St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

De titel van de overweging

Drie-eenheid

In 1985 was paus Johannes Paulus II te gast in Nederland. Ik heb de hele week daar vanuit de KRO/RKK-radio alle vieringen verzorgd. Zo was ik ook op 14 mei 1985 aanwezig bij het bezoek van de paus bij het vliegveld Beek-Maastricht. In Maastricht probeerde de paus toen iets uit te leggen over het mysterie van de heilige Drie-eenheid, over hoe dat nou zat tussen die drie personen, Vader, Zoon en Geest.

Gerard Reve, die voor deze gelegenheid als verslaggever van het NRC optrad, schreef toen: ‘De heilige vader begon een betoog over de relaties tussen de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Maar hij vond dat nogal ingewikkeld en slaapverwekkend. Waar ging het eigenlijk over? Zat iemand er mee? Hadden die drie dan soms bonje gehad?’ De gelegenheidsverslaggever gaf precies aan wat velen van ons ervaren bij het feest van de Drie-eenheid. We beleven dit als een ‘hoogfeest’ – een feest dat zich boven in het hoofd van de theologen en kerkleiders afspeelt. Met ons geloof en ons leven lijkt het weinig te maken hebben. Het lijkt inderdaad ver weg, maar toch: als je door de ingewikkelde formule van het dogma heen kijkt – drie personen toch één God, en één Zoon met twee naturen, maar één wezen.

Als je daar doorheen kunt kijken en ziet wat in dit oude dogma uitgedrukt wil worden - dan is het toch een mooi feest! Het is een feest, waarmee we vieren dat God een Geheim is, zo groot, zo vol, zo diep, dat het ons leven, onze geschiedenis helemaal omgeeft. Een geheimvolle Werkelijkheid, waarin we kunnen rusten, waaraan we ons kunnen toevertrouwen. Ongetwijfeld belijden wij in de heilige Drie-eenheid een diepe waarheid, maar toch: raakt het ons nog wel écht? Wie van ons heeft van de week gedacht: lekker nog twee nachtjes slapen en dan vieren we 't feest van de heilige Drie-eenheid! Heeft Gods naam ons écht weleens bij de keel gegrepen? Zijn al die woorden die wij over God uitspreken en al die beelden die wij voor God gebruiken weleens op ons afgekomen met al hun vlammende kracht?

We moeten niet te gemakkelijk over God praten, alsof we Hem zo goed zouden kennen.
De Joden, in hun wijsheid, zeggen de naam van God nooit hardop, want zij weten dat God de Onuitsprekelijke is. De Moslims hebben een kralensnoer met 99 kralen. 99 namen voor God. De 100e kraal is de ontbrekende kraal, dat is dan de onbekende naam van God. De ontbrekende schakel om God te kennen is niet een mens die hoog van de toren blaast en zegt: Ik zal jou wel precies uitleggen hoe God er uitziet. Jezus zei trouwens ook wie God was. Hij deed dat niet in mooie woorden en geleerde formules, Hij was iemand die tússen de mensen ging staan en leefde vanuit de liefde. Dat maakte Hem kwetsbaar en klein, ten dode toe. Hij leefde niet alleen vanuit de liefde, Hij werd de liefde zelf. De mensen om Hem heen hoorde je denken: Hij is sprekend God. Een Romeins soldaat komt later onder het kruis tot de belijdenis: "Deze is waarlijk de Zoon van God".

Jezus zal zijn leerlingen de Drie-eenheid wel nooit van buiten hebben laten leren. Maar de leerlingen hebben wél aan Jezus gemerkt dat er een Vader was in God, want Jezus raakte nooit uitgepraat over zijn vader. Zij hebben ook ondervonden, toen Jezus weg was, dat de Geest van Jezus op een hele bijzondere manier bij hen was. Sinds Jezus mogen we God ‘Vader’ noemen. In het Hebreeuws betekent dat woordje vader ‘Abba’. Abba is een kinderwoord. Joodse kinderen riepen Abba als ze verdriet hadden, als ze hulp nodig hadden. Kinderen hebben het woordje Abba gestameld bij vader op schoot. Abba is een kinderwoord, simpel en heel gewoon. Jezus heeft het zelf ook van straat opgepikt. De kinderen riepen het overal. Jezus heeft het Zélf geroepen, Abba. Het woord Abba riep in Jezus' tijd een sfeer van vertrouwen op. Het gaat dan over: ‘thuis zijn, je thuis voelen, erbij horen, de deur staat altijd open, je bent welkom, je kunt binnenkomen zonder kloppen, schuif maar aan, er is genoeg.

In de naam van Abba, Jezus' Vader, wilde Jezus met ons omgaan als broer en zus, willen we elkaar opbouwen, niet afbreken, niet afschrijven. Abba-zeggen is: een broer willen zijn, een zus. Maar dan voor iedereen! Ook in Jezus' tijd zagen we mensen vaak niet staan. Publieke vrouwen werden gemeden als de pest, tollenaars werden veracht en melaatsen buitengesloten. Vrouwen hadden weinig in te brengen, kinderen helemaal niets. Buitenlanders waren niet welkom. Samaritanen ging men zorgvuldig uit de weg. Met andere woorden: een tijd als de onze! Een tijd waarin bepaalde mensen gemeden werden als de pest. Jezus nam daar geen genoegen mee. Hij zei Abba bij het leven. Maria Magdalena haalde Hij weer in de kring, evenals Zacheüs, de tollenaar. Melaatsen raakte Hij aan en genas ze. Vrouwen werden volwaardig lid van de kring van leerlingen. Hij genas het kind van een Romeins officier, van een vijand nog wel! Hij sprak bij de bron met een Samaritaanse, een vrouw, een publieke nog wel, en bovendien een gastarbeidster! Zo werd Abba (Vader) vlees en bloed in het leven van Jezus. Dat Abba gebeuren mag, vlees en bloed mag worden in ons eigen leven.

Wie het Onze Vader bidt, drukt daarmee de hoop uit dat Abba werkelijkheid wordt in zijn of haar leven. Jezus kwam niet uitgesproken over Abba, over zijn Vader. En wat de heilige Geest betreft: het zou zonder die Geest een dooie boel zijn, want waar vind je leven dan bij de Geest die levend maakt? We zouden geen greintje troost vinden bij ons verdriet, als die Geest er niet was. De Geest, van wie Jezus zei dat Hij de Trooster is. Jezus belooft ons een Helper te sturen. Die Geest maakt mensen tot kinderen van God. Hij brengt ons met God in relatie. Als wij leven in de Geest van Jezus, dan hebben wij een goede geest.

Rond de heilige Geest cirkelen de zeven woorden die ons leven tot een feest kunnen maken: liefde, trouw, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, zachtheid en ingetogenheid. De Geest van God is de ziel van ons gelovig bestaan. Als ik mensen doop, doe ik dat in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Als ik de ziekenzalving toedien, het huwelijk van twee mensen inzegen, gebeurt dat in de naam van de Vader, Zoon en heilige Geest. Als ik jongens en meisjes mag vormen, doe ik dat in de Naam van de Drie-eenheid. En als we een kruisteken maken - misschien doet u dat nog bij het opstaan en slapengaan, of voor en na het eten - dan drukken wij daarmee uit dat we ons leven toevertrouwen aan de Drie-ene God.

We moeten de ‘Drie-eenheid’ kinderen niet van buiten laten leren. Als Jezus ons de opdracht geeft om deze wereld meer te maken tot de wereld van God, dan moeten wij Jezus' leermethode gebruiken. Dan moeten wij net als Jezus de liefde van de Vader zichtbaar maken, en de hulp van de Geest tastbaar.
Het kruisteken - in de naam van de Vader, Zoon en heilige Geest - geeft aan dat wij ons hele leven willen stellen onder de bescherming van God.

Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam