St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

De titel van de overweging

Gij zult de Heer uw God liefhebben met geheel je hart, heel je ziel en heel je verstand. gij zult uw naaste liefhebben als uzelf

Nadat de farizeeën, de Herodianen en de sadduceeën op Jezus hebben afgestuurd, zonder resultaat, komen ze zelf naar voren. Een van hen, een wetgeleerde, stelt nu een vraag: in de boeken van Mozes heeft men 613 wetten of geboden geteld, maar hoe kan je daarmee omgaan?

Er werd wel meer gezocht naar een handige regel om je ge­drag daarna te richten. Hoe ziet Jezus dat? Hij verwijst naar het dubbelgebod van de liefde. Hij was niet de enige en ook niet de eerste die dat deed. Want je kunt God niet beminnen, als je mensen om je heen laat vallen. Je kunt niet echt van mensen houden als je in hen God niet ziet. Als je echt van iemand houdt zal je weinig problemen hebben. God is geen strenge wetgever, geen moralist die vit op al die kleinigheden.

God is een Vader die van zijn kinderen houdt en kinderen die van God houden. Van God houden en van je naasten houden zijn die twee geboden. Ze worden niet versmolten, maar staan naast elkaar. Toch kan het ene niet zonder het andere, ze zijn aan elkaar gelijkwaardig. God beminnen met alles wat je in je hebt, kan rijkelijk abstract blijven of zich beperken tot een reeks liturgische of rituele praktijken. God is immers niet zichtbaar. Je ontmoet Hem niet rechtstreeks. Hoe zou je dan van Hem kunnen houden? Je naaste ontmoet je wel. Het scheppingsverhaal van Genesis zegt dat hij of zij ‘beeld van God is’. Als je je naaste echt ziet, dan zie je God. Je zou misschien kunnen zeggen: God wordt van zijn sokkel (op veilige afstand van ons) gehaald en tussen medemensen in gezet. Dat geeft Hem een menselijk gezicht. In het gelaat van die ander doet God een appel op ons, ook om die concrete naaste te dienen. Daardoor is van de ene kant de afstand tussen ons en God minder veilig; van de ander kant wordt God er ook kwetsbaarder door. Als wij de concrete mensen niet zien staan, is God daaraan overgeleverd en beschikt Hij niet over andere manieren om ons aan te spreken.

Misschien begint elke dag pas écht, wanneer wij elkaar 's morgens vroeg een goede morgen toewensen. De dag begint waar liefde een kans krijgt. Dat zegt het evangelie vanmorgen ook: het voor­naamste gebod in de Wet: ‘Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand, en gij zult uw naasten beminnen als u zelf’. Aan deze twee geboden hangt heel De Wet en de Profeten’ (Matteüs 22:37-40). Evenals de vorige zondagen zitten we bij het evangelie midden in een stevige discussie tussen Jezus en de Farizeeën en Sadduceeën. Het is de derde discussie en gaat over de kern van Wet en Profeten. Jezus zal zeggen dat elke wet onder het primaat staat van de liefde tot God en tot de mensen om je heen.

Van de vele geboden schuift Jezus dus twee geboden vooruit: de liefde tot God en het gebod van de liefde voor de naaste, maar wie is die man of vrouw waar je eigenlijk niets mee hebt? Ik denk dan bijvoorbeeld aan een vreemdeling die we niet slecht moeten behandelen en zijn leven niet moeilijk moeten maken (want je hebt zelf als vreemdeling in Egypte gewoond). Vreemdelingen moeten opgevangen worden en met zorg omringd worden. Dat is een dure, maar ook hartverwarmende plicht voor ieder die zijn antenne op God heeft gericht. En we mogen vandaag onszelf afvragen in hoeverre wij gelovig illegaal bezig zijn als we asielzoekers, vluchtelingen met welke status dan ook de deur wijzen. Maar Jezus gaat nog veel verder en daarin staat hij geworteld in de joodse traditie. Vreemdelingen, weduwen en wezen waren altijd al de troetelkinderen van de Eeuwige; die mocht je niet te na komen zonder woede van hun beschermer over je af te roepen.

In het evangelieverhaal van vandaag staan wetgeleerden en Jezus niet zo lijnrecht tegenover elkaar. De woorden die Matteüs vandaag in de mond legt, liggen in gebed, in oude rabbijnse uitspraken, zoals: ‘Weest barmhartig gelijk uw vader barmhartig is.’ De kern van Jezus’ boodschap ligt vervat in de oude, maar tegelijk zo lastige altijd weer nieuwe wetgeving van Mozes: ‘God liefhebben met heel je hart, heel je ziel en heel je vermogen, dat is het eerste gebod’. En daarna gelijk het tweede – maar geen tweederangs gebod: ‘Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf’. Aan die twee regels hangt heel de wet en alles wat Schriftgeleerden, theologen en kerkbestuurders nog kunnen uitdokteren.

Jezus was opgegroeid met de gelovige overtuiging dat je je naaste lief moest hebben, want wat jou niet lief is moet je ook aan een andere niet doen. Als we dat weten, is de vraag van de wetgeleerden wel gerechtvaardigd. Door de bomen zie je het bos niet meer. Dan komt de vraag boven drijven: ‘Vertel me eens waar je in het leven op aankomt!’ Jezus geeft een direct antwoord: ‘God, je naaste en jezelf: ze staan op één rij!’ Misschien weet je het nog uit je eigen jeugd: kinderen die door iedereen werden gepest. Het waren altijd de zelfden. Ze stonden in 'n hoekje van de speelplaats. Dan konden de klappen maar van één kant komen.

Sommigen hielden het niet meer uit en gingen naar een andere school. Dat wilde weleens helpen. Ze waren daar geen buitenbeentje meer. Hoe gingen ze zich daar gedragen? Op twee manieren: de een werd zelf een pester, alsof dat pijnlijk stukje uit zijn verleden ten koste van alles moest worden verdrongen. Een ander had haar les geleerd: ze deed een ander nooit meer aan wat haar zelf was overkomen. Ze was behandeld als een vreemde in Egypte en wilde dat weten ook. De God van Israël, woord van de Schrift, kiest partij voor de zwakkeren. Hij zegt: ‘als hun tranen naar boven komen, zal Ik gehoor geven!". Tranen over zoveel plekken in de wereld van vandaag. Tranen over de Gazastrook, tranen over Oekraïne, tranen over Amsterdam. God komt de zwakkeren te hulp, en altijd in concrete mensen van vlees en bloed - ons vlees en bloed?

God morrelt aan de deur van ons geweten waar we carrière proberen te maken over de ruggen van zwakkeren heen. Sommige mensen kiezen alleen voor mensen die dichtbij hen wonen. Vreemdelingen zijn te ver van hun bed. Goed, de naastenliefde moet érgens beginnen. Maar kan liefde voor mensen wel zo selectief en begrensd zijn? Anderen kiezen met grote gedrevenheid voor mensen ver weg. Ze zeggen: hier hebben we het goed. Mijn aandacht gaat uit naar de mensen aan de andere kant van de wereld. Waarom zou de liefde zo selectief zijn, dat ze op haar tocht door de wereld goede mensen overslaat? Het heeft geen zin het ‘Onze Vader’ te bidden, als we elkaar geen vergiffenis schenken. God en naasten horen bij elkaar. Wat is het voornaamste gebod: God of de mensen om je heen? Jezus geeft weer een eenvoudig, maar verbluf­fend antwoord: de namen van je naasten en de naam van God horen bij elkaar. De twee geboden stonden al in de Schrift, maar ze stonden elk op 'n aparte bladzijde. Het is voor Jezus als met twee klapdeuren: God en naaste, beiden geven ze toegang tot de hemel op aarde!

Ambro Bakker s.m.a.