Maar de tweede geboorte is van ons allemaal. Een kind plonst in ons midden in onze geloofsgemeenschap.

De Bijbel ziet Jezus als een bron van Levend Water. Op de laatste dag van het Loofhuttenfeest zegt Jezus tot Nicodemus: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet opnieuw geboren wordt uit water en de Geest, kan hij het Rijk Gods niet binnengaan” (Joh.3:3-5). In het gesprek van Jezus met de Samaritaanse vrouw bij de put van Jacob benadrukt Jezus het verschil tussen gewoon water, als het water uit de Jacobsput, en het water dat Hij geven zal. Wie gewoon water drinkt, krijgt weer tot dorst, maar het Water dat Ik u geven zal, Maar wie van het water drinkt dat Ik hem zal geven, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer; integendeel, het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een waterbron worden, opborrelend tot eeuwig leven”(Joh.4-7-14).

En de wijze Ambrosius spreekt over het water als het genademiddel van Christus. Hij schrijft: ‘In dit water is het Begin en het Einde, veel meer nog, het bewerkt dat wij geen Einde kennen’. Om Jezus’ woorden te verstaan, moeten we misschien een beetje dorst hebben, verlangen naar Levend Water. Kennen we deze dorst? We weten uit ervaring wel wat een feest kan zijn, als na een periode van grote droogte de hemel zich opent en het water bij bakken naar beneden komt. Kinderen willen dan naar buiten om in de regenplassen te spelen. Mensen en ook de aarde hebben dorst, maar Jezus doelt met dorst toch vooral op geloofsdorst. ‘Zoals een hert reikhalst naar levend water, zo wil ik met heel mijn wezen naar U toe. ‘Ik dorst naar God, de levende God’, zingt psalm 42 om deze dorst is het Jezus te doen. In Jezus’ beleving was het geloof opgedroogd, maar hoe levend is ons geloof, hoe bezield is onze kerk. Goed geloven vraagt, ook in deze Pinksterdagen, om een hevige dorst naar God!

Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam