St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

De titel van de overweging

H. Augustinus

Vaak praten we over God, maar weet iemand van ons wel hoe God er uitziet? Heeft iemand God ooit gezien? Van de Romeinse keizer Trajanus wordt verteld dat hij eens tegen de Joodse rabbi Jozua zei: ‘Als die God er is, in wie u zegt te geloven, laat hem mij dan zien’, waarop rabbi Jozua de keizer vroeg eens naar de zon te kijken. Trajanus antwoordde dat zijn ogen verblind zouden worden als hij recht in de zon zou kijken. ‘Maar de zon’, zei Jozua, ‘is slechts een werkstuk van God. Als het zien daarvan uw ogen zou verblinden, hoeveel te meer zou het zien van de Schepper van hemel en aarde, u ver­blinden’. ‘Niemand heeft God ooit gezien’. Maar we komen God op het spoor waar wij elkaar de hand reiken en elkaar uit het hart gegrepen zijn, waar we leven van de liefde. Als het om de liefde gaat… Jezus leefde van Liefde. Daarom durft Hij ook te zeggen: ‘wie Mij (aan het werk) gezien heeft, die heeft (het gezicht van) de Vader gezien’ (Joh.14:9). In Jezus en zijn Liefde komen we in de Liefde het gezicht van de Vader op het spoor, want God is Liefde. Augustinus heeft deze liefde ook zelf doorleefd, een liefde waarin hij ons rijkelijk wil laten delen. En deze Liefde staat vandaag centraal op ons Augustinusfeest.

Over het woord liefde raken we nooit uitgepraat. Het zet mensen in voor en vlam. Een van de kinderen, 10 jaar oud, zei eens tegen me: ‘Ik heb een nieuwe vriendin’ ‘Zo’, zei ik, ‘is het je eerste vriendin’ ‘Nee’ zei hij’, ‘ik daarvoor nog twee vriendinnen gehad: Judith en Babet.’ Ik zei: ‘nou, kies je elke keer weer een nieuwe vriendin?’ ‘Ja’, zei het joch, ‘maar als ik achttien ben krijg ik een vriendin die dan m’n laatste is. Met haar trouw ik en dan blijven we altijd samen!’. Na zo’n gesprek denk ik: je kunt wel zien dat we in het jaar 2022 leven. Kinderen praten wat gemakkelijker dan vroeger, en hoe klein ze ook zijn, al heel vroeg vinden ze het op de basisschool heel gewoon ‘op iemand te zijn’. Toen een van mijn neefjes klein was zei hij tegen me: ‘ik heb een vriendin. Ze heet Moniek, wij zijn vrienden’. Ik zei: ‘weet Moniek dat ook?’ ‘Nee, nog niet’, zei hij toen, want ik moet het nog aan haar vragen of ze m’n vriendin wil zijn’. Nee als het over liefde gaat, is het zelfs al voor kleine kinderen een hot item.

En wat betekent het woord Liefde voor volwassenen? Misschien mag ik dat beantwoorden met een tegenvraag: ‘wanneer begint voor u de dag eigenlijk?’ Daar zijn veel antwoorden op mogelijk. Voor de een begint de dag 's morgens vroeg al om halfvijf, de ander wrijft pas tegen tien uur de slaap uit zijn ogen. Voor de een begint de dag veel te vroeg, voor iemand die zwaar in de zorgen zit of ziek is, duurt de nacht veel te lang. Wanneer begint de nieuwe dag? Dat vroeg ook eens een Joodse rabbi (leraar) aan zijn leerlingen: ‘Wanneer begint de dag eigenlijk? Een leerling antwoordde: ‘als ik een terebinth en een palmboom uit elkaar kan houden.’ ‘Dat is niet voldoende’, zei de rabbi. ‘Misschien begint het dag te worden als ik een herdershond van een zwart schaap kan onderscheiden’, zei een andere leerling. ‘

Ook dat is niet voldoende’, zei de rabbi: ‘want de nieuwe dag breekt pas écht aan wanneer je in het gezicht van een mens je het gelaat van je broeder of zuster kunt onderscheiden. Dan is het pas écht dag geworden. Dan gaat pas écht de zon op! Deze wijze les hebben wij meegekregen van de Joodse filosoof Martin Buber. Hij zegt: misschien begint de dag pas écht, wanneer we elkaar een morgenkus hebben gegeven, of wanneer een vader of moeder hun kinderen over de haren strijken. Misschien begint de dag pas écht, wanneer wij elkaar 's morgens vroeg een goede morgen toe­wensen. De dag begint eigenlijk pas echt waar liefde een kans krijgt.

De wonderlijke kracht van de liefde. Het kan ook een dramatisch wonder zijn. Als je staat bij een sterfbed en als je ziet hoe partners in stilte - want woorden spelen nauwelijks een rol in de liefde - elkaars hand vasthouden totdat de ander verdwenen is achter de horizon. Een laatste kus, een arm wordt gestreeld, soms een kreet, een naam die wordt gestameld, een laatste oogopslag. Het zijn kostbare momenten die je een leven lang bij blijven. Woorden en gebaren die ons helpen om verder te leven. Daarom is het zo pijnlijk, als mensen plotseling sterven in het verkeer. Dat slaat een geweldig gat in je leven. Want dat laatste gebaar, die laatste groet, het is het laatste wat je als mens prijsgeeft. Het is een woord, een gebaar, zonder opsmuk, zonder verraad. Je hebt immer niets meer te verliezen. Toneelspel is volkomen overbodig. Je hoeft niets meer op te houden.

Een oud Latijnse kerklied zingt: ‘Ubi Caritas et Amor, Deus ibi est’ - waar vriendschap heerst en liefde, daar is God! Gods liefde is grenzeloos. En hoe zit het met onze liefde? Is onze liefde soms niet te veel begrensd? Maar liefde kent toch geen grenzen. Als het om de liefde gaat, kiezen we soms al te gemakkelijk voor degenen die vlak bij ons wonen. Dagelijks ontmoeten we veel mensen. Sommige mensen mogen we graag, anderen helemaal niet. En weer anderen laten ons helemaal koud. Jezus zegt ons dat zijn Vader in zijn Liefde onbegrensd is, grenzeloos dus. In de Liefde liggen er voor Jezus geen scheidingslijnen tussen mensen. Liefde voor mensen met wie je samenleeft, maar ook liefde voor de mensen die met miljoenen hun land moesten verlaten omdat hun land verscheurd wordt door oorlogen, terrorisme en hongersnood.

Jezus gaat zelfs een stap verder, zelfs zo ver dat Hij zegt: ‘Heb zelfs je vijanden lief’. Als wij met iemand ruzie hebben, doen we voor elkaar deuren op slot en denken heel negatief over de ander. Maar soms denk ik ‘als je helemaal niets meer goed bij een ander weet te ontdekken, dan is er iets met jezelf aan de hand! Want geen enkel mens kan helemaal verkeerd zijn, helemaal fout of helemaal stom. Allemaal zijn we geschapen naar God Beeld en Gelijkenis’. Jezus geeft ons vandaag een wijze les: Als het om de Liefde gaat en die Liefde is verdwenen, maak je dan niet druk om de splinter te ontdekken in de ogen van een ander, want het zou weleens kunnen zijn dat er in jouw oog ook een balk zit!

Tussen mijn boeken staat een boekje met een spreuk voor elke dag, geïnspireerd door de H. Augustinus. Het boekje heet: ‘Eert in elkander God’. Daar kwam ik o.a. de volgende spreuk tegen: ‘We kunnen wel roepen tot God, maar als het gebed enkel bestaat uit een stemoefening zonder dat het hart op de liefde van God gericht is, wie twijfelt er dan aan dat dit tijdverlies is?’

De reden waarom Augustinus belangrijk voor mij blijft is omdat hij in liefde een echte bruggenbouwer was, een pleitbezorger van Pax et Concordia, vrede en harmonie, een promotor van de eenheid in de Kerk. Dat deed Augustinus met alle mogelijke middelen: reizen, debatten, concilies, preken en geschriften. In 2001 noemde de president van Algerije in zijn rede Augustinus ‘een grote zoon van Algerije’. Augustinus is dus een Algerijn (en zeker geen chagrijn!) Hij bouwde bruggen tussen de twee Middellandse Zeekusten. Veel tegenstellingen heeft hij overbrugd. De heilige Augustinus schreef enkele van zijn mooiste pagina’s uit de theologie, terwijl in dezelfde tijd de stad Hippo werd belegerd. Augustinus was een man-van-de-daad, die ook de zorg op zich nam voor de vluchtelingen van de oorlog. Als Augustinus het begrip ‘brug’ hanteert in verband met de Kerk, dan roept hij meteen ook het beeld van de afgrond op.

Augustinus, de bruggenbouwer. En daarbij denken we aan een brug die gespannen is over een diep ravijn. Vanuit de afgrond van het kwaad schreeuwt de mens om vergeving en barmhartigheid. Die brug is er, ook in onze tijd, ook voor hen die na ons komen. En Augustinus zegt in zijn preek over psalm 60: ‘Wees niet jaloers op al diegenen die na jou moeten komen in de loop der jaren. En, als je zelf de brug gepasseerd bent, wil dan je brug van barmhartigheid dan niet afbreken. De brug naar God en de brug naar elkaar moet voor hem altijd overeind blijven’. (Preek palm 60)

Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam