St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

De titel van de overweging

Dienend leiderschap

Het kerkelijk jaar is bijna ten einde. De verhalen worden elke zondag indringender. Vanmorgen horen we over Jezus' laatste confrontatie met zijn tegenstanders voor Hij door hen wordt gearresteerd en ter dood wordt veroordeeld. De vraag die aan Jezus gesteld wordt is essentieel: ‘Jezus, wat is het voornaamste gebod, waar draait het nu allemaal om in ons geloof en in ons het leven?’ Het antwoord van Jezus is eenvoudig en verbluffend: het gaat om geloof, hoop en liefde. De rest is allemaal bijzaak!

Iedereen die met kerkelijk gezag bekleed is, mag zich vandaag ook aangesproken voelen. En ook de burgerlijke autoriteiten op alle niveaus, maar van hoog tot laag. Veel betekent dat woord ‘dienaren’, dat een wereld oproept, wanneer Jezus vandaag een warm pleidooi houdt. Gezagsdragers, zegt hij, moeten er wel op toezien, dat hun status, hun waardigheid gegrond is op echte toewijding aan de mensen die onder hen gesteld zijn. Gezagsvolle woorden en handelingen zijn alleen dan waardig, als ze mensen niet willen dwingen, maar dienen. Leiders en voorgangers, moeten richting geven, de weg wijzen, altijd en in alle opzichten ten dienste van hun volgelingen. En wie voorgaat is verantwoordelijk voor wat hij of zij zegt en dien overeen­komstig doet.

Daarover heeft de profeet Maleachi vandaag een hard woordje te spreken met de geestelijke leiding van zijn dagen: ‘Jullie zijn zelf van de geloofsweg afgeweken’. Noem je dat nou ‘gezag uitoefenen?’. Ze doen zelf niet wat ze aanprijzen, ze zijn belust op uiterlijk eerbetoon en ze willen dat hun gezag erkend wordt. Vanuit deze negatieve beschrijving komen richtlijnen tevoorschijn voor de gezagdragers in de nieuwe religieuze gemeenschap. Als mensen samen op weg gaan, zal er altijd organisatie nodig zijn; zonder structuren is de samenleving onmogelijk. Ook wie gezag moet opnemen, mag zich niet boven de anderen plaatsen. Allen zijn leerlingen en broeders en zusters onder elkaar. Dit is geen pleidooi voor democratie, op welke wijze dat ook begrepen wordt.

De christelijke gemeenschap heeft andere wetmatigheden dan een burgerlijke samenleving. Jezus geeft een vandaag een paar duidelijke richtlijnen voor de leiders in de geloofsgemeenschap. Vooreerst moeten de gezagsdragers zelf voorgaan op de weg die zij aan anderen voorhouden. Allen samen staan ze in het spoor van Jezus van Nazareth. Het evangelie moet dus al gestalte gekregen hebben in het leven van de christen vooraleer deze in gezag kan worden gesteld. Vervolgens moet men zich klein durven maken, zich klein weten, om in de kerk een functie te kunnen opnemen. De gemeenschap komt op de eerste plaats: binnen die gemeenschap priesters en leken, diakens en religieuzen verantwoordelijkheid opnemen in het besef dat ze beter moeten zijn en niet hogergeplaatst dan je zusters en broeders naast je. Zo is immers Jezus zelf op deze wijze voorgegaan.

In onze tijd zijn de verwijten van Jezus nog goed inpasbaar. Velen hebben de kerk de rug toegekeerd, omdat ze een te groot contrast zagen tussen woorden en daden. En van de pastoor zeggen ze dat hij eerst zelf maar eens moet doen wat hij zelf preekt. Wij leven in een tijd, waarin de kerk niet meer wordt herkend aan de hoogte van haar kerktorens, maar aan het aantal mensen die haar in liefde willen dragen. De nadruk ligt niet op het kerkgebouw, maar op het samen-kerk willen zijn, op de gemeenschap, op Gods-Volk-onderweg. Je bent niet groot door het feit dat je een leidinggevende positie inneemt. Je bent niet groot, omdat je met je ellebogen werkt en over de rug van een ander naar boven klimt. Je bent alleen maar groot, als je je durft in te zetten voor degenen die je nodig hebben. De daad bij het woord voegen - daar gaat het om!

Ouders laten hun kinderen de eerste communie doen en blijven vervolgens weg. Leraren vragen aan hun leerlingen dat zij zich voor 100% inzetten, en zelf nemen ze hun taak wat te gemakkelijk op. Politici spreken over ‘burgerzin’, en zoeken zelf naar de mazen van de wet, zoeken een uitweg om onder de belasting uit te komen. Priesters spreken van soberheid en evangelisch leven en vergeten daarin vaak zelf het voorbeeld te geven. Daarom zegt Jezus: ‘Gij moet u geen Rabbi laten noemen’. Dat is geen aanslag op het wettig gezag, maar een aansporing om voor elkaar de zware taak wat lichter te maken. Wie verantwoordelijkheid draagt, mag weten dat hij niet zijn eigen volmaaktheid hoeft te vertegenwoordigen, maar de volmaaktheid van de Vader, die in de hemel is. Je hoeft je zelf niet te blijven verdedigen, maar de wil van God moet gedaan worden. Je hoeft je zelf geen perfectie aan te meten die alleen aan God toekomt. De oordeelvellers, de statusgevoeligen, de ogendienaars, de preciezen, de mooipraters, de morele betweters:

  1. Ze verkondigen andermans goede ideeën, alleen als de baas in de buurt is;
  2. Ze worden heel ijverig als er wat te halen valt;
  3. Ze veranderen van toon en mening als er door iemand van de staf wordt meegeluisterd;
  4. Ze zijn grappig ten koste van anderen, belust op applaus weten ze te scoren op het juiste moment;
  5. Op recepties blijven ze niet eens onopgemerkt;
  6. Ze lopen voor de camera en belangrijke gezelschap;
  7. In de wandelgangen zijn ze nadrukkelijk aanwezig, bedreven in de lobby om een hogere salarisschaal, een betere functie.

Als mensen hoeven wij niet op onze tenen te lopen. We mogen struikelen, als we elkaar maar weer op de been helpen. Je eigen zwakheid kennen en je in alle eerlijkheid niet beter voordoen dan je bent. Gods woord verkondigen, maar er ook naar leven. Elkaar niet te zware lasten opleggen. Anderen niet veroordelen, omdat zij even zwak zijn als wijzelf. Met elkaar omgaan, ongewapend, en met open handen en zonder verborgen agenda's. Onze handen gebruiken, niet om te slaan en te duwen, maar om elkaar te strelen en lief te hebben. Handen uit de mouwen steken, als iemand in nood is. Met gebaren vullen we aan, waar woorden te kort schieten. Soms maak je vuile handen. Handen kunnen zwaar worden van schuld en onmacht. Je zou ze schoon willen wassen, maar waarmee? Maar handen worden wat schoner, als we geloven metterdaad. Niet alleen leven van de krachtige en bevrijdende woorden van Jezus, maar er ook naar leven. Monden en handen zouden wat meer in elkaars verlengde moeten liggen. Dan zou deze wereld er anders, zelfs beter uitzien.

Het zou de aarde meer maken tot de aarde, zoals God die bedoeld heeft in den beginne: Gods eigen speeltuin, waarin wij elkaar niet meer aftroeven, maar waarin wij met elkaar - ongedwongen en ongewapend - en met open handen -het spel van de liefde spelen!

Ambro Bakker s.m.a.